Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Ouderlingen"

Handboek Dogmatiek

Handboek Dogmatiek

Johannes à Marck (1656-1731)

Johannes à Marck (1656-1731)

Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.

Hoofdstuk 33 Het verschillende kerkbestuur

33.12De regerende ouderlingen en de diakenen – de roomse ambten

Bij de ‘lerende ouderlingen’ voegen wij in het kerkbestuur terecht de alleen ‘regerende’ of ‘besturende ouderlingen’, die met de eerstgenoemde op de gehele gemeente letten en haar besturen, ja, ook de tucht oefenen. Zij kunnen voor altijd of voor kortere of langere tijd worden aangesteld. Hierover, evenals over de gepastheid van enig uiterlijk loon aan hen, willen wij niet, met de Brownisten[1], twisten. 

Zulke ouderlingen vinden wij impliciet of ook expliciet vermeld in Romeinen 12:8: ‘Die een voorstander is, in naarstigheid’, in 1 Korinthe 12:28: ‘Behulpsels, regeringen’ en vooral in 1 Timótheüs 5:17: ‘Dat de ouderlingen die wel regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de leer.’ Deze laatste woorden behoren meer tot het werk zelf dan tot de bijzondere ijver daartoe. 

Verder heeft men in de kerk terecht de diakenen. Deze Griekse naam betekent in het algemeen ‘dienaars’ en wordt dus ook aan de leraars als dienaars van het Woord gegeven (1 Kor. 3:5; 2 Kor. 3:5-6; 1 Tim. 4:6), ja, aan Christus Zelf (Rom. 15:8). Met deze naam worden hier diegenen uitgedrukt aan wie de lichamelijke zorg voor de armen is aanbevolen (Filipp. 1:1; 1 Tim. 3:8,12; 1 Petr. 4:11; Rom. 12:8). De eerste instelling van hen vindt men in Handelingen 6:2 t/m 4. Elders leest men ook over zulke ‘diaconessen’ of ‘dienaressen’ uit de vrouwen (Rom. 16:1; 1 Tim. 5:9). Het ambt van de diakenen is echter in de loop der tijd ook tot sommige andere kerkelijke zaken uitgebreid, zowel door de oude samenvoeging van de liefdemaaltijden met het Avondmaal als wegens het samengaan van het diakenschap met andere kerkelijke ambten, zoals in Stéfanus en Filippus te zien is. 

 

De roomsen hebben veel meer kerkelijke ambten. Zij spreken over:

- Zes waardigheden: bisschoppen, metropolitanen, aartsbisschoppen, patriarchen, kardinalen en de paus.

- Zeven orden, vier mindere: deurwachters, voorlezers, bezweerders en misdienaars, en drie meerdere: onderdiakenen, diakenen en priesterlijke ouderlingen.

Behalve de roomsen hebben anderen ook weer hun eigen kerkelijke ambten. Ze zijn van een menselijke afkomst en van een mindere of meerdere oudheid. Sommige zijn geheel af te keuren, maar andere wegens hun gepaste nut wel aan te houden. Zo hebben ook wij onze kandidaten of toegelaten proponenten die zich op het leerambt voorbereiden, en aangestelde voorzangers en voorlezers.


 

[1] De brownisten waren engelse dissenters of vroege afgescheidenen van de Kerk van Engeland. Hun grondlegger was Robert Browne (†1633).

Naar paragraaf