Klik op één
van de segmenten!
Bekering
Gekoppelde paragrafen met "Bekering"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.
Boek I - Hoofdstuk 2 De Heilige Schrift
2.21Achtste eigenschap: haar krachtdadigheid en krachtdadige uitwerkingen
De achtste eigenschap van de Schrift is haar krachtdadigheid en krachtdadige uitwerkingen.
Daarom wordt haar een kracht toegeschreven (Rom. 1:16) en daardoor wordt van haar gezegd dat ze iets ‘kan’ (Jak. 1:21), ‘krachtig’ is (Hebr. 4:12) en ‘werkt’ (1 Thess. 2:13). Om deze reden wordt zij vergeleken bij verschillende dingen waarin krachtdadige werkingen uitmunten, bijvoorbeeld bij:
Water (Jes. 55:10; Deut. 32:2; Hebr. 6:7).
Vuur (Jer. 5:14; Luk. 24:32).
Een hamer (Jer. 23:29).
Een tweesnijdend zwaard, dat doorgaat (Hebr. 4:12).
Een tweesnijdend scherp zwaard (Openb. 1:16).
Donder (Ps. 68:34).
Deze krachtdadigheid is echter met betrekking op geestelijke dingen niet zozeer de fysische* en voornaamste oorzaak,* zoals de lutheranen zouden willen, als wel een zedelijke* en instrumentele oorzaak.* Zij vloeit namelijk voort van de Heilige Geest, als de arm van God (Jes. 53:1). Daarom worden Woord en Geest samengevoegd of liever aan elkaaar ondergeschikt (Jes. 59:21). Het Evangelie wordt een ‘bediening des Geestes’ genoemd (2 Kor. 3:8). Er wordt gezegd dat het ‘niet alleen in woorden is, maar ook in kracht, en in den Heiligen Geest’ (1 Thess. 1:5), aangezien de Geest werkt door het Woord.
Die krachtdadigheid:
Dringt door tot het binnenste van het hart (Hebr. 4:12,13).
Ontdekt de verborgen dingen en geheime schuilhoeken van het hart (1 Kor. 14:24,25). Dit heeft de Samaritaanse vrouw ondervonden (Joh. 4:29).
Treft, steekt, verslaat en verbrijzelt het menselijke gemoed wonderbaarlijk (Hand. 2:37; Jes. 66:2).
Verlicht het verstand (Ps. 19:8,9; Hand. 26:17,18).
Wederbaart en bekeert het hart (Jak. 1:11).
Ontsteekt het geloof (Rom. 10:17; Gal. 3:5).
Heiligt de gehele mens (Joh. 17:17).
Versterkt hem, om de wereld te overwinnen (1 Joh. 2:14).
Vertroost (Rom. 15:4; Ps. 119:50,92).
Maakt eeuwig zalig (Rom. 1:16; Jak. 1:21).
Zulk een wonderbaarlijke krachtdadigheid van Gods Woord heeft Justinus ondervonden. Hij was lang genoeg door allerlei filosofen bedrogen geweest. Toen hij, op de vermaning van een zeker deftig man, de profeten en apostelen begon te lezen, heeft hij gevoeld ‘dat alleen deze filosofie onfeilbaar en nuttig was’ (Dialogus cum Tryphone Judaeo [Dialoog met Trypho de Jood]).
Deze kracht heeft ook Cyprianus ondervonden in zijn bekering, door het lezen van de profeet Jona, die hem door Caelius, ouderling te Carthago, uitgelegd werd (Hieronymus in hoofdstuk 3 over Johannes).
Zo ook Augustinus, door het lezen van Romeinen 13:13 en 14, toen hem een stem, hetzij een hemelse, hetzij een aardse, toeriep: ‘Neem op, neem op, lees’ (Confessiones [Belijdenissen], boek 8, hoofdstuk 6).
En Luther, toen hij een Bijbel in het klooster van Erfurt gevonden had, volgens het getuigenis van Melchior Adam in zijn levensbeschrijving van Luther (Vitae Germanorum Theologorum [Het leven van Duitse theologen]).
En Junius, door het lezen van het eerste hoofdstuk van Johannes.
En nog duizend anderen.
Ja, de gehele wereld heeft de krachtdadigheid van het Woord gevoeld, in haar bekering, die alleen door de verkondiging van het Evangelie teweeggebracht werd (Ps. 2:8,9; vgl. 2 Kor. 10:4,5). Ja, ook hebben soms de verworpenen de kracht van het Woord gevoeld door:
Te verstommen (Matth. 22:46).
Enigszins te gehoorzamen (Mark. 6:20).
Te vrezen (Mark. 6:20; Hand. 24:25).
Zich te bekeren, ten minste in schijn (Ps. 18:45; 1 Kon. 21:27; Hand. 26:28).
Verharding en verblinding (Jes. 6 e.v.).
Wat over de vertaling en verklaring van de Schrift gezegd zou moeten worden, zowel tot weerlegging als tot betrachting, schuiven wij door naar elders.