Klik op één
van de segmenten!
Roeping - Universeel
Gekoppelde paragrafen met "Roeping - Universeel"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.
Boek VI - Hoofdstuk 2 De roeping
2.15Er is een drieërlei roeping – ten eerste: een universele roeping
Wat de verdeling aangaat, er kan beslist een drieërlei roeping geteld worden.
Er is ten eerste een universele roeping. Daardoor, middels de verkondiging van de natuur, worden alle mensen die hun verstand hebben, genodigd tot God als hun Schepper, Die zij moeten erkennen, vrezen en eren, en Wiens bevelen zij gehoorzaam moeten zijn (Rom. 1:19-21; Hand. 14:16,17; Hand. 17:27; Ps. 19:2).
Hoewel deze roeping van nature de geroepenen tot gehoorzaamheid verplicht, verkrijgt ze toch dikwijls haar gehoorzaamheid niet, omdat ze ook gericht wordt tot degenen die in zonden dood zijn. Ze kan nergens anders toe strekken dan om de geroepenen zonder verontschuldiging te stellen, opdat hun de mond gestopt worde (Rom. 3:19) en zij eenmaal voor Gods rechterstoel zullen erkennen om welke oorzaken zij veroordeeld worden. Of, áls ze nog iets meer bedoelt en verkrijgt, zo is het niets anders dan dat de uiterste barbaarsheid, die alle menselijkheid uitsluit, van de heidenen geweerd zal worden.
Men moet er echter op letten dat deze verkondiging van de natuur slechts heel oneigenlijk* en meerduidig* een ‘roeping’ genoemd wordt, omdat ze niet met zoveel woorden een plicht voorschrijft, maar alleen vooronderstelt dat deze door het redelijke schepsel uit Gods werken afgeleid zal worden. Daarom moet deze roeping op geen enkele wijze vereenzelvigd worden met de roeping waardoor de Verlosser en het deelgenootschap aan de verlossing aangeboden worden om aangenomen te worden. Deze laatste roeping is nu alleen het onderwerp van onze beschouwing en overweging.
2.18Eerste vraag: is de roeping tot de Verlosser en de verlossing universeel?
Men vraagt ten eerste: is de roeping tot de Verlosser en tot de verlossing universeel?
Het gevoelen van verschillende partijen
De pelagianen en de pelagiaansgezinden, de socinianen, de arminianen, de pausgezinden en de lutheranen antwoorden hier bevestigend op. Zij doen dit om des te gemakkelijker een universele genade en verlossing te verdedigen, die zonder een universele roeping niet kan plaatshebben; en ook om de krachtdadigheid van de roeping te doen afhangen van de vrije wil.
Diegenen uit de gereformeerden, die een universele voorwerpelijke* genade voorstaan (hoewel met een verschillend oogmerk en met verschillende hypotheses), antwoorden hier eveneens bevestigend op.
Het algemene gevoelen van de gereformeerden
Hoewel het algemene gevoelen van de gereformeerden enige universele algemene roeping tot God als Schepper toestaat, en hoewel het insgelijks een algemene roeping tot de Verlosser toestaat, ontkent het standvastig een universele roeping.
Dit zijn hun argumenten:
Uitdrukkelijk in strijd is met de Schrift (Ps. 147:19,20; Hand. 14:16; Rom. 16:25,26; Ef. 3:8,9), volgens welke Schriftplaatsen onder het Oude Testament alle naties die van de Joden onderscheiden waren, uitgesloten waren van de roeping, ook zelfs van een uitwendige.
Onder het Nieuwe Testament heeft de Zaligmaker verboden om vóór Zijn opstanding het Evangelie te brengen buiten het Joodse land (Matth. 10:5).
Ook zelfs na Christus’ hemelvaart heeft de Heilige Geest dit aan Paulus verboden en belet (Hand. 16:6).
Het is door de ervaring zelf allerduidelijkst dat er zeer veel naties gevonden worden die niet het minste van de Verlosser en de verlossing gehoord hebben.
De hypotheses van een universele genade en van een vrije wil, waaraan een universele roeping dienstbaar moet zijn en waarop zij gebouwd wordt, zijn ijdel en wankel.
Antwoord op tegenwerpingen
Het bevestigende gevoelen heeft niets wat het met ook maar enige schijn van waarheid kan voortbrengen dan het volgende:
Tegenwerping 1. De roeping schijnt soms tot alle mensen uitgestrekt te worden (Tit. 2:11; 1 Tim. 2:4; Kol. 1:6; Mark. 16:15).
Antwoord. Dat is: tot allerlei soort van mensen (Openb. 5:8), nergens tot allen en eenieder.
Tegenwerping 2. De prediking van de natuur strekt zich uit tot alle mensen (Ps. 19:3-5; Rom. 1:19-21; Rom. 2:14,15; Hand. 14:17; Hand. 17:27).
Antwoord. Wij hebben erkend dat er door de prediking van de natuur een universele roeping is tot God als Schepper (Hand. 17:27), hoewel oneigenlijk* zo genoemd. Maar de vraag is of de roeping door de prediking van het geopenbaarde Woord ofwel van het Evangelie tot de Verlosser en het deelgenootschap aan de verlossing universeel is. Dit zeggen de aangevoerde Schriftplaatsen echter niet.
Tegenwerping 3. Ook zelfs in de heidenen en in anderen die verloren gaan, worden vele en uitmuntende gaven gezien.
Antwoord. Die betreffen wel een algemene genade, maar geenszins óf een universele genade, óf een universele roeping, omdat die gaven niet in allen en eenieder voorkomen en geen algemene roeping bewijzen.