Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Dienaren - Nieuwe Testament"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.

Boek VII - Hoofdstuk 2 De dienaren van de kerk

2.15De buitengewone dienaars van het Nieuwe Testament

Hert Nieuwe Testament heeft tot buitengewone dienaars gehad:

  1. Johannes de Doper.

  2. De apostelen.

  3. De profeten en de profetessen.

  4. De evangelisten.

Ten eerste: Johannes de Doper

Johannes de Doper was van een priesterlijk geslacht, geboren uit vader Zacharías en moeder Elisabet, beiden bejaard (Luk. 1:5,6). Hij heeft beide bedieningen, van de oude en de nieuwe bedeling,* samengevoegd door de oude bedeling te besluiten (Matth. 11:9-13) en de nieuwe te beginnen. Hij was beloofd als de mystieke* Elía en is als de voorloper van de Messías (Jes. 40:3; Mal. 4:5) tegenwoordig gesteld (Matth. 11:14; Luk. 1:17; Matth. 3:3). Hij is voor de Messías uit gelopen en heeft voor Hem de weg bereid, door:

  • De prediking van de boetvaardigheid (Matth. 3:1,2).

  • De Doop, waardoor hij de zijnen in de eerste gemeenschap van de christelijke kerk binnenliet, evenals de Joden hun proselieten door hen af te wassen in hun gemeenschap toelieten. Deze Doop, voor zover hij door Johannes bediend is, schijnt niet de hoedanigheid van een gewone Doop gehad te hebben, ten minste niet van een algemeen sacrament (welke hoedanigheid de Doop pas na de opstanding van Christus verkregen schijnt te hebben, Matth. 28:19). Toch is hij van hetzelfde wezen* en tevens van hetzelfde gezag als deze Doop geweest, hoewel hij iets anders was, en wel vooral hierin, dat hij van degenen die gedoopt zouden worden, het geloof eiste in de Messías Die nu ingewijd zou worden en zou verlossen (Matth. 3:11; Hand. 19:4). Hierover elders meer.

  • Het allerdoorluchtigste getuigenis dat hij van de tegenwoordig zijnde Messías gegeven heeft (Joh. 1:17,33; Matth. 3:11). 

Naar paragraaf

2.28Eerste vraag: worden de kerkelijke dienaars met recht clerici genoemd?

Men vraagt ten eerste: worden de dienaars van de kerk met recht onderscheiden van het volk door de benaming clerici (geestelijken) en laici (leken)?

Het gevoelen van de pausgezinden

Deze benaming, die met Tertullianus begonnen is, wordt door de pausgezinden gretig overgenomen, om voor hun mispriesters enige waardigheid en autoriteit na te jagen (want het betekent κλῆρος [kleros], ‘lot’, ‘erfdeel’, namelijk: van de Heere), waardoor zij uiteindelijk tot het pausschap gekomen zijn. 

Het gevoelen van de gereformeerden

De gereformeerden stellen dat deze benaming ongepast is, want:

  1. Ze is niet alleen in de Heilige Schrift, maar ook in de eerste twee eeuwen van het christendom geheel en al onbekend geweest.

  2. De apostel eigent het oorspronkelijke woord aan de gehele kerk toe (1 Petr. 5:3; vgl. Jer. 12:10,14).

  3. Ze neigt tot verachting van het kerkvolk.

  4. Ze strekt tot trotsheid en hoogmoed van de dienaars. 

Antwoord op tegenwerpingen

Bellarminus voert ten gunste van de pausgezinden niets anders aan dan het volgende:

Tegenwerping 1. Jeremía 12: ‘Hun cleri zullen hun niet voordelig zijn’, met een zinspeling op vers 13.

Antwoord. In de grondtekst staat niets dergelijks, ja, zelfs niet in de Vulgaat.

Tegenwerping 2. Numeri 16:13, waar Dathan en Abíram protesteerden tegen de priesters van het Oude Testament.

Antwoord. Dat ging niet over de naam, maar over het priesterlijke ambt.

Tegenwerping 3. Enkele kerkvaders.

Antwoord. Hij brengt niemand naar voren die geleefd heeft vóór Tertullianus en vóór de derde eeuw. 

Naar paragraaf

2.33Zesde vraag: wordt de bediening met recht onderscheiden in orden en waardigheden?

Men vraagt ten zesde: wordt de kerkelijke bediening onder het Nieuwe Testament met recht onderscheiden in orden en waardigheden? En de orden op hun beurt in mindere orden: ostiariussen (deurwachters), acolieten (misdienaars), lectors (lezers) en exorcisten (duiveluitbanners), en hogere orden: subdiakenen, diakenen en priesters, zowel wereldlijke als reguliere? En de waardigheden in bisschoppen, metropolitanen, patriarchen, kardinalen en de paus?

Het gevoelen van de pausgezinden

De pausgezinden bevestigen dit, ten gunste van de pauselijke monarchie, die niet anders dan door deze pijlers kan bestaan. 

Het gevoelen van de protestanten

De protestanten ontkennen dit, want:

  1. Er zijn onder deze zeven orden ten minste vijf orden die (wat de pausgezinden zelf erkennen) in de Heilige Schrift geen uitdrukkelijke vermelding hebben. Zie Vincent Filliucci in Morales quaestiones de Christianis officiis, et casibus conscientiae (Zedenkundige vragen over de plichten der christenen, en over gewetensgevallen), verhandeling 9, hoofdstuk 1. Ook hebben ze in de eerste kerk niet plaatsgehad, volgens het getuigenis van Wilhelmus Durandus in Rationale Divinorum officiorum (De theorie van de Goddelijke ambten), boek 2, hoofdstuk 1). Hetzelfde geldt voor de waardigheden van metropolitanen, patriarchen, kardinalen en pausen.

    Het volgende blijft echter staan:

    • Alle dienaars moeten door Christus aangesteld worden in de kerk (1 Kor. 12:28; Ef. 4:11), insgelijks door de Heilige Geest (Hand. 13:2; Hand. 20:28).

    • Zij moeten ook met de noodzakelijke gaven door de Heilige Geest toegerust worden (1 Kor. 12:4).

    • Zij moeten bedieningen aanvaarden die rechtstreeks van de Heere Christus afhangen (1 Kor. 12:5). 

  2. Bijgevolg zondigen de pausgezinden tegen God, tegen Christus en tegen de Heilige Geest, wanneer zij zich niet ontzien Hun plaats en troon in te nemen. Bovendien doen zij die menselijke schepselen zelf onrecht aan, wanneer zij degenen die van alle bekwame capaciteiten* en de hoop op de Goddelijke zegen verstoken zijn, als het ware met afgehouwen voeten tot zware werkzaamheden aandrijven. Ja, zij doen ook de kerk onrecht aan, terwijl zij zodanige bedieningen aanstellen die én voor de kerk onnuttig zijn én voor hun Heere onaangenaam zijn, zoals Guilielmus Amesius zegt in Bellarminus enervatus (Bellarminus ontkracht), deel II, boek 3, hoofdstuk 3.

  3. Deze hele menigte van orden ziet nergens anders op dan op de afgodische dienst van de mis.

  4. Deze verdeling vooronderstelt dat een bisschop volgens Goddelijk recht onderscheiden is van een ouderling, ja, boven hem. Dit zullen wij iets verderop uitvoerig weerleggen. 

Ook ondernemen de pausgezinden niets uit de Schrift ten gunste van die verzonnen vijf orden, en ook niet ten gunste van de waardigheden van aartsbisschoppen, patriarchen en kardinalen. En wat zij uit de oudheid voor sommige ervan bijbrengen, is zo mager dat het niet verdient weerlegd te worden. 

Naar paragraaf