Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Aanneming tot kinderen

 

Gekoppelde paragrafen met "Aanneming tot kinderen"

Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

André Rivet (1572 - 1651)

André Rivet (1572 - 1651)

De Synopsis Purioris Theologiae kan worden beschouwd als het begin van de theologische verwerking van de tijdens de Dordtse synode opgestelde leerregels.

Hoofdstuk 23 Over het Oude en Nieuwe Testament

23.19Aanneming tot kinderen

Het vijfde bestaat in het verschil van bediening van de zijde van de mensen. Want onder het Oude Testament werd niet alleen het onderhouden van de wet van de zeden vereist, maar ook werd ‘de erfgenaam als een kind dat niets verschilde van een slaaf’, onder de dienstbaarheid van de bedeling (sub oeconomica servitute) van de ceremoniële wet gesteld (Gal. 4:2-4). Vandaar genoot hij, hoewel hij als erfgenaam, als zodanig met de geest van de aanneming begiftigd geweest is, en derhalve van de vrijheid, toch als kind, nog niet daadwerkelijk de volle vrijheid, maar werd ook door de geest van de dienstbaarheid, in hem de vrijheid belemmerd. Maar onder het Nieuwe Testament zijn de gelovigen niet meer aan deze banden en lasten van onderhouding onderhevig, ‘zij hebben niet ontvangen de geest van de dienstbaarheid, wederom tot vrees, maar de geest van de aanneming door welke zij roepen, Abba Vader’ (Rom. 8:15).

Naar paragraaf

Hoofdstuk 24 Over de Goddelijke voorbestemming

24.22Nader bewijs

Dit bewijzen ook bijna alle plaatsen die over deze eeuwige verkiezing handelen. ‘Want wij zijn uitverkoren in Christus, opdat wij heilig zouden zijn.’ (Ef. 1:4); ‘en voorbestemd tot de aanneming tot kinderen’ (vers 5); dus waren wij tevoren buiten Christus, onrechtvaardig, en vreemd van de aanneming tot kinderen. ‘Wij zijn uitverkoren tot zaligheid in de Heiligmaking des Geestes en het geloof der waarheid’ (2 Thess. 2:12), dus ontbloot van de heiligmaking des Geestes en het geloof der waarheid. ‘Die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij voorbestemd om aan het beeld van Christus gelijkvormig te maken’(Rom. 8:30), dus was het beeld Gods in hen niet; de uitverkorenen zijn ‘vaten der barmhartigheid’, gelijk de verworpenen ‘vaten des toorns’ (Rom. 9). God toch ontfermt Zich in eigenlijke zin over ellendigen, gelijk Hij niet dan jegens zondaren Zijn toorn of haat betoont (Rom. 1:18); om nu daar te laten, dat de Heilige Schrift altijd de overgang maakt van de verkiezing tot onze loskoping en roeping; doch nooit tot de schepping naar het beeld Gods, of de val en de toelating en regeling (ordinatio) van de zonde, gelijk degenen die ‘hoger opstijgen’ gedwongen worden te stellen.

Naar paragraaf

24.26Christus en de uitverkorenen

Maar dan eerst wordt het genoemd en is het verkiezing, wanneer Christus tot Hoofd en Middelaar dergenen die uit te kiezen zijn gesteld is, en zij zelf tot Zijn leden bestemd zijn; en in dit opzicht worden wij ‘uitverkorenen in Christus Jezus’ genoemd’ (Ef. 1:4) ‘en door hem tot aanneming tot kinderen voorbestemd’ (vers 5); en ‘voorbestemd opdat wij zijn beeld gelijkvormig gemaakt zouden worden, dat Hij de eerstgeborene onder vele broederen zoude zijn’ (Rom. 8:30).

Naar paragraaf

24.39De oorzaak: Gods welbehagen en genade

Wij stellen dus vast uit zeer vele en duidelijke plaatsen van de Heilige Schrift, dat de oorzaak die God tot het verkiezen van ons vóór de anderen beweegt, Zijn welbehagen en ongehouden genade alleen is. ‘Want Hij is barmhartig wien Hij barmhartig is, en ontfermt Zich over wien Hij Zich heeft zullen ontfermen’ (Rom. 9:9; Rom. 9:15). ‘Het is niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods’(vers 16); en opnieuw vers 18:‘Hij ontfermt zich wiens Hij wil’, vandaar dat hij ook in vers 11 gezegd heeft, ‘dat dit voornemen naar verkiezing blijft, niet uit de werken, maar uit de Roepende’, dat is, door ‘het goeddunken’ (eudokia), van de Roepende alleen, gelijk het gebruik van dit woord overal eist. Vandaar wordt ook in Romeinen 11:5 deze verkiezing ‘de verkiezing der genade’ genoemd, en in Efeze 1:5 wordt gezegd: ‘dat de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, ons voorbestemd heeft tot aanneming tot kinderen door Jezus Christus in Zichzelven, naar het welbehagen van Zijn wil’.

Naar paragraaf

Hoofdstuk 35 Over de christelijke vrijheid

35.7Definitie van de christelijke vrijheid

Aan de middelste vrijheid, die de vrijheid der genade is, waarmee in Christus begiftigd worden, die in zichzelf, ‘met vreze des doods door al hun leven der dienstbaarheid onderworpen waren’ (Hebr. 2:15) kennen wij in het bijzonder de naam ‘christelijke vrijheid’ toe, en wij beschrijven die als de conditie der mensen die de genade van Christus bevrijd heeft, waardoor hun gewetens van de slavernij der zonde, de tirannie van de duivel, de stipte uitvoering en de vervloeking van de zedenwet, en de onderhouding van de ceremoniële ontheven, met afwerping van het juk van menselijke overleveringen, de gewone dingen (res mediae), met aanwending van de kennis van het geloof, en van de voorzichtigheid der liefde, buiten aanstoot zonder onderscheid gebruiken, omdat zij niet ontvangen hebben ‘den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze’, maar ‘den Geest der aanneming tot kinderen’ (Rom. 8:15): gewillig en vurig zowel met de ziel als met het lichaam God dienen, ‘tot lof van Diens heerlijke genade’, en tot hun eeuwigdurend heil. 

Naar paragraaf