Klik op één
van de segmenten!
Heilig Avondmaal - Teken
Gekoppelde paragrafen met "Heilig Avondmaal - Teken"
Handboek Dogmatiek
Johannes à Marck (1656-1731)
Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.
Hoofdstuk 31 Het Heilig Avondmaal des Heeren
31.5Het eerste uiterlijke teken: brood
Het substantiële en zichtbare teken is hier tweeërlei: brood en wijn.
Bij het brood heeft de Zaligmaker totaal geen bepaling gemaakt wat betreft:
Het koren, ten aanzien van zijn soort. Wij geven echter de voorkeur aan tarwe boven ander koren, omdat dit het meest gebruikelijk en voedzaam is. Tegelijk geloven wij dat men bij volledig gebrek aan brood terecht datgene zou kunnen nemen wat dan doorgaans in de plaats van brood gebruikt wordt.
De bereiding, zonder of met zuurdesem, want Christus heeft dat brood gebruikt dat toen voorhanden was en dus algemeen was. Daardoor toonde Hij ons dat het soort brood niet uitmaakte.
Wij kunnen niet instemmen met:
Enerzijds, de Grieken, wanneer zij het gebruik van gedesemd brood voor noodzakelijk houden, vanwege:
De Griekse naam ‘brood’, dat ‘iets wat opgeheven is’ betekent.
De afschaffing van de ceremoniële wet der ongezuurde broden.
De noodzakelijke uitsluiting van de zinnebeelden van ‘lijden’ en ‘droefheid’ van het Avondmaal.
De gelijkenis van ‘zout’ en ‘zuurdesem’, die door de Zaligmaker elders wordt aangevoerd bij de discipelen tot hun onderwijs (Matth. 5:13; Matth. 13:33).
Vooral, Christus’ voorbeeld. Zij willen dat Hij Zijn Avondmaal vóór het Joodse pascha en het feest der ongezuurde broden instelde en Zich bijgevolg van gedesemd brood bediend heeft.
Anderzijds, de Latijnen en de roomsen, die net zo strijden voor ongedesemd brood, vanwege:
Het voorbeeld van Christus. Zij willen dat toen Hij het pascha hield, Hij het ongetwijfeld volgens de wet gebruikt heeft.
De gepaste betekenis ervan, zowel in de volkomen heilige Christus als in ons die, om aan Christus deel te hebben, ons moeten onthouden van alle ‘zuurdesem der kwaadheid en der boosheid’, en ‘feest houden, ... in de ongezuurde broden der oprechtheid en der waarheid’ (1 Kor. 5:7-8).
Dit verschil is vooral sterk geworden vanaf de elfde eeuw of de tijd van Michael Caerularius (1000-1085), bisschop van Constantinopel en Leo IX (1002-1054), paus van Rome. Het heeft ook niet weinig geholpen tot bevestiging en vermeerdering van de scheuring tussen de oosterse en de westerse christenen.
Het is misschien niet al te gemakkelijk te zeggen of men in vergelijking beter ongedesemd brood kan gebruiken, wegens Christus’ voorbeeld en de gepaste betekenis daarvan, of gedesemd brood, wegens zijn betere voedingswaarde en aangenamere nuttiging.
Wij vinden ook geen onderscheid bij het brood van het Avondmaal ten aanzien van zijn ronde of langwerpige vorm, en zijn mindere of meerdere grootte. Toch keuren wij de kleine, ronde ‘hosties’ of ‘ouwels’ van de roomsen – die de meeste lutheranen ook behouden – volkomen af, want:
Ten aanzien van hun materie verdienen ze nauwelijks de naam ‘brood’. Daarom worden ouwels veel meer tot verzegeling en oplegging van andere zaken gebruikt dan als voedsel.
Ten aanzien van hun kleinheid kunnen ze niet gebroken worden tot een algemene uitdeling onder velen.
Ten aanzien van hun vorm zijn ze op een bijgelovige wijze afgeleid van de zilveren penningen waarvoor Jezus verraden is, en van de penning van de dagloners in de gelijkenis uit het Evangelie.
Ze zijn aan de apostelen en de eerste christenen onbekend geweest en pas sinds weinige eeuwen ingevoerd, wegens de veelvuldige verwaarlozing van dit verbondszegel en het kleine getal van degenen die het gebruikten. De ‘ongezuurde koeken’ van de Joden ten tijde van het pascha zijn heel wat anders dan de ouwels.
De verkeerde daden van veel oude ketters in het (in plaats van brood) gebruiken van meel, van kaas en brood, of van bloed en ander menselijk vocht dat met het brood gemengd werd, achten wij nauwelijks noemenswaardig.