Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Mediteren"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.

Boek I - Hoofdstuk 2 De Heilige Schrift

2.73Achtste gebruik: het overdenken van Gods Woord

Het achtste gebruik van deze zaak betreft de meditatie of overdenking van Gods Woord. Hierover zullen wij des te uitvoeriger zijn, omdat onze praktikale schrijvers daarover óf zeldzamer te vinden zijn, óf het korter behandelen. 

Het hele stuk is in deze vier delen begrepen:

De inhoud van het overdenken

De Heilige Schrift is gewoon de overdenking op twee manieren uit te drukken:

  1.  Soms met oneigenlijke* en overdrachtelijke benamingen, bijvoorbeeld:

    • ‘Herkauwen’, wat een eigenschap van de reine dieren was (Deut. 14:6).

    • Het gehoorde woord ‘opeten’ (Jer. 15:16: Ez. 3:1-3; Openb. 10:9). 

  2. Soms met meer eigenlijke uitdrukkingen, bijvoorbeeld:

    • Overdenken (Ps. 1:2).

    • Onderzoeken (Joh. 5:39; Ps. 78:7).

    • Overleggen in het hart, συμβάλλω (Luk. 2:19).

    • Overleggen, διαλογίζομαι (Luk. 1:29; vgl. Ps. 19:15; Ps. 49:4; Ps. 119:97,99). 

Wij vatten het woord hier niet in de allernauwste zin op, voor zover het onderscheiden wordt van denken, overwegen, beschouwen, enzovoort, maar in een ruimere zin, dat al die dingen tegelijk betekent. 

Overdenking is dus bij ons niets anders dan: Een vaste, gevestigde en gezette werkzaamheid en opwekking van alle vermogens van de ziel, met het doel om niet alleen de echte zin van Gods Woord in ons verstand te verkrijgen, maar ook de kracht daarvan in ons hart te ondervinden.

Zij wordt een ‘werkzaamheid en opwekking van de vermogens van de ziel’ genoemd, dat wil zeggen: als het ware een oproeping en aanwending van verstand, wil en aandoeningen* voor dit of dat voorwerp. 

Deze oproeping en aanwending is niet oppervlakkig en vluchtig, maar ‘vast’ en bezadigd. Daardoor woont het Woord als het ware in ons (Kol. 3:16). 

Het ‘doel’ en oogmerk is tweeërlei:

  1. Om de ware en echte zin van het Woord te verkrijgen in ons verstand. Zodanig is gewoonlijk de overdenking van studenten, die er alleen toe strekt om de zin te verstaan. 

  2. Om de kracht en uitwerking van het begrepen Woord te ondervinden in het hart, en om vruchten voort te brengen (Luk. 8:15). 

Dit is de algemene beschrijving van deze overdenking, maar zij omvat in het bijzonder:

  • Een bewaren in het geheugen van het gehoorde en gelezen Woord (Luk. 2:19; Spr. 2:1; Ps. 119:11; Pred. 9:10), en een terugdenken eraan (Deut. 4:39; Mal. 4:4). 

  • Een onderzoek en toetsing daarover, hetzij bij zichzelf door alleenspraken (Luk. 2:19), hetzij met anderen (Deut. 6:6,7; Deut. 11:18,19; Luk. 24:14,15,17). 

  • Een onderscheiden opmerking, overweging en toepassing van de afzonderlijke deeltjes, omdat wij uit de afzonderlijke deeltjes van Gods Woord, als uit vezeltjes en adertjes, als het ware het diepste wezen (quintessentia) voor ons zuigen en halen. Zo dienen specerijen goed gewreven te worden, opdat de geur en reuk daaruit ontsnapt. 

Naar paragraaf