Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Kerkvergaderingen - Dwalingen"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.

Boek VII - Hoofdstuk 2 De dienaren van de kerk

2.38Elfde vraag: is de paus de antichrist?

Men vraagt ten elfde: is die algemene bisschop, die zich alles aanmatigt wat Christus toekomt, ofwel de roomse paus, die grote antichrist? 

Wat en wie de antichrist is

Onder de ‘antichrist’ verstaan wij hier niet iedere gewone vijand van Christus en Zijn leer (in welke zin dit woord voorkomt in 1 Joh. 2:28; 2 Joh. vers 7; vgl. Filipp. 3:18), want iedere ketter is een antichrist. Maar wij bedoelen die vermaarde antichrist, over wie men leest in 1 Johannes 2:18, hetzij hij (krachtens het Griekse voorzetsel ἀντί) iemand betekent die ‘voor’ ofwel ‘in plaats van’ Christus is, hetzij iemand die ‘tegen’ Christus is, hetzij beide, omdat de antichrist zich ‘voor’ en ‘tegen’ Christus vertoont. Zo wordt hij met een andere naam ὁ ἀντικείμενος, ‘tegenpartijder’ of ‘iemand die zich tegenstelt’, genoemd (1 Tim. 5:14; 2 Thess. 2:4), evenals het ‘beest’ (Openb. 13:11) en de ‘valse profeet’ (Openb. 16:13; Openb. 19:20; Openb. 20:10). Zijn zetel wordt in mystieke* zin ‘Sódom en Egypte’ genoemd (Openb. 11 en 12), evenals ‘Babel’ (Openb. 17 en 18). 

Zijn ‘geest’ was ook ten tijde van de apostelen ‘alrede in de wereld’ (1 Joh. 4:3), toen ‘de verborgenheid der ongerechtigheid alrede gewrocht’ werd (2 Thess. 2:7), en het reeds ‘de laatste ure’ was, waarin ‘vele antichristen geworden’ waren (1 Joh. 2:18), en dat in de ‘valse broederen’ (Gal. 2:4) en in de ‘valse apostelen’ (2 Kor. 11:13). Deze geest ontlastte zich uiteindelijk in de πρωτοκαθεδρία, ‘vooraanzitter’, van de bisschoppen, met name de bisschop van Rome. 

Dit wilden we in het kort vooraf zeggen.

De pausgezinden ontkennen volstrekt dat de paus de antichrist is, omdat hier hun hele zaak om draait.

Argumenten van de protestanten

De protestanten beantwoorden de vraag bevestigend, zodanig dat zij onder de antichrist de gehele reeks van roomse pausen verstaan, vanaf enige eeuwen terug tot nu toe. Immers, alles waarmee de Heilige Schrift de antichrist afgeschilderd heeft, past op het allernauwkeurigst bij de roomse paus. 

Eerste argument: 2 Thessalonicenzen 2:3-10

Vergelijk de paus maar met de dingen waarmee Paulus de antichrist beschrijft in 2 Thessalonicenzen 2:3-10:

  1. Hij zou de auteur en het hoofd van de ‘afval’ van Christus en Zijn leer zijn. Dit blijkt uit vergelijking van de leer van Christus ten aanzien van wet en Evangelie met de leer van de paus, die in het Concilie van Trente herhaald en bekrachtigd is.

  2. Hij is ‘die mens der zonde’, uit gruweldaden samengesteld. Dit blijkt in de levens van de pausen, waarvan de pausgezinde schrijvers Platina, Mantuanus en Lyranus getuigen zijn.

  3. Hij is de ‘zoon des verderfs’, dat is: zelf verdorven en anderen verdervende. Dit blijkt zelfs uit het Corpus juris canonici (Corpus van het kanonieke recht), [deel 1] distinctie XL, hoofdstuk: ‘Si papa ...’ 

  4. Hij ‘stelt zich tegen’ Christus, niet met een openlijke tegenstelling, zoals de Joden en de mohammedanen, maar met een verborgen en met de belijdenis van het christendom vermomde tegenstelling. Dit blijkt in:

    • Het leven van de paus, dat volledig in strijd is met de zeden van de nederige en zachtmoedige Christus.

    • De wereldlijke en aardse regering van de paus, die volledig in strijd is met de geestelijke en hemelse regering van Christus.

    • De godsdienst van de paus, die volledig in strijd is met de godsdienst van Christus. 

  5. Hij ‘verheft zich boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt’, dat is: boven de overheden en de monarchen. Dit blijkt in de paus, wanneer hij:

    • Met een duivelse hoogmoed de zijnen tot het kussen van zijn voeten aandrijft.

    • Zich erop beroemt een rechter van de engelen te zijn.

    • De sacramenten, die door Christus ingesteld zijn, verandert, verminkt of behalve die nog geheel nieuwe invoert.

  6. Hij ‘zit in den tempel Gods als een God, zichzelven vertonende dat hij God is’. Dit blijkt in de paus, wanneer hij:

    • Zich in de kerk als een zekere Godheid vertoont.

    • Zich een absoluut recht over haar aanmatigt.

    • Zich wederrechtelijk Goddelijke eerbewijzen toe-eigent.

    • Niet schroomt om zelfs de Naam ‘God’ voor zich aan te nemen, of het toe te laten wanneer deze hem door anderen wordt toegekend. 

  7. Hij is de ἄνομος, ‘ongerechtige’, ‘wetteloze’, aangezien hij doet wat hem lust. Dit blijkt in de paus, wanneer:

    • In Goddelijke zaken zijn wil voor hem in plaats van de rede is.

    • Hij aan niemands wetten onderworpen wil zijn en door niemand geoordeeld wil worden. 

  8. Zijn ‘toekomst is naar de werking des satans, in alle kracht en tekenen en wonderen der leugen, en in alle verleiding der onrechtvaardigheid’. Dit blijkt in de paus, wanneer hij:

    • Pocht op leugenachtige en bedrieglijke wonderen, het zweet, de tranen, het lachen of het lopen van de beelden, en op genezingen van zieken bij de relikwieën en de grafmonumenten van de heiligen. 

    • Leert dat hij uit brood en wijn het lichaam en bloed van Christus schept.

Tweede argument: 1 Johannes 4:3 en 1 Timótheüs 4:1-4

Vergelijk de dingen waarmee Johannes in 1 Johannes 4:3 en Paulus in 1 Timótheüs 4:1-4 de antichrist beschrijven:

  1. Hij zou loochenen dat Christus in het vlees gekomen is, in elk geval indirect en door interpretatie. Dit doet de paus door op verscheidene manieren Christus’ profetisch, priesterlijk en koninklijk ambt te schenden. Hij loochent metterdaad dat Christus de enige en volkomen Zaligmaker van de kerk is. Hij stelt dat hij, als was hij een profeet, even onfeilbaar is als Christus wanneer hij van de stoel (ex cathedra) uitspraak doet. Hij stelt insgelijks dat hij de vorst van de priesters, de hoogste hogepriester is, die Christus in de mis offert. Hij stelt dat hij een koning der koningen en een heer der heren is, het hoofd en de bruidegom van de gehele katholieke kerk. Hij doet de eigenschappen van Christus’ menselijke natuur teniet in de transsubstantiatie. Hij houdt vast aan ontelbare wettische ceremonieën en schaduwen, waardoor geloochend wordt dat Christus in het vlees gekomen is.

  2. Hij zou het huwelijk verbieden. Dit doet de paus in zijn geestelijken (clerici).

  3. Hij zou een onderscheid tussen spijzen invoeren. Dit doet de paus door op bepaalde tijden het eten van vlees te verbieden.

  4. Hij zou het een en het ander doen met een buitengewone huichelarij. Dit doet de paus, wanneer hij in deze dingen een bijzondere heiligheid stelt, terwijl hij anders de hoererijen en de overspeligheden gemakkelijker verdraagt dan het huwelijk of het eten van vlees op de door hem verboden tijden. 

Derde argument: Openbaring 13:11-18

Vergelijk de dingen waarmee Johannes de antichrist voorstelt in Openbaring 13:11-18

  • Hij zou onder een schijn van nederigheid zich over allen de hoogste macht aanmatigen, zowel een kerkelijke als een wereldlijke.

  • Hij zou wonderen doen en daardoor de mensen verleiden.

  • Hij zou een nieuwe religie oprichten.

  • Hij zou tot de belijdenis daarvan dwingen door excommunicatie en vervolging.

  • Hij zou het getal van het beest in zijn naam hebben. 

Die dingen passen op het allernauwkeurigste bij de paus:

  • Hij noemt zich een knecht der knechten en hij matigt zich een dubbele macht aan, zowel een geestelijke als een lichamelijke.

  • Hij pocht op wonderen en maakt die tot kentekenen van zijn kerk.

  • Hij verzint een nieuwe religie ten aanzien van de leer en een afgodische dienst.

  • Hij dwingt de mensen tot de belijdenis daarvan, of ze nu willen of niet, door bliksems van excommunicaties en vervolgingen.

  • Hij draagt het getal van de naam van het beest, dat zeshonderdzesenzestig is, in de naam λατεῖνος (lateinos), wat al vanouds door Irenaeus is opgemerkt.

Vierde argument: Openbaring 17:5, 9 en 18

Vergelijk de dingen waarmee dezelfde Johannes de antichrist tekent in Openbaring 17:5, 9 en 18:

  1. Hij schrijft hem als zijn zetel het grote Babylon toe (vers 5). Niet het Chaldeeuwse Babylon, dat ooit al met zijn monarchale waardigheid ten onder gegaan was, volgens de voorzegging van Jesaja, maar het Italiaanse of roomse Babylon, iets wat de jezuïeten, die zich op andere dingen richten en door de duidelijkheid van het feit zelf overtuigd zijn, nu niet meer ontkennen. Het is een stad die zeven heuvels heeft, en allen erkennen dat die er in Rome zijn. 

  2. Hij schrijft hem de regering over de koningen der aarde toe (vers 18). 

Zijn niet al deze dingen op het allerduidelijkst zichtbaar in de paus, wiens zetel het roomse Babylon is, een stad met zeven heuvels, waar hij heerschappij heeft over de koningen der aarde? 

Alle bovenstaande en nog meer kenmerken van de antichrist zijn door de onzen in dikke boeken aangetoond en toegepast op de roomse paus. 

De antichrist van de pausgezinden 

Om de kracht van deze en andere argumenten des te gemakkelijker te ontwijken, verzinnen de pausgezinden voor zich een antichrist die maar één mens zal zijn, van godsdienst een Jood, uit de stam van Dan, en die de Joodse burgerlijke en kerkelijke staat zal herstellen, ja, zelfs de tempel van Jeruzalem. Hij zal slechts drieënhalf jaar regeren. In zijn tijd zullen Henoch en Elía terugkomen uit het paradijs, met hem strijden en door hem gedood worden, maar zij zullen ten derden dage weer opstaan van de doden. Verder zal deze antichrist de aardbodem aan zich onderwerpen, totdat hij door Christus op de Olijfberg overwonnen en gedood zal worden. 

Maar de Joden verwachten de Messías niet uit de stam van Dan en de Joodse godsdienst zal nooit hersteld worden. In zo’n kort tijdsbestek kunnen zulke grote dingen en alle dingen die van de antichrist voorzegd zijn, niet plaatsvinden. Ook zijn alle andere dingen van de pausgezinden dienaangaande zo waardeloos, dat ze het niet verdienen uitvoerig weerlegd te worden. 

Antwoord op tegenwerpingen

Daarom zullen wij onze arbeid wat nuttiger besteden met het onderzoeken van de tegenwerpingen van de pausgezinden. Zij wenden het volgende voor: 

Tegenwerping 1. De antichrist zou een vijand van Christus en Zijn rivaal zijn. Een zodanig iemand is de paus niet.

Antwoord.

  1. Hij zou geen openbare, maar een verborgen vijand en rivaal zijn, het Lam gelijk (Openb. 13:11), die door Christus geopenbaard zou worden (2 Thess. 2:8). 

  2. Een zodanige vijand en rivaal van Christus is de paus wel, die zich vertoont als of in plaats van Christus en zich ook met zijn leer, dienst en regering tegen Christus stelt.

Tegenwerping 2. De antichrist zal maar één afzonderlijke persoon zijn: 

  • ἄλλος, ‘een ander’ (Joh. 5:43), die de antichrist is.

  • ὁ ἀντικείμενος, ‘die zich tegenstelt’; ὁ υἱὸς τῆς ἀπωλείας, ‘die zoon des verderfs’, met het lidwoord (2 Thess. 2:3,4).

  • ὁ ἀντίχριστος, ‘die antichrist’ (1 Joh. 2:22; 4:3).

  • ψευδοπροφήτης, de ‘valse profeet’ (Openb. 13 en 17). 

Antwoord. Hij is één persoon, maar dan in een reeks. Hierom ziet Paulus het bestaan van de antichrist al vanaf zijn tijd (2 Thess. 2:7). Johannes zegt dat hij toen reeds in de wereld was en niettemin nog zou komen (1 Joh. 2:18), en in Openbaring 13 en vervolgens onderscheidt hij de geschiedenis van de antichrist door lange tussentijden. Dus:

  • ἄλλος, ‘een ander’ (Joh. 5:43), betekent elke bedrieger en valse Christus (evenals in Matth. 24:24).

  • Het lidwoord ὁ betekent dikwijls een onbepaalde persoon (evenals in Matth. 12:35; Mark. 2:27). 

  • τὸ κατέχον, ‘wat hem wederhoudt’ [2 Thess. 2:6], betekent in het algemeen de Romeinse keizers. 

  • En τὸ δεύτερον θηρίον, ‘het tweede beest’, wordt evenzeer met het lidwoord uitgedrukt als τὸ πρῶτον, ‘het eerste’. 

Tegenwerping 3. De antichrist zal nog komen, want:

  1. Het Evangelie is nog niet gepredikt in de gehele wereld, wat vóór de komst van de antichrist moet geschieden (Matth. 24:14).

  2. Het Romeinse Rijk is nog niet geheel vernietigd (volgens 2 Thess. 2:7). 

  3. Henoch en Elía zijn nog niet gekomen (Openb. 11:3).

  4. De ceremonieën en de oefeningen van de openbare godsdienst houden nog niet op, zoals ten tijde van de antichrist zal gebeuren (Dan. 11:31). 

  5. Er blijkt nog niets aangaande de naam en het merkteken van het beest.

  6. Men is het onder de protestanten nog niet eens over de tijd van de komst van de antichrist:

    • Sommigen betrekken die op de tijd waarin de apostelen leefden.

    • Sommigen betrekken die op Constantijn de Grote.

    • Sommigen betrekken die op Phokas.

    • Sommigen betrekken die op Karel de Grote.

    • Sommigen betrekken die op Hendrik IV.

Antwoord. De antichrist is volstrekt zeker gekomen, en daartegen hebben de zwakke argumenten van de tegenpartijen geen geldingskracht: 

  1. In Matthéüs 24:14 wordt niets anders gezegd dan dat het Evangelie vóór het einde van de wereld overal gepredikt zal worden, maar niet vóór de komst van de antichrist. 

  2. In 2 Thessalonicenzen 2:7 wordt niet gezegd dat het Romeinse Rijk vóór de komst van de antichrist geheel en al tenietgedaan zal worden, maar alleen te Rome en in Italië: ‘Totdat hij uit het midden’, namelijk van Rome, ‘zal weggedaan worden’.

  3. In Openbaring 11 staat er niets over dat Henoch en Elía vóór de antichrist zullen komen, maar alleen over twee getuigen ofwel slechts weinige verdedigers van de waarheid. 

  4. Daniël 11:31 spreekt niet over de antichrist, maar over Antiochus Epiphanes.

  5. Al zou bij de protestanten de naam van de antichrist onbekend zijn, omdat het een verborgen en mystieke naam is, zo kan deze niettemin in de aard der zaak wel bestaan. Echter, bij de protestanten is de getalsnaam van het beest niet onbekend, in het Grieks λατεῖνος (lateinos) en in het Hebreeuws רֹמעֹושׁ (rōmʽōš), of volgens anderenרוֹמָיית  (rōmāyyt).

  6. Ook is men het onder de protestanten eens over de tijd van de komst van de antichrist: 

    • Ten tijde van de apostelen is hij gekomen in de ketters. 

    • Ten tijde van Constantijn de Grote is hij gekomen in de heerszuchtige bisschoppen, als voorloper. 

    • Ten tijde van Phokas is hij gekomen ten opzichte van de geestelijke macht. 

    • Ten tijde van Karel de Grote is hij gekomen ten aanzien van de overdracht van het rijk. 

    • Ten tijde van Hendrik IV en vervolgens is hij gekomen ook ten aanzien van de lichamelijke macht. 

    Langs deze trappen* is hij geleidelijk gekomen en tot het hoogste toppunt van tirannie gestegen.

Tegenwerping 4. De antichrist zal een Jood zijn, de Messías van de Joden, uit een hoer geboren en uit de stam van Dan. 

Antwoord. Aan deze beuzelingen schrijft zelfs Bellarminus niet veel toe.

Tegenwerping 5. De antichrist zal de zetel van zijn heerschappij hebben te Jeruzalem, in de tempel des Heeren, die hersteld zal worden, zoals deels uit Openbaring 11:8 en deels uit 2 Thessalonicenzen 2:4 blijkt.

Antwoord. De Openbaring schrijft hem een zitplaats toe in een zevenheuvelige stad, die toen heerschappij had over de koningen der aarde (Openb. 17:9), namelijk Rome, waarin, op mystieke wijze gezegd, onze Heere gekruisigd is, namelijk in Zijn leden (Openb. 11:8). 

De tempel waarover het gaat in 2 Thessalonicenzen 2:4, betekent niets anders dan de kerk (evenals in 1 Kor. 3:16; 1 Kor. 6:19; 2 Kor. 6:15,16).

Tegenwerping 6. De paus loochent niet de Vader en de Zoon, ook niet dat Christus in de wereld gekomen is, zoals de antichrist wel zal doen (1 Joh. 2:22,23; 1 Joh. 4:3).

Antwoord. De paus loochent het niet openlijk, en er wordt ook niet voorzegd dat de antichrist dit openlijk zou loochenen. Maar de paus loochent het in het verborgen, metterdaad, zoals wij gedeeltelijk reeds eerder aangetoond hebben.

Tegenwerping 7. De paus doet niet de wondertekenen van de antichrist: hij laat geen vuur van de hemel neerdalen, hij geeft geen spraak aan het beeld van het beest, enzovoort (Openb. 13). 

Antwoord. Die wondertekenen worden niet eigenlijk, maar allegorisch aan de antichrist toegeschreven, vanwege de analogie* van de uitwerkingen.* En zo komen ze aan de paus toe, die het vuur ofwel de bliksems van anathema’s naar de keizers slingert. Hij geeft de spraak aan het beest door het oprichten van een keizerlijk rijk van de paus, dat gelijk is aan het eerste [rijk], en alle inzettingen en bevelen daarvan hebben voornamelijk van de paus hun kracht. 

Tegenwerping 8. De paus heeft niet vele koninkrijken verkregen door bedrog van de Joden, wat van de antichrist gezegd wordt (Dan. 7 en 11).

Antwoord. Die hoofdstukken van Daniël spreken eigenlijk over Antiochus Epiphanes en zijn overwinningen over de koningen van Syrië en Egypte. En als er daarin een voorbeeld van de antichrist is geweest, dan ziet men dat er ook dingen in de paus vervuld zijn, wanneer hij zich zijn gehele macht niet anders dan door bedriegerijen en tirannie voor zich verkregen heeft. 

Hier zullen de opponenten van de pausgezinden vergeleken kunnen worden, die zich uitvoerig met deze zaken bezighouden. 

Naar paragraaf