Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Tijdgeloof"

Handboek Dogmatiek

Handboek Dogmatiek

Johannes à Marck (1656-1731)

Johannes à Marck (1656-1731)

Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.

Hoofdstuk 22 De plichten van het genadeverbond: geloof en bekering

22.8De derde soort: tijdgeloof

Door het ‘tijdgeloof’erkent de mens de waarheid van het Evangelie en omhelst die ook met enige vreugde en uiterlijke vrucht voor een tijd. Dit geloof kan men ook wel een ‘geveinsd geloof’ of ‘schijngeloof’ noemen, wegens de uiterlijke valse belijdenis van het ware geloof, of een ‘ingebeeld geloof’, omdat de mensen zich daardoor tevergeefs de zaligheid beloven. Maar daarom mag men de naam ‘tijdgeloof’ niet verwerpen, door voor te wenden dat dit geloof in velen tot de dood toe duurt. Want in elk geval begeeft het de mensen dán, en bovendien had het hen al veel eerder kunnen begeven, omdat het niet geworteld is. 

Van dit geloof kan men lezen in deze Schriftplaatsen: 

  • ‘Die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene die het Woord hoort en dat terstond met vreugde ontvangt; doch hij heeft geen wortel in zichzelven, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging komt om des Woords wil, zo wordt hij terstond geërgerd’ (Matth. 13:20-21).

  • ‘Gij hebt ulieden voor een korte tijd in zijn licht willen verheugen’ (Joh. 5:35; zie ook Hebr. 6:4-6). 

 

Verre moet het vandaar zijn dat wij met de pelagiaanse afvaldrijvers dit tijdgeloof alleen in de duurzaamheid van het zaligmakende geloof zouden onderscheiden, want behalve dat is er een zeer groot onderscheid te vinden in:

  1. Het beginsel ervan. Dat is geen zaligmakende genade van de Geest, maar een algemenere overtuigende verlichting, evenals de uiterlijke deftigheid van het Woord.

  2. De daden ervan. De kennis is veel uitwendiger, de toestemming is veel losser, en de vertrouwende toe-eigening is veel ongegronder.

  3. De uitwerkingen ervan. Die zijn geen ware en volkomen heiligheid, maar alleen enige uiterlijke levensverbetering en afstandname van grove misdaden. 

Dit tijdgeloof kunnen wij niet anders aanprijzen dan ten aanzien van het goede dat zich er nog in vertoont. 

Naar paragraaf