Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Wondergeloof"

Handboek Dogmatiek

Handboek Dogmatiek

Johannes à Marck (1656-1731)

Johannes à Marck (1656-1731)

Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.

Hoofdstuk 22 De plichten van het genadeverbond: geloof en bekering

22.6De eerste soort: actief en passief wondergeloof

Het ‘wondergeloof’ heet zo, omdat het bestaat in een ‘verzekerdheid van enig wonderwerk dat door of aan ons zal worden gedaan’. Daarom kan het ook een ‘historisch geloof’ genoemd worden, want het ziet op iets wat gebeuren zal. 

Het wondergeloof is dus:

  1. Actief, wanneer ons geloof ziet op iets wat wij zullen doen. Zo zegt Paulus: 

  • ‘Al ware het dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette’ (1 Kor. 13:2).

  • En Christus zegt:

  • ‘Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tegen dezen moerbezieboom zeggen: Word ontworteld en in de zee geplant; en hij zou u gehoorzaam zijn’ (Luk. 17:6). 

  • ‘Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot dezen berg zeggen: Ga heen vanhier derwaarts, en hij zal heengaan; en niets zal u onmogelijk zijn’ (Matth. 17:20). Deze laatste voorwaardelijke spreekwijze, die de Zaligmaker als een gelijkenis gebruikt, mag men niet veranderen in een stellige en zinnebeeldige voorzegging van wat vervolgens het Jodendom, het heidendom en het antichristendom, ja, de gehele wereld in het einde overkomen zou. 

Het actieve wondergeloof heeft geen zeker verband met de zaligheid, want het is ook in Judas de verrader geweest: ‘En Zijn twaalf discipelen tot Zich geroepen hebbende, heeft Hij hun macht gegeven over de onreine geesten, om dezelve uit te werpen, en om alle ziekte en alle kwaal te genezen’ (Matth. 10:1). ‘Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam duivelen uitgeworpen, en in Uw Naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt’ (Matth. 7:22-23).

Dit wondergeloof is ook niet noodzakelijk of gepast wanneer de buitengewone gaven van de Geest ophouden en wij geen algemene of bijzondere openbaring hebben van Gods wil om enig wonder te werken. De belofte van Christus: ‘En dengenen die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen’ (Mark. 16:17), moet met een duidelijke bepaling van personen en tijden worden opgevat.

  1. Passief, wanneer wij een wonderwerk aan of omtrent ons verwachten. Zo lezen wij: 

  • ‘Ik heb zelfs in Israël zo groot geloof niet gevonden’ (Matth. 8:10). 

  • ‘En Jezus hun geloof ziende, ...’ (Matth. 9:2).

  • ‘Heb Ik u niet gezegd, dat zo gij gelooft, gij de heerlijkheid Gods zien zult?’ (Joh. 11:40).

  • ‘... ziende dat hij geloof had om gezond te worden’ (Hand. 14:9). 

Ook dit passieve wondergeloof is in zichzelf niet zaligmakend. Daarom werd onder de tien gereinigde melaatsen maar één dankbare Samarítaan gevonden (Luk. 17:17). De vergeving der zonden in de geraakte is dus uit een ander beginsel voortgekomen (Matth. 9:2).

Dit wondergeloof is niet noodzakelijk of gepast zonder Gods algemene of bijzondere openbaring. 

Het is ook niet volstrekt noodzakelijk geweest voor de verrichting van wonderwerken, zoals in de bezeten mensen en de levenloze schepselen bleek. Meestal echter vereiste Christus het wel in degenen aan wie Hij Zijn weldadigheid bewees, en de mensen stroomden daardoor meer naar Hem toe om Zijn hulp te vragen. In die tweeërlei zin moeten deze woorden verstaan worden: ‘En Hij kon aldaar geen kracht doen’ (Mark. 6:5), vergeleken met: ‘En Hij heeft aldaar niet vele krachten gedaan vanwege hun ongeloof’ (Matth. 13:58). 

Naar paragraaf