Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Kerk - Gemeente

 

Gekoppelde paragrafen met "Kerk - Gemeente"

Handboek Dogmatiek

Handboek Dogmatiek

Johannes à Marck (1656-1731)

Johannes à Marck (1656-1731)

Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.

Hoofdstuk 32 De ware kerk of gemeente van God

32.21De uiterlijke onzichtbaarheid van de kerk in sommige tijden

Door de ellenden en bestrijdingen gebeurt het ook wel dat de ware kerk uiterlijk onzichtbaar wordt, niet geheel en al, maar grotendeels en bij vergelijking. Haar uiterlijke glans is dan zo verdonkerd, dat de mensen, hetzij allen of de meeste, haar niet meer behoorlijk kunnen herkennen door de zuiverheid van de fundamentele leer en de ware heiligheid. Dit blijkt ons in:

1. De geschiedenissen van het Oude Testament, die gaan over de tijd van:

- Kaïn (vgl. Gen. 4:26).

- De zondvloed (Gen. 6:5).

- Abrahams roeping (Joz. 24:2-3).

- Israël in Egypte (Ezech. 20:8), onder de richters (Richt. 2:10-12; 17:6), onder verschillende koningen (1 Kon. 14:22-23; 19:10; 2 Kron. 15:3); in de Babylonische gevangenschap, onder de dolzinnige Antiochus, enz.

Hierop mag men ook wel de boze tijd van Christus’ geboorte en prediking hier op aarde betrekken, en dit met meer andere Schriftplaatsen vergelijken (Ps. 12:2; Jes. 9:2; Micha 7:2). 

De roomsen spreken daarentegen tevergeefs over grotere beloften die aan de kerk van het Nieuwe Testament gedaan zijn. Soms wenden ze ook voor dat men Israël altijd wel boven de heidenen als Gods volk heeft kunnen herkennen. 

2. De voorzeggingen van de tijden van het Nieuwe Testament. Die spreken niet alleen over vele vervolgingen, ketterijen en scheuringen, als oorzaken van uiterlijke onzichtbaarheid, maar ook over deze onzichtbaarheid zelf. Namelijk dán, wanneer ‘de vrouw’ zou ‘vluchten in de woestijn’, waarheen zij met ‘vleugelen eens groten arends’ zou vliegen om daar een geruime tijd gevoed te worden ‘buiten het gezicht van de slang’ (Openb. 12:6,14), en wanneer ‘allen die op de aarde wonen, hetzelve [beest] aanbidden’ zouden (Openb. 13:8). 

3. De uitkomst, wanneer de kerk sinds Christus’ tijd ons voorkomt als door zeer zware en algemene vervolgingen, door wijdverspreide ketterijen en door zeer verderfelijke scheuringen verdrukt. Zo is ze tot een zeer onzichtbare geringheid gebracht, onder de heidense keizers, onder de arianen, onder de mohammedanen en onder de roomsen, volgens de vorige voorzeggingen. 

 

Tegenwerpingen beantwoord

Wanneer de roomsen integendeel het erop toeleggen ons te kwellen met de eis om hun onze kerk aan te wijzen vóór onze afscheiding van hen, vooronderstellen zij dat de ware kerk onder het Nieuwe Testament altijd een uiterlijke herkenbare luister zou hebben, en een ‘zichtbare zetel’ waarvanaf zij zou worden bestuurd. Tot dat oogmerk voeren zij aan:

 

1. Heel veel beloften van voortduur, luister en heerlijkheid (Jes. 60:1-2; 61:9; 62:6; Ps. 48:9; Matth. 16:18; 28:20; Luk. 1:33; Matth. 24:14; Ef. 4:8). 

Antwoord. Die behoren niet allemaal in gelijke mate tot alle tijden van het Nieuwe Testament, maar sommige alleen of vooral tot de blijdere perioden daarvan. En enkel de voortduur, die wij zelf ook vasthouden, verschilt veel van de uiterlijke zichtbare luister.

 

2. De beschrijvingen van de kerk onder de beelden van een ‘licht’ en ‘kandelaar’ (Matth. 5:14; Openb. 1:20), een zeer hoge ‘berg’ (Jes. 2:2-3; Dan. 2:35), en een ‘stad op een berg’ (Matth. 5:14), enz. 

Antwoord. In al deze zaken kan wel een verduistering plaatshebben, als het licht met een korenmaat wordt bedekt, en de duisternis van de nacht of donkere wolken overdag het gezicht van een berg en een stad op die berg beletten. 

In deze beelden wordt ook meer gezien op sommige tijden dan op andere tijden, en niet minder op de inwendige luister dan op de uiterlijke luister. Ja, in sommige beelden wordt meer op de waardigheid en plicht van de leraren gezien dan op de staat van de gehele kerk, zoals de context aantoont.

 

3. Sommige redenen, zoals:

a. Bij het geloof moet men de uiterlijke belijdenis voegen (Rom. 10:10).

b. Men moet zich met de kerk verenigen (1 Kor. 12:13).

c. Men moet altijd aan de kerk gehoorzamen (Matth. 18:17).

Uit al deze redenen vloeit de zichtbaarheid van de kerk vooraf of achteraf voort. 

Antwoord. De redenen zijn van weinig gewicht, want:

a. De uiterlijke belijdenis is niet altijd en niet even noodzakelijk tot de zaligheid als het geloof van het hart.

b. De innerlijke vereniging met de kerk door een waarachtig geloof en oprechte liefde, ook in de trap van noodzakelijkheid, is heel wat anders dan de uiterlijke samenvoeging met een zichtbare menigte.

c. De gehoorzaamheid aan de kerk wordt niet verder van ons geëist dan wanneer wij haar stem kunnen horen, en erkennen dat die met Gods heilig Woord overeenkomt. 

Naar paragraaf