Klik op één
van de segmenten!
Heilige Doop - Betekenis
Gekoppelde paragrafen met "Heilige Doop - Betekenis"
Handboek Dogmatiek
Johannes à Marck (1656-1731)
Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.
Hoofdstuk 30 De christelijke Heilige Doop
30.27De betekende zaak van de Doop
Tot slot komen wij bij de betekende zaak van de Doop, die ongetwijfeld is:
Het bloed en de Geest van Christus, die ons beide ook elders onder de gelijkenis of naam van ‘water’ voorkomen (1 Joh. 1:7; 1 Petr. 1:2; Hebr. 12:24; Jes. 44:3). Ze hebben ook een grote gelijkheid met het water (wat al genoemd is in § 8), vooral in de kracht van het wegnemen van onze zondige onreinheid.
Vervolgens deze wegneming van de zonden, die waarlijk in zichzelf lelijke vuilheden zijn en de mens uiterst afschuwelijk maken, door dat bloed en die Geest van Christus (Ezech. 36:25; Hand. 22:16; Ef. 5:26). Deze weldaad:
Strekt zich uit tot alle zonden, zonder onderscheid van tijd, van grootte en veelheid daarvan, of van het bijzondere onderwerp daarvan.
Strekt zich ook uit tot de schuld en de smet van al die zonden, volgens de onderscheiden werking van het bloed en de Geest van Christus, en de tweeërlei weldaad van rechtvaardigmaking en heiligmaking, waarvan de eerste in één daad tegelijk, maar de andere geleidelijk voltrokken wordt (vgl. Mark. 1:4; Hand. 2:38; Hand. 19:4; Kol. 2:11).
Wordt secundair als een plicht van de mens door Gods genade aangemerkt, maar primair en hoofdzakelijk als een genadedaad van God aan ons.
Op deze wegneming van de zonden moet men, als daartoe behorend of daarmee gepaard gaand, geheel betrekken: de wedergeboorte, het aandoen van Christus, de inlijving in Zijn kerk, de dood en de begrafenis van de oude mens en het leven van de nieuwe mens, ja, de eeuwige zaligheid zelf. In dit verband worden sommige dingen, met een bijzonder opzicht op de eertijds meest gebruikelijke manier van de bediening van de Doop door onderdompeling, soms ook uitdrukkelijk in de Schrift genoemd (Tit. 3:5; Gal. 3:27; 1 Kor. 12:13; Rom. 6:4-5; 1 Petr. 3:21).