Klik op één
van de segmenten!
Rechtvaardigmaking - Toe-eigening
Gekoppelde paragrafen met "Rechtvaardigmaking - Toe-eigening"
Handboek Dogmatiek
Johannes à Marck (1656-1731)
Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.
Hoofdstuk 24 De tweede weldaad van het genadeverbond: Gods genadige rechtvaardiging
24.8De staat van de uitverkorenen bij hun rechtvaardigmaking
Zo hebben wij de hedendaagse spreekwijzen van velen kort doorgenomen, hoewel de veelheid van zaken en Schriftplaatsen ons al redelijk lang heeft opgehouden. Nu gaan wij verder met de staat van de uitverkorenen waarin zij bij de rechtvaardigmaking worden aangemerkt.
Wij spreken hier niet over:
De wettische rechtvaardigmaking die aan Adam in het werkverbond was voorgesteld.
De rechtvaardigmaking van Christus, die Zijn vrijmaking van lijden en de daarin betoonde vrijspreking betekent, zowel van de misdaden die de Joden Hem ten onrechte hadden opgelegd als van alle verdere straffen voor de zonden van de uitverkorenen, nadat Hij daar volkomen voor geboet had.
Daarom zeggen wij dat de voorwerpen van de rechtvaardiging zijn:
Zondige en dus in zichzelf verdoemelijke mensen, die daarom genoemd worden: ‘Die niet werken’, ‘goddelozen’, ‘zonder werken’ (Rom. 4:5-6), ‘krachteloze zondaars’ en ‘vijanden’ (Rom. 5:6,8,10).
Evenwel nu reeds geroepenen en daardoor gelovigen: ‘... rechtvaardigende dengene die uit het geloof van Jezus is’ (Rom. 3:26; zie ook Rom. 5:1; Joh. 1:12; 3:16,36), zodat de ene genade hier op de andere volgt.
Wanneer wij hier over de rechtvaardiging spreken, handelen wij immers niet over:
De algemene openbaring van de Middelaar en de door Hem volbrachte voldoening, die door het Evangelie plaatsvindt.
De eeuwige liefde van God, die de bronader van onze rechtvaardiging is.
- De vollere bekendmaking van de rechtvaardiging aan de mens, die men in de voortgang van de heiligmaking, in de dood, ja, in het laatste oordeel kan vinden en stellen.