Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Kerkelijke tucht - Gegeven macht

 

Gekoppelde paragrafen met "Kerkelijke tucht - Gegeven macht"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.

Boek VII - Hoofdstuk 6 De kerkelijke tucht

6.3Er is in de kerk een tucht, door middel waarvan de kwaaddoeners geweerd en de boetvaardigen weer aangenomen worden

Er is dus, naar de instelling van Christus, in de kerk een tucht, door middel waarvan de kwaaddoeners geweerd en de boetvaardigen weer aangenomen worden.

Dit wordt bewezen uit de Schrift
  1. Hiertoe worden de sleutels gegeven en hierop ziet het binden en het ontbinden in de tekst en in Matthéüs 18:18-19.

  2. Hierop ziet het vergeven en het houden van de zonden (Joh. 20:23). 

  3. Hierop ziet het uitwerpen en het weer aannemen (1 Kor. 5:2,3,11; 2 Kor. 2:6-8). 

  4. Hierop ziet het bevel om zich te onttrekken (Rom. 16:17; 2 Thess. 3:6; Tit. 3:10).

  5. Deze tucht werd oudtijds afgebeeld door de uitwerping uit het paradijs en de afhouding van het eten van de boom des levens (Gen. 3:22-24). En ook door Kaïns uitwerping van het aangezicht des HEEREN (Gen. 4:11,14). 

  6. Hierop zag de uitsluiting der onreinen van de omgang met de anderen (Num. 19:20).

  7. Hierop zag de gehele wettische onreinheid, die uitsloot van het gezelschap van de reinen (Ex. 12:48; Ez. 44:7,9; Lev. 13:2,3). 

  8. Wij zullen eraan toevoegen dat deze tucht bij de Joden gebruikelijk was (Joh. 9:22; 12:42; 16:2), en dat ze ongetwijfeld door Christus van de Joden in de christelijke kerk overgebracht is.

Naar paragraaf

6.7Aan wie de macht van deze tucht gegeven is

De macht van deze tucht heeft Christus beloofd:

  • Weliswaar eerst, in orde* van tijd, aan Petrus (Matth. 16:19).

  • Echter niet aan hem alleen, maar daarna aan alle apostelen (Matth. 18:18; Joh. 20:23), die haar ook bij uitnemendheid, dat is: op een onfeilbare manier, hebben kunnen oefenen (1 Kor. 5:3,4). 

  • Tot slot ook aan alle dienaars van de kerk (Tit. 3:10), ja, aan de hele gemeente (Matth. 18:17). Niet alleen omdat ze ten nutte en tot voordeel van de kerk gegeven is (1 Kor. 5:6,7), maar ook omdat ze alleen in de kerk geoefend wordt en geoefend moet worden. 

Ondertussen moet ze echter niet door een afzonderlijke persoon geoefend worden, maar door het kerkelijke gezelschap ofwel het presbyterium. 

Daarom wil de Zaligmaker dat de zaken gebracht zullen worden tot de ‘gemeente’ (Matth. 18:18). Zeker niet tot een hele vergadering, zoals de independenten willen, omdat ze daardoor te weinig in goede orde geoefend kan worden, maar tot de representatieve gemeente, die de apostel de ‘ouderlingschap’ (het ‘presbyterium’) noemt (1 Tim. 4:14). 

Hierom wilde ook de apostel zelf dat de incestueuze Korinthiërs niet op zijn gezag alleen, maar op het gezag van de Korinthische vergadering geëxcommuniceerd werden (1 Kor. 5:3,4). Onder die vergadering verstaat hij niet de hele vergadering en alle bijzondere leden ervan. Wij hebben elders aangetoond dat deze te talrijk was om tot tuchtoefening bijeenverzameld te kunnen worden (vergelijk hoofdstuk 2 van dit boek, § 26). Maar hij bedoelt het Korinthische presbyterium. Evenals het oudtijds de plicht van de Levitische priesters was om het reine van het onreine te onderscheiden (Lev. 10:9,10; Hagg. 2:11-14; Ez. 44:23), iets wat onder het Nieuwe Testament aan het sanhedrin en aan daartoe uitgekozen mannen toegeschreven wordt (Luk. 22:66; Hand. 22:7). 

Ook doet het presbyterium dit niet door een macht die er door de overheid of door de gehele kerkelijke gemeenschap aan gedelegeerd is, maar die er onmiddellijk door Christus aan gedelegeerd is. Want van beide eerstgenoemde delegeringen wordt niet het minste in de Heilige Schrift gevonden, terwijl van de laatstgenoemde duidelijke getuigenissen voorkomen in alle Schriftplaatsen waarin over de tucht gehandeld wordt.

Naar paragraaf

6.15Tweede vraag: komt de sleutelmacht aan de kerkelijke ambtsdragers toe als rechters, of als dienaars?

Men vraagt ten tweede: komt de sleutelmacht aan de kerkelijke ambtsdragers toe als heren en rechters, of alleen als dienaars? 

Het gevoelen van de pausgezinden 

Evenals de pausgezinden alle hoofdzaken van hun religie tot staving van de eerste plaats en de alleenheerschappij van hun paus richten, zo ook het stuk van de sleutels. Bijgevolg leren zij dat de sleutels, die alleen aan Petrus gegeven zijn, maar om door hem aan de pausen door te geven (wat wij in het volgende hoofdstuk, zo God wil, zullen nagaan), aan de kerkelijke ambtsdragers toekomen als heren en rechters voor een vierschaar, maar niet als dienaars. 

Hiertoe neigde ook Ludovicus Molina, Petrus’ zoon, in zijn Paraenesis ad aedificatores imperii in imperio (Vermaning aan de stichters van een rijk in een rijk). 

Het gevoelen van de gereformeerden 

De gereformeerden bewaren de meesterlijke (magisterialem) en heersende sleutelmacht alleen voor God en de Middelaar, en laten alleen de bedienende (ministerialem) macht, die door aan te kondigen geoefend wordt, aan de kerkelijken over, want:

  1. God alleen is de enige Heere en Wetgever (Jak. 4:12), tegen Wie alleen wij eigenlijk zondigen (Ps. 51:6), insgelijks de ene hoogste Rechter der aarde (Gen. 18:25). Zo kan ook alleen Hij eigenlijk de zonden houden en vergeven, wat de farizeeën zelf erkenden (Luk. 5:21). 

  2. De Zaligmaker behoudt alleen Zichzelf de ‘sleutel Davids’ voor, om aldus te openen en te sluiten (Openb. 3:7).

  3. De apostelen zelf schreven zich niets anders toe dan de aankondiging van de vergeving der zonden (Hand. 13:38; vgl. Luk. 24:47). 

Antwoord op een tegenwerping 

De partijen hebben niets waarmee zij krachtiger op het tegenovergestelde aandringen dan dit:

Tegenwerping. Sleutels te hebben is meer dan een bedienende macht van aankondigen te hebben (Openb. 3:7).

Antwoord. 

  1. Een sleutel te hebben, namelijk van zichzelf, zoals de Zaligmaker die heeft, is iets anders dan een sleutel te ontvangen, die hem door een Ander gegeven is, zoals de kerkelijke ambtsdragers.

  2. Sleutels van een Ander te ontvangen, om deze uit Diens Naam te gebruiken, zoals de apostelen ze ontvangen hebben (1 Kor. 5:4), is inderdaad niets anders dan uit Diens Naam het vonnis aan te kondigen. 

Naar paragraaf