Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Regering van de kerk - Vorm"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.

Boek VII - Hoofdstuk 1 De aard van de kerk

1.26Zesde vraag: is de gereformeerde kerk scheurziek, omdat zij zich van de roomse kerk afgescheiden heeft?

Men vraagt ten zesde: is de gereformeerde kerk scheurziek, omdat zij zich van de roomse kerk afgescheiden heeft? 

Het gevoelen van de pausgezinden

De pausgezinden bevestigen dit, uit liefde voor zichzelf en uit haat tegen ons. 

Het gevoelen van de gereformeerden

De gereformeerden ontkennen dit, want:

  1. Een scheuring ofwel afscheiding wordt niet berispelijk dan alleen van de ware kerk. Wij hebben in de vorige paragraaf aangetoond dat de roomse kerk dat niet is. 

  2. Zij zijn uitgegaan op Gods bevel, zowel in het algemeen (2 Kor. 6:17; 1 Joh. 5:20; 2 Joh. vers 10) als in het bijzonder (Openb. 18:4). 

  3. Zij zijn uitgegaan naar de voorbeelden van Christus en de apostelen, die zich van de synagoge der Joden afgescheiden hebben, door een gelijke reden aangespoord.

  4. Zij zijn niet zozeer uit eigen beweging uitgegaan, als wel door de paus met bliksems van excommunicaties, ja, zelfs ook bijna met vuur uitgeworpen. 

  5. De roomse kerk volhardt hardnekkig door haar gronddwalingen, afgoderijen en misbruiken niet alleen vast te houden en voor te staan, maar ook door degenen die haar overtuigden en waarschuwden, de allerwreedste vervolgingen aan te doen. 

Ook kunnen de pausgezinden ten gunste van de lasteringen die zij tegen de gereformeerde kerk als scheurziek uitbraken, niets anders voorwenden dan die bastaardkentekenen waarmee zij de waarheid van hun kerk trachten te verdedigen en die wij elders zullen onderzoeken. 

Naar paragraaf

Boek VII - Hoofdstuk 2 De dienaren van de kerk

2.1Vier middelen voor de toepassing – het eerste middel is de kerkelijke bediening

Wij hebben het voorwerp van de toepassing [van de verlossing], namelijk de kerk, gehad. Nu volgen de middelen waardoor zij:

  1. Vergaderd wordt tot het geloof door de bediening van het Woord.

  2. Wanneer ze vergaderd is, bevestigd wordt door het gebruik van de kerkelijke zegels.

  3. Versterkt en beveiligd wordt tegen ergernissen door de kerkelijke tucht.

  4. Bestuurd en geregeerd wordt door de kerkelijke regering. 

Over de bijzonderheden hiervan zal het elk in het bijzonder gaan. 

De beschouwing van het eerste middel ofwel van de kerkelijke bediening zullen wij gronden op de woorden van de apostel in Efeze 4:11-13

Naar paragraaf

Boek VII - Hoofdstuk 7 De regering van de kerk

7.3Er is in de kerk een zekere bijzondere regering, onderscheiden van de burgerlijke

Uit dit alles volgt dat er door Goddelijke instelling in de kerk een zekere bijzondere regering is, onderscheiden van de burgerlijke regering. Want omdat, volgens algemene overeenstemming, ieder gezelschap een regering vereist, door middel waarvan het in stand blijft, en omdat de kerk een gezelschap is, heeft ze ongetwijfeld haar eigen bijzondere regering. 

Deze regering wordt in de Schrift te kennen gegeven door:

  • κυβερνήσεις, ‘regeringen’, ‘besturingen’ (1 Kor. 12:28), met een beeldspraak die is ontleend aan de schepen, die door de κυβερνήται, ‘stuurlieden’, met het κυβέρνησις, ‘roer’, de haven in bestuurd worden (vgl. Hand. 27:11; Openb. 18:17). 

  • Sleutels (Matth. 16:19), מַפְתֵּחַ (maftēaḥ), die een macht betekenen om naar vereis van zaken iemand in een huis toe te laten of uit te sluiten (vgl. Jes. 22:23 met Jes. 9:6). Hierover is in het vorige hoofdstuk gehandeld. 

Ook wordt ze door de godgeleerden meermalen een ‘kerkelijke politie’ genoemd. 

Ten opzichte van de zaak zelf is deze regering niets anders dan: Een oefening van de geestelijke macht, die door Christus het Hoofd is afgeleid op de leiders van de kerk, door Hem aangesteld, om daardoor de leer, de dienst en de tucht van de kerk te besturen tot Gods eer en tot stichting van de kerk. 

Naar paragraaf

7.12Ten achtste: wat de vorm van de kerkelijke regering is

Uit wat tot nu toe gezegd is, zult u gemakkelijk begrijpen wat de vorm* van de kerkelijke regering is, namelijk:

  • Niet een monarchale regering, die zou berusten bij één zeker mens, ten minste als er een bedienende regering bedoeld wordt.

  • Niet een democratische regering, die zou toekomen aan allen en eenieder lid van een zekere vergadering, hetzij zonder enig presbyterium op een gelijke wijze, hetzij met haar presbyterium op een ongelijke wijze.

  • Maar als het ware een aristocratische regering, die aan de leiders van de kerk toekomt, vergaderd in een presbyterium. Hierover hebben wij in hoofdstuk 2 meer gezegd en misschien zullen wij in het weerleggende deel nog meer zeggen. 

Naar paragraaf