Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Wedergeboorte - Onwederstandelijk"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.

Boek VI - Hoofdstuk 3 De wedergeboorte

3.20In hoeverre de wedergeboorte onwederstandelijk is

Laten wij opmerken dat en in welke zin de wedergeboorte onwederstandelijk is. Want als u de te wederbarenen beschouwt als een kind des toorns, dood in zonden, zo heeft hij waarlijk boosheid genoeg om daarmee tegen te staan (Hand. 7:51). Maar als u de wederbarende en levendmakende God beschouwt, zo kan iemand die wedergeboren zal worden, God evenmin wederstaan als Lazarus eertijds Christus, toen Hij hem natuurlijk levend maakte (Joh. 11:43,44). Ook wil hij niet wederstaan, omdat door het geestelijke leven, dat in een ogenblik ingebracht is, de geneigdheid en de begeerte om te wederstaan onderdrukt of weggenomen wordt (Ez. 36:26,27; Jer. 32:39,40; vgl. Gal. 1:3; Hand. 9:2-6; Hand. 22:5, vgl. met vers 10; Hand. 26:9,10,14, vgl. met vers 19). 

Naar paragraaf

3.27Vijfde vraag: is de wedergeboorte onwederstandelijk, of niet?

Men vraagt ten vijfde: is de wedergeboorte onwederstandelijk, of niet? 

Het gevoelen van verschillende partijen

De grove pelagianen, met de socinianen, houden het laatste staande, omdat zij geen andere werking van God in de wedergeboorte erkennen dan een zedelijke,* en omdat zij stellen dat de vrije wil volstrekt onverschillig* is, om de Goddelijke aanrading aan te nemen of te verwerpen. 

De halve pelagianen, met de jezuïeten en de arminianen, erkennen dat de wederbarende werking deels fysisch* is, ten aanzien van het verstand en de lagere capaciteiten,* en deels alleen zedelijk, voor zover ze op de wil ziet. Daarom stellen zij het in de macht van de vrije wil om de Goddelijke werking zodanig tegen te staan, dat de wedergeboorte volstrekt niet volgt. 

Sommigen onder de gereformeerden bevredigt het woord ‘onwederstandelijk’ niet, hoewel zij het woord ‘onoverwinnelijk’ aanvaarden. 

Het gevoelen van de meeste gereformeerden 

Wij hebben in het leerstellige deel erkend dat de zedelijke roeping, en dus ook de bekering, voor zover zij zedelijk werkt, wederstandelijk is. Maar wij stellen dat de wedergeboorte volstrekt onwederstandelijk is, want:

  1. De wedergeboorte wordt door die wil van God verricht (Jak. 1:18), waarvan Paulus uitdrukkelijk zegt dat hij onwederstandelijk is (Rom. 9:19). 

  2. God werkt het willen zelf en het volbrengen, en daardoor neemt Hij het willen wederstaan weg.

  3. Door de wedergeboorte trekt de Vader, Die meerder en machtiger is dan allen (Joh. 10:29), de te wederbaren mensen (Joh. 6:44,65).

  4. Hij trekt met diezelfde ‘uitnemende grootheid Zijner kracht’, waarmee Hij Jezus uit de doden opgewekt heeft (Ef. 1:19,20).

  5. Hij trekt zodanig door te wederbaren, dat de getrokkenen onfeilbaar komen (Joh. 6:37, vgl. met vers 44).

  6. Hij neemt het stenen hart, waarmee wij tegenstaan, door de wedergeboorte weg (Ez. 11:19; Ez. 36:5-27).

  7. Hij baart door de wedergeboorte (Joh. 1:13), die de mens bijgevolg evenmin kan tegenstaan als zijn natuurlijke generatie en geboorte.

  8. Hij maakt door dezelfde wedergeboorte levend (Ef. 2:5). Bijgevolg kan een te wederbaren mens Hem evenmin tegenstaan als een dode iemand die hem natuurlijk levend maakt, bijvoorbeeld Lazarus Christus (Joh. 11:43,44). 

  9. Als hij kon tegenstaan, zou hij vanwege de totale verdorvenheid van de natuur (Rom. 7:19; Rom. 8:7; Jes. 1:5,6) niets anders doen dan tegenstaan (Hand. 7:51).

  10. Als hij kon wederstaan en niet metterdaad weerstond, zou hij de eer van zijn niet-wederstaan en van zijn wedergeboorte in zichzelf hebben, omdat hij zichzelf zou onderscheiden, tegen wat Paulus zegt (1 Kor. 4:7). 

  11. Als iedereen naar zijn eigen goeddunken de Goddelijke wedergeboorte kon tegenstaan, dan hadden ook allen kunnen tegenstaan. En zo had het kunnen gebeuren dat er niet één wedergeboren werd, en dat die gehele doorluchtige raad van de verlossing geheel en al vernietigd werd. Dit is in strijd met wat Paulus zegt (2 Tim. 2:19), en zo zou de gulden keten van de predestinatie gebroken worden (Rom. 8:30). 

Antwoord op tegenwerpingen 

Wat de partijen tegenwerpen is van geen enkel gewicht, bijvoorbeeld:

Tegenwerping 1. De woorden van Stéfanus in Handelingen 7:51: ‘Gij wederstaat altijd den Heiligen Geest.’

Antwoord. Zij weerstonden de Heilige Geest, niet Die wederbaarde, maar Die riep; en dat niet onmiddellijk, maar door mensen, op een zedelijke wijze. Dit blijkt uit het volgende vers: ‘Wien van de profeten hebben uw vaders niet vervolgd?’

Tegenwerping 2. Matthéüs 23:37: ‘Ik heb ... willen bijeenvergaderen, ... en gijlieden hebt niet gewild.’ 

Antwoord. ‘Ik heb willen bijeenvergaderen’, zeker niet door te wederbaren, maar door zedelijkerwijs* te roepen, evenals ook de profeten, hiertoe tot hen gezonden, die zij gestenigd hadden. 

Tegenwerping 3. Psalm 81:14: ‘Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israël in Mijn wegen gewandeld had!’ 

Antwoord. De tekst spreekt uitdrukkelijk van een wederstaan dat niet tegen de wedergeboorte, maar tegen de roeping heeft plaatsgevonden. Dit blijkt uit vers 9 en 12.

Tegenwerping 4. Jesaja 5:4: ‘Wat is er meer te doen aan Mijn wijngaard ...?’ 

Antwoord.

  1. De profeet spreekt over de weldaden die door Christus aan de kerk bewezen zijn in het algemeen, maar niet over de weldaad die aan iedere uitverkorene in het bijzonder bewezen wordt.

  2. De profeet spreekt over uitwendige weldaden, maar niet over de weldaad van de wedergeboorte, die iedere uitverkorene inwendig bewezen wordt.

Tegenwerping 5. Volgens onze [gereformeerde] hypothese kan niemand wedergeboren worden dan degene die metterdaad wedergeboren wordt. 

Antwoord. Ten aanzien van de mensen kan niemand wedergeboren worden dan die metterdaad wedergeboren wordt, omdat zij allen dood zijn in de zonden. Maar ten aanzien van God zijn alle dingen mogelijk (Matth. 19:26).

Tegenwerping 6. Degenen die tegenstaan, doen op deze wijze de wil van God.

Antwoord. Zij verzetten zich tegen de wil van het bevel, die aan het redelijke schepsel alleen zijn plicht voorschrijft. Maar zij verzetten zich niet tegen de wil van het besluit, die de uitkomst bestuurt. 

Naar paragraaf