Klik op één
van de segmenten!
Regering van de kerk - Macht
Gekoppelde paragrafen met "Regering van de kerk - Macht"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.
Boek VII - Hoofdstuk 7 De regering van de kerk
7.4Ten eerste: wat de macht om te regeren is
Bij deze regering doen zich verschillende zaken voor.
De macht om te regeren is in het Grieks ἐξουσία (Matth. 21:23,24,27; 2 Kor. 10:8; 2 Kor. 13:10), in onderscheid van δύναμις, dat ‘kracht’ of ‘sterkte’ betekent. Het Griekse woord ἐξουσία in het algemeen betekent een recht waardoor iemand zich iets kan toe-eigenen zonder verongelijking van een ander. Deze macht houdt zich bezig met:
Zaken waardoor de kerk, krachtens de Goddelijke bepaling,* zich rechtens* kan toe-eigenen wat het hare is, bijvoorbeeld al haar leiders en ambtsdragers (1 Kor. 12:28; Ef. 4:7,8,10,11), en de beloften (2 Petr. 1:3,4, vgl. met 1 Kor. 3:22).
Handelingen, waardoor zij rechtens doet wat zij doet. Daardoor kan zij bijvoorbeeld de kwaden niet verdragen (Openb. 2:2), of dat vrouwen in de gemeente spreken (1 Kor. 14:34), of dat ketterijen in de kerk verspreid worden (Openb. 2:20). Ook vermaant zij de ongeregelden (1 Thess. 5:14), ja, ze sluit de hardnekkigen uit (Matth. 18:17,18; 1 Kor. 5:4,5,13) en neemt de boetvaardigen weer aan (2 Kor. 2:7,8).
Personen, zodat ze bijvoorbeeld mensen bestraft in tegenwoordigheid van allen (1 Tim. 5:20), diakenen beproeft (1 Tim. 3:10), ouderlingen aanstelt (Tit. 1:5; Hand. 4:23) en wat betreft allen en eenieder de sleutels gebruikt (Matth. 18:18-20).
7.18Eerste praktijk: de betrachting ziet op de kerk en haar leiders, opdat zij aan de overheid getrouw geven wat haar rechtvaardig toekomt
De betrachting van dit hoofdstuk ziet op de kerk en op haar leiders zelf. Laten zij de rechten van de burgerlijke overheid, als een voedsterheer van de kerk, ten opzichte van haar uitwendige zaken (die wij in § 10 voorgesteld hebben) erkennen, en trachten met alle ijver en inspanning bij allen te verdedigen en hun in te prenten, want dit:
Schrijft de Zaligmaker, het Hoofd en de Koning van de kerk, voor (Matth. 22:21), en betoont het met Zijn voorbeeld (Matth. 17:27).
Scherpt Paulus op meer dan één plaats in (Rom. 13:1,2; 1 Tim. 2:2), en Petrus in 1 Petrus 3:14.
Strekt ten goede van de kerk (Rom. 13:3,4; 1 Petr. 2:14), opdat zij ‘een gerust en stil leven leiden moge in alle godzaligheid en eerbaarheid’ (1 Tim. 2:2).
Is volstrekt noodzakelijk, opdat de overheid ook van haar kant als een zoogvrouw (Jes. 49:23) haar borsten des te milddadiger aan de kerk zal toereiken (Jes. 60:16), dat is: haar macht des te bereidwilliger tot voordeel van de kerk zal aanwenden en zich een dienares van de kerk zal betonen (Jes. 60:10).
Laten zij bijgevolg dit doen:
Laten zij alle botsingen en twisten met de burgerlijke overheid op het allerzorgvuldigst vermijden (Num. 16:4 e.v.), daar die altijd tot nadeel en verderf van de kerk strekken.
Laten zij dit ondertussen echter doen ‘tot aan de altaren’ (usque ad aras) ofwel tot aan de godsdienst, namelijk voor zover de overheid zich geen vijand, maar een voedsterheer (Jes. 49:23) en een dienaar van de kerk betoont (Jes. 50:10); dat is: voor zover de overheid niet gebiedt wat met God in strijd is (Hand. 4:19).