Klik op één
van de segmenten!
Heiligmaking - Noodzaak
Gekoppelde paragrafen met "Heiligmaking - Noodzaak"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.
Boek VI - Hoofdstuk 8 De heiligmaking
8.18De noodzakelijkheid van de heiligmaking en de goede werken
Van de heiligmaking en de heiligheid, die wij tot hiertoe afgeschilderd hebben in de deugd en de goede werken, moeten vooral drie hoedanigheden opgemerkt worden.
De eerste hoedanigheid van de heiligheid is haar noodzakelijkheid (Hebr. 10:36), waarvan wij de gronden al in § 4 aangewezen hebben. Deze noodzakelijkheid nu is tweeledig:
Er is een noodzakelijkheid van heiligheid als Gods bevel en onafwijsbare wil (1 Thess. 4:3; Lev. 11:46; Lev. 19:2; Lev. 20:7; 1 Petr. 1:14-16; Matth. 5:16,48).
Er is een noodzakelijkheid van heiligheid als middel:
Zeker niet omdat de heiligheid en de oefening van goede werken ons het recht op het eeuwige leven bereidt. Want wij worden om niet gerechtvaardigd, zonder de werken (Rom. 8:24,28).
Ook niet omdat ze het eeuwige leven zelf door haar uitwerking schenkt. Want dit wordt aan Christus alleen toegeschreven (2 Tim. 4:7-8).
Maar omdat ze, volgens de wil van God, tot de bezitting van het eeuwige leven vooraf vereist wordt (Hebr. 12:14), en als het ware de weg is die volkomen zeker daarheen leidt (Jes. 21:21; Matth. 7:12-14).
Hierom worden Gods geboden steeds Zijn ‘wegen’ genoemd (Ps. 25:10), en wordt een leven naar die geboden een ‘wandelen’ in de ‘wegen’ des HEEREN genoemd (o.a. Deut. 8:6; Joz. 22:5; 2 Kon. 2:3). Namelijk omdat een zodanige wandel ten leven leidt (Spr. 11:19; Spr. 12:28).