Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Kerkvergaderingen"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.

Boek VII - Hoofdstuk 2 De dienaren van de kerk

2.23Vergaderingen van de dienaars

De dienaars, zowel de buitengewone als de gewone, zowel van het Oude als van het Nieuwe Testament, kunnen op tweeërlei wijze beschouwd worden:

  • Ten eerste afzonderlijk, zoals we tot hiertoe gedaan hebben.

  • Ten tweede gezamenlijk in bijeenkomsten.

Onder het Oude Testament

In het Oude Testament ontdekken wij ten minste een tweeërlei, zo niet ook een drieërlei soort van kerkelijke vergaderingen: van het sanhedrin, van het presbyterium en van de synagoge, niet ongelijk aan de drieërlei soort van vergaderingen onder het Nieuwe Testament: synodaal, classicaal en presbyteriaal. 

Dus:

  1. De Joden hadden een sanhedrin. Dit was een vergadering. zowel kerkelijk als burgerlijk, die met zwaarder en moeilijker zaken van de kerk bezig was. Het sanhedrin werd ingesteld in Exodus 18:13 en verder, en in Numeri 11:16 en 17. Toen die vergadering langzamerhand vervallen was, is zij weer hersteld door Jósafat (2 Kron. 19:8). Er zijn genoeg mensen die menen dat de plechtige reformatie van de Joodse kerk na de terugkomst uit de Babylonische gevangenschap onder het opzicht van deze vergadering tot stand gebracht is (Neh. 8:14; Neh. 9:1). Hoe het ook zij, allen erkennen eenstemmig dat voor zwaardere en gewichtiger zaken van de kerk, bijvoorbeeld afval van God, afgoderij, een verdorven godsdienst, zorg gedragen is door de vergadering sanhedrin. 

  2. Zij schijnen een ‘ouderlingschap’ gehad te hebben (zie hierover Luk. 22:6; Hand. 22:5). Dit schijnt alleen uit kerkelijke personen bestaan te hebben en bestemd te zijn geweest om kerkelijke zaken, bijvoorbeeld ceremoniële onreinheden en ongeregeldheden, ergernissen en andere zaken af te handelen. 

  3. Zij hebben synagogen ofwel gemeentelijke (congregationales) bijeenkomsten gehad, waarin men zich niet alleen met het voorlezen en het verklaren van het Woord, met gebeden en met andere plichten van Gods dienst bezighield, maar ook met kerkelijke tuchtoefeningen (censuren) en met de besturing van die als het ware bijzondere kerk. Dit is niet alleen volgens het getuigenis van de Zaligmaker (Joh. 16:2), maar ook volgens de praktijk zelf van Saulus, die door alle synagogen de christenen strafte (Hand. 26:11), en dat op bevel van de hogepriester (Hand. 9:1,2). Daarom wordt in het Nieuwe Testament ook niet zelden van een ‘overste der synagoge’ melding gemaakt (Mark. 5:35,36,38; Luk. 8:41; Luk. 13:14; Hand. 18:8,17). Door deze ‘oversten der synagoge’ wordt te kennen gegeven dat die synagogen hun προεστῶτες, ‘leiddinggevenden’, gehad hebben. De bijeenkomsten van deze oversten worden duidelijker voorgesteld in Handelingen 13:15, waar duidelijk genoeg wordt aangewezen dat over één synagoge meer dan één bestuurder de leiding heeft gehad, en dat dienovereenkomstig ook over elke synagoge haar bestuurders de leiding hebben gehad. 

Naar paragraaf