Klik op één
van de segmenten!
Heilig Avondmaal - Praktijk
Gekoppelde paragrafen met "Heilig Avondmaal - Praktijk"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.
Boek VII - Hoofdstuk 5 De sacramenten van de voeding
5.13De personen die omtrent het Heilig Avondmaal bezig zijn
De personen die omtrent het Heilig Avondmaal bezig zijn, zijn deze:
De Zaligmaker Jezus Zelf, als de Auteur en de Insteller. Daarom wordt het steeds ‘des Heeren Avondmaal’ genoemd (1 Kor. 10:20,23,26,27,29).
De apostelen en alle gewone dienaars, als bedienaars, die van Christus de macht om te bedienen ontvangen hebben (1 Kor. 11:23), en het hierom ook bediend hebben (1 Kor. 11:26). Maar niet allerlei particuliere personen zonder ambt, zoals de socinianen stellen, tot kleinachting van het sacrament (alsof daarin geen verborgenheid was). Laat staan vrouwen, zoals Episcopius met de socinianen meent. Want het is een sacrament, een teken en een zegel van het genadeverbond, dat alleen bediend moet worden door degenen die hiertoe als uitdelers der verborgenheden Gods zijn aangesteld (1 Kor. 4:1).
De communicanten zijn:
In het eerste Avondmaal alle apostelen geweest, Judas alleen uitgezonderd. Hij is immers vóór het ingestelde Avondmaal, nadat hij de ingedoopte bete ontvangen had (die ongetwijfeld op de heilige plechtigheden van het pascha, maar niet op het Heilig Avondmaal ziet) en door Christus aan zichzelf ontdekt was, ‘terstond uitgegaan’ (Joh. 13:26, vgl. met vers 30; Mark. 14:20). Ondertussen zijn allen het erover eens dat het gebruik van het Heilig Avondmaal op de paasplechtigheden gevolgd is (Matth. 26:17,18, vgl. met vers 26; Mark. 14:14,20, vgl. met vers 22,23).
Hiermee is niet in strijd dat in Lukas 22:21 na het bediende Avondmaal gezegd wordt: ‘Doch zie, de hand desgenen die Mij verraadt, is met Mij aan de tafel.’ Want een omzetting van de in het Heilig Avondmaal gebeurde zaken is bij de evangelisten niet ongewoon. Vergelijk Matthéüs 26 en Markus 14:22-23, waar het zegenen van het brood verhaald wordt vóór het zegenen van de drinkbeker, met Lukas 22:17-19, waar het zegenen van de wijn verhaald wordt vóór het zegenen van het brood. Dat er een zodanige omzetting van de historie, waardoor na het Avondmaal verhaald wordt wat vóór het Avondmaal geschied is (Luk. 22:21), noodzakelijk moet worden toegelaten, blijkt ook zelfs hieruit, dat Matthéüs de woorden: ‘De hand ... is met Mij aan de tafel’, uitlegt met: ‘Die de hand met Mij in den schotel indoopt’ (Matth. 26:23). Dit ziet buiten alle twijfel niet op het Avondmaal, maar op het pascha.
Om niet te zeggen dat, als Christus het zegel van het genadeverbond gegeven had aan Judas, van wie Hij wist dat hij buiten het verbond was, Hij het genadeverbond verzegeld zou hebben aan degene van wie Hij wist dat hij buiten het verbond was.
Na de apostelen alle andere gelovigen, maar dan wel degenen die ‘zichzelf beproeven’ en ‘het lichaam des Heeren onderscheiden’ kunnen (1 Kor. 11:28,29). Bijgevolg:
Niet alle kleine kinderen, zoals enige eeuwen lang bij de ouden het geval was.
Geen mensen die niet bij hun verstand zijn.
Laat ik eraan toevoegen: ook niet iemand in wie men zelfs door een oordeel van liefde geen kentekenen van ware genade kan herkennen, die door de apostel een ‘onwaardige’ genoemd wordt (1 Kor. 11:29).
Ja, ook zelfs geen ware gelovigen, tenzij gedaan is wat gedaan moet worden, dat is: tenzij ze zichzelf voorbereid en beproefd hebben (1 Kor. 11:28).
5.26Eerste praktijk: de betrachting prijst de waardigheid en de voortreffelijkheid van het Heilig Avondmaal aan
De betrachting prijst ons de waardigheid en de voortreffelijkheid van het Heilig Avondmaal aan, vanwege:
De Auteur (1 Kor. 11:23, vgl. met Matth. 22:2; Openb. 17:14).
De aard der zaak zelf. Het is niet alleen een plechtig teken en zegel van het genadeverbond met God ofwel het nieuwe verbond in Christus’ bloed (Luk. 22:20; 1 Kor. 11:25), maar geeft ons ook het vlees en bloed zelf van de Zoon van God als geestelijk voedsel tot het eeuwige leven (Matth. 26:26, vgl. met Joh. 6:53).
Het gebruik en de nuttigheid. Niet alleen stelt het Jezus Christus, in Wie alleen al onze zaligheid is (Hand. 4:12; Joh. 14:6), aan iedere gelovige persoonlijk voor, maar biedt Hem ook aan, ja, schenkt Hem aan hen die wettig communiceren: ‘Neemt, ... dit is Mijn lichaam’ (vgl. Joh. 1:12). Ja, het verenigt ook met Christus, als het voedsel met het daardoor gevoede, om welke reden het de ‘gemeenschap’ met het lichaam en bloed van Christus genoemd wordt (1 Kor. 10:16,17).
De manier om al die dingen te bewerkstelligen:
Jezus Christus bewerkstelligt die dingen in het Heilig Avondmaal:
Gedreven door zuivere en loutere liefde (Hoogl. 5:1, vgl. met Joh. 3:16).
Niet aan beroemde, heilige, waardige mensen, maar aan jammerlijke, ellendige, arme, blinde en naakte mensen (Openb. 3:17, vgl. met Luk. 14:21).
Niet aan weinige van de zodanigen, maar aan allen en eenieder die maar gelovig wil (Matth. 26:27, vgl. met Jes. 55:1,2; Matth. 11:28,29; Openb. 22:17), zonder enig onderscheid (Gal. 3:28).
De Zaligmaker biedt hun zo grote en zodanige dingen aan en schenkt ze hun onder tekenen die overal voorkomen en zo gemakkelijk te bereiden zijn, namelijk brood en wijn (vgl. Jes. 55:1,2).
Tot een zo groot Avondmaal nodigt de Koning met een zo grote vriendelijkheid, terwijl Hij Zijn dienstknechten daartoe uitgezonden heeft (Luk. 14:17; Hoogl. 5:1; Openb. 22:17).