Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Roeping - Doel"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.

Boek VI - Hoofdstuk 2 De roeping

2.13De doeleinden van de roeping

Aan het doeleinde van de aanbieding kan gedacht worden ten aanzien van:

  1. Het werk ofwel de roeping. Dit doeleinde is uit zichzelf geen ander dan de toepassing van de verlossing ofwel de zaligheid zelf van de geroepene (Filipp. 3:14; Rom. 8:30), hoewel het accidenteel* soms ook is om de geroepene zonder verontschuldiging te stellen, en een des te zwaardere verdoemenis ([Rom. 1:20; Rom. 2:1] Matth. 22:3-5 e.v.; Matth. 23:37-39; Spr. 1:20-30; Luk. 12:48). 

  2. De Werker ofwel Roepende. Men merkt op dat dit doeleinde verscheiden is, namelijk:

    • Het algemene doeleinde, om de geroepenen te verplichten tot gehoorzaamheid ofwel aanneming. Dit is het doeleinde van alle Goddelijke geboden (1 Thess. 4:3,4).

    • Het bijzondere doeleinde, om de geroepenen die niet gehoorzamen, zonder verontschuldiging te stellen (Rom. 1:20,32, vgl. met 2:1,2,4).

    • Soms, om de geroepenen door een zekere algemene genade te brengen tot kennis van de waarheid en een uitwendige belijdenis daarvan (Matth. 13:5,20,21; Matth. 7:21,22; 1 Petr. 2:1).

    • Soms, om de geroepenen te brengen tot een echte gehoorzaamheid en een dadelijke* aangrijping van de Verlosser en de verlossing (1 Petr. 2:9; Rom. 8:30). 

Uit wat gezegd is, blijkt dat de roeping, als men op de bedoeling (intentie) van de Roepende ziet, altijd krachtdadig is en altijd bereikt wat zij bedoelt (Jes. 55:11; 2 Kor. 2:15,16), aangezien de almachtige en volmaakt gelukzalige God Zijn doeleinde altijd bereikt (Jes. 45:23; Ps. 115:3). Want hoewel de roeping zelf haar natuurlijke doeleinde niet altijd bereikt, namelijk de gehoorzaamheid van de geroepene, zo loopt echter de Roepende Zijn bedoeling nooit mis. Ook blijkt hieruit in welke zin de godgeleerden dikwijls een ‘onkrachtdadige roeping’ leren. 

Naar paragraaf