Klik op één
van de segmenten!
Voorbereidend werk
Gekoppelde paragrafen met "Voorbereidend werk"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.
Boek VI - Hoofdstuk 3 De wedergeboorte
3.19Ten tweede: in hoeverre bij de wedergeboorte een voorbereiding plaatsheeft
Wat moet men stellen over de voorbereiding tot de wedergeboorte? Want men zou in dit stuk aan een tweeërlei voorbereiding kunnen denken:
Een voorbereiding die zou voortkomen van degene zelf die wedergeboren zal worden, waardoor hij zichzelf zou voorbereiden om de wedergeboorte te ontvangen, ofwel: waardoor hij door de krachten van zijn vrije wil tot de wedergeboorte meer bekwaam en bereid zou zijn dan anderen.
Deze voorbereiding kan zonder openlijke tegenstrijdigheid op geen enkele manier toegelaten worden. Want de wedergeboorte is bezig met de mens als een geestelijk dode, in wie de eerste daad* van het geestelijke leven ingebracht moet worden. Maar als hij zichzelf zou voorbereiden, zou hij dat ongetwijfeld doen door een voorafgaand leven, en dus voorondersteld worden levend te zijn voordat hij levend gemaakt was.
Een andere voorbereiding, die zou voortkomen van de wederbarende God. Deze voorbereiding van God kan op haar beurt zien op de wedergeboorte:
In een ruimere zin genomen, zoals zij ook de bekering en haar uiteinde* insluit, namelijk het dadelijke* geloof en de dadelijke boetvaardigheid, waarop de bekering uitloopt. Dat God in deze zin gebruik maakt van veel voorbereidende omwegen, door middel waarvan de mens het geloof en de boetvaardigheid bereikt, zullen wij zo God wil in het volgende hoofdstuk tonen.
Of in een engere zin genomen, voor zover zij alleen de inbrenging van de eerste daad van het geestelijke leven betekent. Maar ook in deze zin kan er geen ware en eigenlijk* zo genoemde voorbereiding toegelaten worden, evenmin als deze in de natuurlijke levendmaking van Lazarus zichtbaar is geweest (Joh. 11:43).
Misschien wilt u hier echter enige voorbereiding toestaan in het onderwerp dat het geestelijke leven zal ontvangen. Een zodanige voorbereiding als er bijvoorbeeld is in het uitdrogen van hout waarin de vlam ingebracht zal worden. Een zodanige voorbereiding heeft God ook gebruikt in het stuk van de schepping, toen Hij op de eerste dag een ruwe klomp geschapen heeft, waar Hij in de volgende dagen de wezenlijke gedaanten inbracht (Gen. 1). Een zodanige voorbereiding heeft Hij in het bijzonder gebruikt in de schepping van de mens, toen Hij eerst het lichaam uit de aarde of uit een rib formeerde, waar Hij naderhand de נִשְׁמַת חַיִּים (nišᵉmat ḥayyiym), ‘adem des levens’, inblies (Gen. 2:7).
Als u, zeg ik, met vele rechtzinnige godgeleerden in deze zin een zekere voorbereiding van God zou willen toestaan, zo zal ik mij daar niet erg tegen verzetten. Dan zou de voorbereiding in de voorafgaande roeping kunnen zijn, voor zover Hij door de aanbieding der genade het verstand van degene die wedergeboren zal worden, onderricht heeft over de aard en de voorwaarden der verlossing, en degene die wedergeboren zal worden, genodigd heeft om haar voorwaarden te omhelzen.
3.28Zesde vraag: laat de wedergeboorte een voorbereiding toe?
Men vraagt ten zesde: laat de wedergeboorte een voorbereiding toe?
Het gevoelen van verschillende partijen
De pelagianen en de halve pelagianen, met al hun aanhangers, de socinianen, de jezuïeten en de remonstranten antwoorden bevestigend, omdat zij de krachtdadigheid van de bekerende genade doen afhangen van de vrije wil, en menen dat de een van nature meer voorbereid is tot de bekerende genade dan de ander, of dat hij zich door zijn eigen krachten kan voorbereiden.
Het gevoelen van de gereformeerden
De gereformeerden laten in de wedergeboorte wel een voorbereiding toe voor zover zij een en hetzelfde is als de bekering. Aldus William Perkins in De casibus conscientiae (Gewetensgevallen), sectie 1, hoofdstuk 5, 6 en 11; evenals Guilielmus Amesius in De conscientia et ejus jure, vel casibus (Het geweten en zijn recht, ofwel gewetensgevallen), boek 2, hoofdstuk 4.
Wij hebben in het leerstellige deel, § 19, verklaard in hoeverre er al dan niet een voorbereiding toegelaten zou kunnen worden. Namelijk, voor zover de wedergeboorte de eerste invoering van het geestelijke leven betekent, laat zij geen voorbereiding toe, tenzij misschien een voorbereiding van de zedelijke* aanbieding en nodiging van de roeping. Want die eerste inbrenging van het geestelijke leven vindt in één ogenblik plaats, evenals de natuurlijke levendmaking; en er is geen middenstaat tussen een geestelijk levende en dode.
Boek VI - Hoofdstuk 4 De bekering
4.13Waartoe die voorbereidende dingen vereist worden
In deze drie dingen wordt de voorbereiding krachtdadig en zeer noodzakelijk gemaakt. Geen voorbereiding tot de wedergeboorte, zoals wij in het voorgaande hoofdstuk geleerd hebben. Ook geen voorbereiding tot de gehele bekering, aangezien deze dingen tot de bekering behoren, als daden ervan. Maar alleen een voorbereiding tot de uiteinden* van de bekering, namelijk geloof en boetvaardigheid. Daartoe banen ze de weg door:
In hen de natuurlijke zelfzucht ten onder te brengen, waardoor de zondaar óf geen noodzakelijkheid van de Verlosser en de verlossing erkent (Openb. 3:17; Luk. 18:11; Matth. 9:12), óf zich de verlossing van zichzelf en van zijn eigen krachten en werken belooft (Matth. 19:16,20).
Hen op te wekken tot een begeerte en verlangen naar de Verlosser en de verlossing: ‘Wie zal mij verlossen?’ (Rom. 7:24; Filipp. 3:7-9; Matth. 5:6; Jes. 55:1; Openb. 22:17).
Hen ertoe te brengen om des te bereidwilliger allerlei voorwaarden aan te nemen, die vooraf vereist worden tot toepassing van de verlossing (Hand. 9:6; Hand. 2:37; Hand. 16:30), namelijk:
De verloochening van zichzelf, de opneming van zijn kruis en de navolging van Christus (Luk. 9:23).
De kruisiging van het vlees en de vleselijke begeerlijkheden (Gal. 5:24).
De doding van zichzelf (Kol. 3:5).
Zonder die voorbereidingen zal niemand ooit zodanige dingen toelaten (Rom. 10:5).
In hen een ijver te verwekken om de verlossing, als ze reeds verkregen is, zorgvuldiger te bewaren en zich te wachten voor allerlei belemmeringen ervan, die uit de zonden voortspruiten, aangezien wij ons de verlossing door zulke moeilijke voorbereidingen verkregen hebben (Gal. 3:4; Job 42:6).
Te mijden uitersten
Opdat dit doeleinde gemakkelijker en zekerder verkregen zal worden, zo laat die drieërlei voorbereiding een te bekeren mens stimuleren en schikken om de Verlosser met een levend geloof aan te nemen.
De bekerende God maakt dat de voorbereidende verbrijzeling, vernedering en wanhoop:
Enerzijds niet al te slap en ongeschikt is, zodat ze de bekeerling niet aandrijft tot een absolute aanneming van de Verlosser, op wélke voorwaarden Hij ook aangeboden is (Matth. 8:19), maar alleen tot enige afhankelijke* wil (velleitas), zoals er opgemerkt wordt in de farizese jongeling (Matth. 19:21,22) en in Agrippa (Hand. 26:28). Deze was bij de verloren zoon oorzaak van een zo grote draling (Luk. 15:14-16),
Anderzijds niet al te intens is, zodat ze aandrijft tot een dodelijke en verderfelijke wanhoop, zoals in Kaïn, Saul, Judas en anderen gebeurd is, of ten minste lichaam en ziel onbekwaam maakt om enigerlei redelijke werkingen, zowel burgerlijke als heilige, te verrichten (Ps. 77:3-5,9,10; Ps. 88:4-9), ja, alle bekering uitsluit (Jer. 18:12).