Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Ouderlingen"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.

Boek VII - Hoofdstuk 2 De dienaren van de kerk

2.21Ten derde: de regerende ouderlingen

De regerende ouderlingen (presbyters), die de apostel ‘regeringen’ (1 Kor. 12:28) en ‘voorstanders’, ‘leiders’ noemt (Rom. 12:8; 1 Thess. 5:12), worden uitdrukkelijk van de lerende ouderlingen onderscheiden (in 1 Tim. 5:17 en in het register van de kerkelijke ambten, Rom. 12:8; 1 Kor. 12:28). 

Het onderscheid tussen de regerende ouderlingen en de herders bestaat hierin, dat de macht om openbaar te leren hun niet toekomt (1 Tim. 5:17), omdat men nergens leest dat ze aan hen gegeven is. En wanneer ze soms aan ouderlingen toegeschreven wordt (2 Tim. 2:2; 2 Tim. 4:3; Tit. 1:9), dan moeten daar geen regerende, maar lerende ouderlingen verstaan worden. 

De macht van deze ouderlingschap (dit presbyterium) is dus even Goddelijk als die van de herders. Ze wordt geschonken door verkiezing en roeping van de ‘ouderlingschap’ ofwel de vergadering der ouderlingen (zie hierover 1 Tim. 4:14). Ze wordt gezamenlijk met de herders uitgeoefend in de regering van de kerk – daarom dragen zij de naam ‘regeringen’ – en in het oefenen van de kerkelijke tucht (1 Kor. 5:4,5). 

Naar paragraaf