Klik op één
van de segmenten!
Chiliasme
Gekoppelde paragrafen met "Chiliasme"
Handboek Dogmatiek
Johannes à Marck (1656-1731)
Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.
Hoofdstuk 32 De ware kerk of gemeente van God
32.28Geen duizendjarig rijk van Christus
Allermeest moet men zich wachten voor de gedachten aan een duizendjarig rijk van Christus. Zulke gedachten zijn door veel oude ketters gedreven, die zich allerlei vleselijke wellusten op zijn Joods en mohammedaans in dat rijk beloofden. Veel geestdrijvers en voorstanders van een vijfde monarchie die nog te verwachten zou zijn, verschillen in alles niet duidelijk van hen.
Zulke gedachten worden op een veel verfijndere wijze gevonden bij vele kerkleraars, uit de overleveringen van een zekere Papias (ca. 65-130), en bij sommigen van ons. Zij verbeeldden zich dat er een bijzondere opstanding aan de algemene opstanding vooraf zal gaan, hetzij van alle rechtvaardigen of alleen van de bloedgetuigen der waarheid, om in een uiterlijke gerustheid duizend jaren lang hier op aarde met Christus te heersen, Die Zelf in de hemel blijft of zichtbaar op aarde Zijn verblijf houdt met dat doel.
Deze grote droom kan geenszins samengaan met:
1. Alle Schriftplaatsen waarin de opstanding van alle doden, zowel rechtvaardigen als onrechtvaardigen, tot de laatste dag van het oordeel wordt uitgesteld (Joh. 5:28; 6:40; 1 Kor. 15:23-24; 1 Thess. 4:15).
2. Alle Schriftplaatsen waarin geleerd wordt dat:
- Christus’ Koninkrijk niet van deze wereld is (Joh. 18:36).
- Hij slechts eenmaal en pas ten laatsten dage zal wederkomen om het oordeel te houden (Hand. 1:11; 3:21).
- Alle kwade dingen en verdrukkingen van de gelovigen niet eerder volkomen zullen ophouden (Joh. 16:33)..
- De antichrist pas volledig tenietgedaan zal worden in diezelfde tijd (2 Thess. 2:8).
- De tijd van het laatste oordeel tot de komst ervan onbekend is (Mark. 13:32).
Tegenwerpingen beantwoord
Hiertegen is in vroeger dagen het voorwendsel van een mondelinge apostolische overlevering geheel nutteloos geweest. Nu nog worden tevergeefs aangevoerd:
1. Heel veel andere Schriftplaatsen (Dan. 2:44; 7:13-14; Matth. 5:5; 13:13,43; 24:42-44; 25:31-32; Luk. 17:22-24; Hand. 1:6-7; 3:19-21; 1 Kor. 6:2).
Antwoord. Deze zien deels op het geestelijke Rijk van Christus en van de uitverkorenen hier op aarde, deels op de toekomstige heerlijkheid en het laatste oordeel, maar niet op een aards rijk in deze wereld.
2. In het bijzonder de bekende woorden van Johannes, die vanouds aan zoveel twist onderworpen zijn geweest:
- ‘En ik zag een Engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds en een grote keten in Zijn hand. En Hij greep den draak, de oude slang, welke is de duivel en satanas, en bond hem duizend jaren; en wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geëindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. En ik zag tronen, en zij zaten op dezelve; en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen dergenen die onthoofd waren om de getuigenis van Jezus, en om het Woord Gods, en die het beest en deszelfs beeld niet aangebeden hadden, en die het merkteken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand; en zij leefden en heersten als koningen met Christus, de duizend jaren. Maar de overigen der doden werden niet weder levend, totdat de duizend jaren geëindigd waren. Deze is de eerste opstanding ...’ (Openb. 20:1-7).
Antwoord. Wij geloven dat hier, door een herhaling van de geschiedenissen van de kerk vanaf het eerste begin van het Nieuwe Testament, een lange en ongeveer duizendjarige tijd wordt uitgedrukt, vanaf de geboorte, prediking of opstanding van Christus, de uitstorting van de Geest, de verwoesting van Jeruzalem of de heerschappij van Constantijn, tot op de openbare uitbarsting van de antichristelijke en mohammedaanse goddeloosheid. In die tijd is de satan meer dan tevoren door Christus gebonden geweest, opdat hij de volkeren niet op de oude wijze zou verleiden, en in die tijd hebben de bloedgetuigen en andere gelovigen ten aanzien van hun zielen met Christus in de hemel geheerst, zonder uitsluiting van de volgende eeuwigheid. De anderen werden in deze gelukkige tijd niet weder levend, hetzij door een betamelijke bekering hier op aarde, of door een dergelijke gelukzaligheid in hun dood, die een rechte voorbode is van een volzalige opstanding.