Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Heilige Doop - Door wie"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.

Boek VII - Hoofdstuk 4 De sacramenten van de wedergeboorte

4.24Tiende vraag: is het dopen aan iemand anders geoorloofd dan aan de dienaars?

Men vraagt ten tiende: is het dopen aan iemand anders geoorloofd dan aan de verkondigers van het Woord? 

Het gevoelen van verschillende partijen

De pausgezinden, en op hun wijze ook de lutheranen, verbinden de wedergeboorte en de vergeving der zonden aan de Doop, en dringen dus aan op zijn absolute noodzakelijkheid. Daarom laten zij ambtshalve en in het openbaar, wanneer er een priester aanwezig is, de macht om te dopen weliswaar alleen aan de dienaars des Woords over. Maar wanneer deze afwezig zijn, staan zij in geval van noodzakelijkheid de macht om te dopen aan iedereen toe, zelfs aan ongelovigen en vrouwen, als ze zich maar aan de doopformule houden. 

Ook de socinianen staan het dopen aan iedereen toe, omdat zij geen enkele verborgenheid in de Doop erkennen. 

Het gevoelen van de gereformeerden 

De gereformeerden laten dit alleen aan de dienaars des Woords over, want:

  1. Christus heeft de macht om te dopen met de verkondiging van het Woord samengevoegd (Matth. 28:19). ‘Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet’ (Matth. 19:6).

  2. Ook hierom worden de dienaars des Woords ‘uitdelers der verborgenheden Gods’ genoemd (1 Kor. 4:1). 

  3. De Doop is een openbaar zegel van het genadeverbond. Het is niet aan iedereen geoorloofd om zulke zegels te gebruiken, maar alleen aan degenen die daartoe van de overheid macht verkregen hebben.

  4. Er komt geen voorbeeld van het tegendeel in de Heilige Schrift voor. 

Antwoord op tegenwerpingen

Het volgende heeft geen geldingskracht ten gunste van het tegenovergestelde:

Tegenwerping 1. Het voorbeeld van Zippora, die haar eigen zoon besnijdt in tegenwoordigheid van haar man (Ex. 4:25).

Antwoord. 

  1. De daad van een onthutste vrouw wordt niet goedgekeurd, vooral aangezien haar man, die een gewoon dienaar was, erbij tegenwoordig was. 

  2. Ook moet hierin een ongelijke zaak tussen de besnijdenis en de Doop opgemerkt worden. 

Tegenwerping 2. De voorbeelden van Filippus (Hand. 8:12), van Ananías (Hand. 9:18) en van de broeders (Hand. 10:48).

Antwoord.

  1. Zij zijn geen particuliere personen zonder ambt geweest, maar evangelisten en diakenen (vgl. Hand. 6:5, vgl. met Hand. 8:5,12; Hand. 21:8).

  2. Zij hebben het door een bijzonder Goddelijk ingeven en bevel gedaan. Dit blijkt wat betreft:

    • Filippus (Hand. 8:26,27).

    • Ananías (Hand. 9:10,11,15,17).

    • De broeders, op bevel van Petrus (Hand. 10:48). Hoewel ook dit tot nu toe twijfelachtig is: heeft Petrus die broeders bevolen om Cornelius te dopen, of heeft hij Cornelius met de zijnen bevolen om de Doop van hem te ontvangen?

Naar paragraaf