Klik op één
van de segmenten!
Bekering - Dwalingen
Gekoppelde paragrafen met "Bekering - Dwalingen"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.
Boek VI - Hoofdstuk 4 De bekering
4.23Ten vijfde: ze loopt uit in een haat tegen de zonde en een voornemen om haar te verlaten
De boetvaardigheid loopt uit in een verfoeiing van de zonde en een oprecht voornemen om haar te mijden en te verlaten. Hierin is het voornaamste gewicht van de gehele boetvaardigheid.
Wat de haat tegen de zonde aangaat, om echt en met de ware boetvaardigheid overeenkomstig te zijn, zo moet deze:
Voortkomen uit oprechte en ongeveinsde liefde tot God, omdat Zijn heerlijkheid en majesteit door de zonde geschonden worden (Ps. 97:10; Ps. 51:6).
Voortkomen uit liefde tot de deugd (Amos 5:15).
Voortkomen uit liefde tot iemands eigen ziel en haar eeuwige zaligheid (Spr. 8:36).
Algemeen zijn, zodat hij zich uitstrekt tot alle zonden, omdat ze zonden zijn (Kol. 3:8; 1 Thess. 5:22).
Ook een onverzoenlijke en eeuwige haat zijn (Ps. 80:19; Hos. 14:4; Hebr. 10:38,39).
Uit deze haat vloeit vanzelf een vast en onbeweeglijk voornemen voort om de zonden te verlaten en God aan te kleven en aan te hangen (Dan. 1:6; Hand. 11:23), en een volvaardigheid van de wil (2 Kor. 8:11),
Deze dingen gaan in de bekering en de boetvaardigheid niet verder dan het vaste en oprechte voornemen van het gemoed.
De uitvoering zelf wordt uiteindelijk teweeggebracht door de heiligmaking, met tussenkomst van de vereniging en de gemeenschap met Christus, evenals van de rechtvaardiging en de aanneming tot kinderen (indien niet altijd in orde van tijd, dan ten minste in orde* van natuur). De heiligmaking komt geheel en al hierop uit, dat de wedergeborenen en de bekeerden de gehoorzaamheid van het geloof (Rom. 1:4,5; Rom. 16:26) en werken die de bekering waardig zijn, voortbrengen (Luk. 3:8; Hand. 26:20; Ef. 4:1).