Klik op één
van de segmenten!
Gekoppelde paragrafen met "Zalig"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.
Boek I - Hoofdstuk 1 De natuur van de godgeleerdheid - de methode van de godgeleerdheid - de gedefinieerde zaak van de godgeleerdheid - de definitie van de godgeleerdheid
1.43Eerste gevolgtrekking: het doel van de godgeleerdheid
Uit wat gezegd is, blijkt dat voor God te leven twee zaken behelst: goed te leven en gelukkig te leven. Het eerste ziet op Gods eer en heerlijkheid, het laatste op onze zaligheid. Daarom moet men aangaande de doeleinden van de godgeleerdheid vaststellen dat inderdaad het hoogste doel Gods eer en heerlijkheid is (1 Kor. 10:31; Spr. 16:4; Rom. 11:36), en het tweede daarbij komende doel onze zaligheid is (1 Petr. 1:9). Deze twee doeleinden verschillen echter niet zozeer in de zaak, als wel redelijk,* in ons begrip. Want onze zaligheid bestaat nergens anders in dan in de verheerlijking van God, wanneer door onze vereniging en gemeenschap met God en het genieten van Hem (waarin onze zaligheid gelegen is), God met de daad zelf erkent en geroemd wordt als ons hoogste Goed en ons uiterste Doel.
Hieruit is het antwoord op de volgende vraagstukken gemakkelijk.
Enkele gewetensvragen
Vraag 1. Mag men wel iets doen om zijn eigen zaligheid, als zijn hoogste doel?
Antwoord. Dit is volstrekt geoorloofd, aangezien het ongetwijfeld geoorloofd is om omwille van God iets te doen, ofwel met de daad zelf God te houden voor zijn hoogste Doel.
Vraag 2. Moeten wij niet liever en eerder Gods eer en heerlijkheid zoeken dan ons eigen leven? Ja, dan onze eigen zaligheid?
Antwoord. Terwijl wij onze eigen zaligheid zoeken, zoeken wij juist daardoor ook Gods eer en heerlijkheid. Voor zover echter die twee zaken in ons begrip verschillen, zo moet de zaak van God bij ons volstrekt eerder in aanmerking komen dan ons eigen gemak en voordeel.
Vraag 3. Maar lijkt het niet al te op loon gericht om voor God te leven om loon?
Antwoord. Zeker, wanneer dit gebeurt om een eigenlijk zogenoemd loon, hetzij van betamelijkheid* (congruo), hetzij van gelijkwaardigheid* (condigno), of om een loon dat iets anders is dan God. Maar het is geenszins werk om loon wanneer wij met de daad zelf God houden voor ons hoogste Doel en voor ons Loon (Gen. 15:1).
Boek II - Hoofdstuk 12 Gods leven en onsterfelijkheid - Het leven van God - De onsterfelijkheid van God
12.26Vierde praktijk: Gods onsterfelijkheid strekt tot ijver en een trachten naar een zalige onsterfelijkheid
Gods onsterfelijkheid lokt ons door een voorbeeld aan tot ijver en een staan naar de onsterfelijkheid, en wijst ons tevens de Fontein en het middel tot verkrijging daarvan aan. Allen is de begeerte naar de onsterfelijkheid aangeboren:
Een begeerte dat zij niet zullen sterven (Gen. 42:2; Job 2:4).
Of een begeerte dat zij, wanneer ze gestorven zijn, zullen leven, hetzij in hun zaad en nageslacht (Ps. 89:30,37), hetzij in hun naam en roem (Gen. 12:2,5; 2 Sam. 7:25).
Of een begeerte om van de dood hersteld te worden in het leven (Filipp. 3:11).
Naar die onsterfelijkheid trachten zij:
Door natuurlijke werkingen, door het gebruik van voedsel, medicijnen en beschermmiddelen, en door de dood zo zorgvuldig mogelijk te ontvluchten.
Door heldendaden (2 Sam. 23:8 e.v.).
Door deugdzame werkingen, zoals wijsheid en geleerdheid.
Door kwade en schandelijke daden (Gen. 11:4), zoals Herostratos, die de tempel van Diana in brand stak.
Door godsdienstige daden (Filipp. 3:10,11).
Ja, hiertoe heeft de onsterfelijke God ons een onsterfelijke ziel gegeven, en in haar een begeerte naar de onsterfelijkheid. Ja, Hij heeft ons ook in onze eerste ouders onsterfelijk geschapen. En toen wij de onsterfelijkheid door afval verloren hadden, heeft Hij haar aan ons hersteld, zelfs door de dood van Zijn eniggeboren Zoon. Tot slot, Hij heeft ook in het Evangelie de weg tot de onsterfelijkheid aangewezen, om te zijner tijd geschonken te worden in het laatste oordeel.
Middelen om de zalige onsterfelijkheid te verkrijgen
Vraag. Maar op welke wijze en door welke middelen zullen wij de begeerde onsterfelijkheid verkrijgen?
Antwoord.
De Fontein en Oorsprong daarvan is God, de alleen Onsterfelijke (1 Tim. 6:16), Die door liefde en een brandende begeerte met ons verenigd is (Ps. 73:25).
Het enige Middel is de Heiland Jezus, aan Wie de Vader ‘gegeven heeft het leven te hebben in Zichzelven’ (Joh. 5:26), om te zijn ‘de Weg, de Waarheid en het Leven’ (Joh. 14:6); ja, het Leven zelf van de Zijnen (Kol. 3:4).
De hulpmiddelen om de onsterfelijkheid te verkrijgen, zijn:
Kennis van God en van de Middelaar (Joh. 17:3).
Het geloof in Beiden (Joh. 14:1; 12:16).
Een brandende begeerte naar de zalige onsterfelijkheid (2 Kor. 5:2-4).
Een algemeen ‘goed leven’ (Filipp. 3:20-21).
Een gelovig ‘goed sterven’ (Openb. 14:13).
Op al deze dingen kan niet anders dan een zalige onsterfelijkheid volgen.