Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Besnijdenis en Doop - dwalingen

 

Gekoppelde paragrafen met "Besnijdenis en Doop - dwalingen"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 4

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 4/6 - De toepassing van de verlossing - De kerk.

Boek VII - Hoofdstuk 4 De sacramenten van de wedergeboorte

4.17Derde vraag: is Johannes’ Doop ten aanzien van het wezen der zaak hetzelfde als Christus’ Doop?

Men vraagt ten vierde: is de Doop van Johannes ten aanzien van de zelfstandigheid* of het wezen (substantia) hetzelfde als de Doop van Christus? 

Het gevoelen van de pausgezinden en de wederdopers

De pausgezinden ontkennen dit, om Johannes’ Doop te verkleinen en niet voor een sacrament van het Nieuwe Testament te houden, maar voor enkel een plechtigheid en ceremonie, een zekere uitwendige wassing van het lichaam en een ijdel teken. 

Wel schrijven degenen die in de pausgezinde gemeenschap gezonder van begrip zijn, de vergeving der zonden aan de Doop van Johannes toe, maar alleen krachtens het werk van de werkende (ex opere operantis) en niet, zoals de Doop van Christus, ‘krachtens het gedane werk’ (ex opere operato). 

Ook zijn er bij hen genoeg die leren dat zijn Doop niet krachtens bevel, maar alleen krachtens raadgeving geweest is, en die er geen enkele noodzakelijkheid van erkennen. 

Allen komen zij hierin overeen dat Johannes’ Doop niet alleen in omstandigheden en in trap* van Christus’ Doop verschilt, maar ook in het wezen zelf. 

De wederdopers spannen hier volkomen samen met de grovere pausgezinden. 

Het gevoelen van de gereformeerden

Evenals de gereformeerden enig onderscheid erkennen in de omstandigheden en in de trap der krachtdadigheid, zo belijden zij in het wezen zelf van beide een volkomen gelijkheid. Dit hebben wij in § 11 aangetoond. 

Antwoord op tegenwerpingen

Hiertegen brengen de partijen ten onrechte het volgende in:

Tegenwerping 1. Johannes’ Doop heeft niet God, maar Johannes zelf tot auteur gehad.

Antwoord. Dit spreekt de Heilige Schrift duidelijk tegen (Luk. 3:2; Joh. 1:33; Matth. 21:25). 

Tegenwerping 2. De Doop van Johannes wordt een ‘doop der bekering’ ofwel ‘van boete’ genoemd (Hand. 13:24; Hand. 19:4). 

Antwoord. Ook de Doop van Christus wordt een inwijding in de bekering ofwel het berouw genoemd (Rom. 6:4).

Tegenwerping 3. Johannes onderscheidt zijn Doop van de Doop van Christus (Mark. 1:8; Matth. 3:11).

Antwoord. Hij onderscheidt:

  • Het werk van de dienaar van de genade van de Meester.

  • Ten aanzien van de trap der krachtdadigheid, niet ten aanzien van de krachtdadigheid zelf.

Tegenwerping 4. Men leest niet dat Johannes gedoopt heeft in de Naam van de Drie-eenheid.

Antwoord.

  1. Het verschil in de woorden neemt niet de gelijkheid van het wezen weg.

  2. Nergens wordt gezegd dat hij zijn Doop niet bediend heeft in de Naam van de Drie-eenheid. 

  3. Ja, veeleer schijnt voldoende te kennen gegeven te worden dat hij in de Naam van de Drie-eenheid gedoopt heeft (Hand. 19:2,3,5). 

Tegenwerping 5. Er wordt gezegd dat degenen die door Johannes gedoopt waren, opnieuw gedoopt zijn (Hand. 19:3-5). 

Antwoord. Er wordt niet gezegd dat degenen die door Johannes gedoopt waren, door Paulus herdoopt zijn, maar dat Johannes’ hoorders door Johannes zijn gedoopt en door Paulus met handoplegging zijn bevestigd, en dat zij de buitengewone gaven van de Heilige Geest, die tot hiertoe onbekend waren, ontvangen hebben.

Naar paragraaf