Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Heerlijkmaking - Dwalingen

 

Gekoppelde paragrafen met "Heerlijkmaking - Dwalingen"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.

Boek VI - Hoofdstuk 9 De heerlijkmaking

9.18Eerste vraag: kan iemand die verheerlijkt zal worden en waarlijk in de staat der genade overgebracht is, daaruit geheel en definitief uitvallen?

Men vraagt ten eerste: kunnen degenen die verheerlijkt zullen worden en waarlijk in de staat der genade overgebracht zijn, daaruit óf geheel óf definitief uitvallen?

Het gevoelen van verschillende partijen

De pelagianen en de pelagiaansgezinden, de socinianen, de arminianen en de pausgezinden antwoorden hier bevestigend op, enkel uit het vooroordeel van een vrije, onverschillige* en onafhankelijke wil, die elk uur kan veranderen. 

De lutheranen erkennen dat een mens onfeilbaar verzekerd kan zijn van zijn zaligheid en stellen in dit vertrouwen de zaligmakende daad van het geloof. Toch zeggen zij – ik weet niet met welk oogmerk –dat een ware gelovige geheel kan afvallen, hoewel niet definitief. Echter zijn er onder hen ook genoeg die zeggen dat hij tevens definitief kan afvallen.

Het gevoelen van de gereformeerden

De gereformeerden erkennen dat een ware gelovige in vele opzichten kan afvallen, zoals wij in § 7 verklaard hebben. Ook erkennen zij dat een ware gelovige, in zichzelf en zijn eigen krachten aangemerkt, geheel en definitief zou kunnen afvallen. Toch ontkennen zij standvastig dat een ware gelovige geheel en definitief kan afvallen, vanwege de genade der Goddelijke bewaring en vanwege het onsterfelijke zaad der genade, dat in de wedergeboorte ontvangen is. 

De gronden van het ontkennende gevoelen

De fundamenten van dit gevoelen hebben wij in § 7 genoemd, waaraan wij er nog enkele toevoegen:

  1. Degenen die waarlijk in de staat der genade overgebracht zijn, zijn uitverkoren (Ef. 1:4; Rom. 8:29,30). De zodanigen kunnen niet geheel en definitief afvallen (Matth. 24:24; Rom. 11:7; 2 Tim. 2:18,19; Ps. 37:23,24). 

  2. Zij zijn wedergeboren uit een onvergankelijk en onverderfelijk zaad (1 Petr. 1:23,25).

  3. Zij zijn onberouwelijk geroepen (Rom. 11:24).

  4. Zij zijn zo volkomen gerechtvaardigd (Rom. 8:1), dat God hun zonden niet meer wil gedenken (Jer. 31:34; Micha 7:18,19).

  5. Omwille van de voorbidding van Christus bewaart God hen allen zo nauwkeurig dat niemand van hen verloren gaat (Joh. 17:2,12,19,20; Joh. 10:28,29; 1 Petr. 1:5; Luk. 22:32).

  6. Bijgevolg volharden zij in de gemeenschap van de kerk (1 Joh. 2:19).

  7. Hierom wordt gezegd dat zij, die uit God geboren zijn, niet kunnen zondigen (1 Joh. 3:9; 1 Joh. 5:18), namelijk tot de dood toe (1 Joh. 5:16), daar zij door Gods genade vóór hun dood zeker hersteld worden (Ps. 37:34; Spr. 24:16). 

Antwoord op tegenwerpingen

De tegenpartijen brengen hier echter het volgende tegen in:

Tegenwerping 1. Zij kunnen uitgedelgd worden uit het boek des levens (Ex. 32:32; Ps. 69:29; Openb. 22:19). 

Antwoord. Uit het boek van dit leven ofwel uit de naamrol van degenen die hier leven. Of zij kunnen ook uitgedelgd worden uit het boek van de kerk (en dit wil Mozes liever dan dat de gehele kerk uitgedelgd wordt, Ex. 32:32). Dit wordt ook wel ‘uitgeroeid worden uit zijn volken’ genoemd (Ex. 30:33,38; Lev. 7:25,27). Maar zij kunnen niet uitgedelgd worden uit het boek van het toekomstige leven (zie hierover Filipp. 3:3; Luk. 10:20; Jes. 4:3; Dan. 12:1).

Tegenwerping 2. De rechtvaardigen kunnen afvallen en verloren gaan (Ez. 18:24-26). 

Antwoord. 

  1. Het is een voorwaardelijke voorstelling, die alleen het verband van iets wat voorafgaat met iets wat volgt, maar niet de uitkomst te kennen geeft.

  2. Zij kunnen uitvallen uit de wettische gerechtigheid, die alleen in uitwendige* dingen zichtbaar is. Een zodanige gerechtigheid schrijft de apostel aan zichzelf toe toen hij nog een farizeeër was (Filipp. 3:5,6), en daarop steunden de toehoorders van Ezechiël (Ez. 33:13).

Tegenwerping 3. Velen geloven voor een tijd, en vallen naderhand af (Matth. 13:21). 

Antwoord. Dat zijn tijdgelovigen, die in de tekst van de ware gelovigen onderscheiden worden (vers 21,23). 

Tegenwerping 4. Ware gelovigen vallen niet alleen in afschuwelijke zonden, maar kunnen daarin ook verloren gaan (Hebr. 6:4-8; Hebr. 10:26-29).

Antwoord. Deze teksten spreken over degenen die in de zonde tegen de Heilige Geest vallen (Hebr. 10:29), die in de uitverkorenen en de ware gelovigen niet kan voorkomen (1 Joh. 3:9; 1 Joh. 5:18).

Tegenwerping 5. Zij kunnen ‘den Heere, Die hen gekocht heeft’, verloochenen (2 Petr. 2:1).

Antwoord. Hier worden niet de zodanigen bedoeld die Christus met Zijn bloed gekocht heeft, maar de zodanigen die God, als een δεσπότης, ‘Heere in Zijn huisgezin’, door de verkondiging van het Evangelie voor Zichzelf zonder enig bloed van Zijn Zoon in zoverre verkregen heeft, dat zij door een uitwendige belijdenis Hem aangenomen hebben. In zoverre wordt ook gezegd dat zij ‘door de kennis van ... Jezus Christus de besmettingen der wereld ontvloden zijn’ (2 Petr. 2:20,21).

Tegenwerping 6. Er zijn voorbeelden van een zodanige afval voorhanden, in David (2 Sam. 11:12), in Sálomo (1 Kon. 11:1,2), in Hymenéüs, Filétus, Alexander (1 Tim. 1:18-20; 2 Tim. 2:17,18) en in Demas (2 Tim. 4:10). 

Antwoord. Óf zij zijn geen ware gelovigen geweest, zoals Hymenéüs, Filétus en Alexander en misschien ook Demas, als zij geheel afgevallen zijn (1 Joh. 2:19), óf zij zijn niet geheel afgevallen, zoals David en Sálomo (Ps. 51:13).

Tegenwerping 7. Een ontwijfelbare volharding maakt de vermaningen, de beloften, de bedreigingen en de gehele kracht van de kerkelijke bediening krachteloos, ja, ook de zorg en de ijver om te volharden.

Antwoord. Ze neemt dit alles niet weg. Want ware gelovigen weten dat God door vermaningen, beloften en bedreigingen, door de kerkelijke bediening en door godvruchtige zorgen en bekommeringen hen wil bewaren (Filipp. 2:12,13).

Naar paragraaf