Klik op één
van de segmenten!
Wedergeboorte - Verstand
Gekoppelde paragrafen met "Wedergeboorte - Verstand"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.
Boek VI - Hoofdstuk 3 De wedergeboorte
3.14De wedergeboorte van het verstand
Dat geestelijke leven, dat de gehele wedergeborene en al zijn delen en capaciteiten,* en elk daarvan in het bijzonder, vormt en levend maakt, neemt naar die verscheiden capaciteiten ook verscheiden namen aan.
Voor zover het geestelijke leven in het verstand is, wordt het genoemd:
Een ‘nieuwe geest’ (vgl. Ef. 4:23; Rom. 12:2).
Een geestelijk ‘licht’ (Ef. 5:8).
De schenking van dat licht door de wedergeboorte: een ‘verlichting’ (Ef. 1:18; 2 Kor. 4:6).
De verlichten: ‘kinderen des lichts’ (Luk. 16:8; Ef. 5:8; 1 Thess. 5:5)
Die ‘wandelen in het licht des Heeren’ (Jes. 2:5), welk licht ‘kennis der heerlijkheid Gods’ schenkt, ‘in het aangezicht van Jezus Christus’ (2 Kor. 4:6; Kol. 3:10).
De zaligmakende ‘kennis’ van God (Joh. 17:3) en van de Middelaar (Jes. 53:11).
Dat geestelijke licht nu vervult:
De eenvoudige* bevatting of waarneming van de te wederbaren mensen (1 Kor. 2:14,15), waardoor zij de geestelijke dingen kennen en begrijpen, niet alleen theoretisch, met betrekking tot het ware, maar ook praktisch, met betrekking tot het goede.
Hun oordeel (1 Kor. 2:14,15), waardoor de wedergeborenen aangaande de goedheid van de geestelijke dingen uitspraak doen, niet alleen in de thesis,* wat geestelijk goed is in het denkbeeld,* maar ook in de hypothesis, wat voor hen, hier en nu, nadat alles overwogen is wat overwogen moet worden, goed en voordelig is (Ps. 73:28).
Ondertussen moet deze zaligmakende verlichting zorgvuldig onderscheiden worden van de verlichting der algemene roeping (Hebr. 6:4), waardoor het geestelijke licht veeleer aangeboden dan geschonken wordt (Joh. 1:5). Of, indien er ook enig licht geschonken wordt door een inwendige roeping (Num. 24:3,4):
Dan is het enkel theoretisch, zodat het alleen de erkentenis en belijdenis van de waarheid afdwingt (Matth. 7:21,22; Rom. 2:17-23).
- Of als het ook praktisch is, dan stelt het alleen in de thesis ofwel in het algemeen de goedheid van de gekende waarheid aan het verstand voor (Matth. 13:20,21; Hebr. 6:4), maar niet in de hypothesis, zodat het liefde voor de waarheid verwekt (1 Thess. 2:19) of tot gehoorzaamheid aan haar overhaalt, om in haar te wandelen (Gal. 2:14; Gal. 3:1). Nee, veeleer houdt zulk licht de waarheid in ongerechtigheid ten onder (Rom. 1:18).