Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Rechtvaardigmaking - Door het geloof

 

Gekoppelde paragrafen met "Rechtvaardigmaking - Door het geloof"

Handboek Dogmatiek

Handboek Dogmatiek

Johannes à Marck (1656-1731)

Johannes à Marck (1656-1731)

Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.

Hoofdstuk 24 De tweede weldaad van het genadeverbond: Gods genadige rechtvaardiging

24.9Gods twee onderscheiden daden in de rechtvaardiging

De daden van de Goddelijke rechtvaardiging ten aanzien van de uitverkorenen zijn er twee: de vrijspreking van de straf en de toewijzing van de zaligheid. 

Deze twee daden mag men niet van elkaar scheiden, want ze zijn op het nauwst verenigd. Daarom sluiten ze elkaar in de Schrift soms ook in, zoals te zien is in deze Schriftplaatsen: 

  • ‘Zalig zijn zij welker ongerechtigheden vergeven zijn, en welker zonden bedekt zijn’ (Rom. 4:7).

  • ‘Alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Eén velen tot rechtvaardigen gesteld worden’ (Rom. 5:19). 

Toch moet men ze wel onderscheiden, evengoed als in de heiligmaking de daden van de wegneming van de zondige smet en de toebrenging van Gods beeld, want daartoe leidt ons:

  1. De aard van het genadeverbond, dat het recht der wet dat voor Adam gesteld was, niet wegneemt, maar veeleer in de Borg bevestigt (Rom. 3:31; 8:3; 10:5).

  2. De ongenoegzaamheid van de vrijspreking of vergeving alleen, die de zondaar niet boven Adam in de staat der rechtheid kan verheffen.

  3. De uitdrukkelijke vermelding van de toebrenging en toerekening der gerechtigheid, die staat tegenover de zonden die ons vergeven worden: 

  • ‘Om de overtreding te sluiten, en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen’ (Dan. 9:24). 

  • ‘Opdat zij vergeving der zonden ontvangen, en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in Mij’ (Hand. 26:18; vgl. Rom. 4:6; 5:19; Gal. 4:9; Openb. 1:5-6). 

Naar paragraaf