Navigatie
Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

De Synopsis Purioris Theologiae kan worden beschouwd als het begin van de theologische verwerking van de tijdens de Dordtse synode opgestelde leerregels.

Hoofdstuk 30

Over de roeping van de mensen tot zaligheid

Johannes Polyander

30.1 De verkiezing tot zaligheid 

Stelling 1. De uitvoering van de verkiezing tot de zaligheid, waarover boven gehandeld is bestaat in zekere trappen en middelen, door welke God besloten heeft Zijn uitverkorenen met Zijn zaligmakende genade in deze eeuw, en met Zijn eeuwigdurende heerlijkheid in de andere gelukkig te maken.

30.2 Bijzondere en algemene roeping 

Deze bijzondere roeping der mensen tot de Verlosser der wereld Jezus Christus, is te onderscheiden van hun algemene roeping tot God hun Schepper.

30.3 Bijzondere en algemene roeping (2) 

De algemene (universalis) roeping is die, waardoor de mensen allen tezamen en ieder afzonderlijk door de gemene getuigenissen (documenta) der natuur uitgenodigd worden God hun Schepper te kennen en te vereren (Hand. 17:27; Rom. 1:20). Deze kan daarom natuurlijke roeping (vocatio naturalis) genoemd worden.

30.4 De roeping door de natuur is inwendig en uitwendig 

Deze algemene getuigenissen der natuur zijn deels inwendig, en in de harten van alle mensen ingeschreven, deels uitwendig, en in de door God geschapen dingen ingegrift; de eerste worden met de benaming wet (Rom. 2:14), de laatste met de benaming van redenen die de heerlijkheid Gods verkondigen aangeduid (Ps. 19:5).

30.5 Definitie van de bijzondere roeping 

De bijzondere (specialis) roeping is die, waardoor God enigen uit het gehele menselijke geslacht tot de bovennatuurlijke kennis van onze Verlosser Jezus Christus en tot het zaligmakend deelgenootschap aan Zijn weldaden uit de onreinheden van deze wereld uitroept door de bediening van het Evangelie en de kracht van de Heilige Geest; en daarom kan ze bovennatuurlijke en Evangelische roeping genoemd worden.

30.6 De natuurlijke roeping levert slechts een theoretische kennis op 

Door de eerste roeping wordt meer een theoretische kennis van God dan een praktische ingeplant. Door de laatste wordt een zowel praktische als theoretische kennis van God, ja veel meer een rechtvaardigend geloof in de harten van sommige geroepenen ingeplant.

30.7 De natuurlijke roeping levert slechts een theoretische kennis op (2) 

Vandaar dat de wijzen dezer wereld door de hulp van de eerste roeping tot God genodigd als om Hem tastend te vinden, de waarheid in hun geest opgenomen door de hardheid en ongerechtigheid van hun hart ten onder houden (Rom. 1:19). De kinderen des lichts echter, gehoorzamende aan de laatstgenoemde roeping, worden wijs gemaakt ter zaligheid door het geloof in Jezus Christus, om deel te hebben aan de erve der heiligen in het licht (Kol. 1:12,13; 1 Tim. 3:15).

30.8 De natuurlijke roeping leidt niet tot de zaligheid 

Dientengevolge, gelijk het rechtvaardigend geloof het enige middel is om deel te hebben aan de erve der heiligen in het licht, zo is de Evangelische roeping de eerste toegang tot het geloof.

30.9 De natuurlijke roeping leidt niet tot de zaligheid (2) 

Derhalve dwalen diegenen, die niet alleen de Evangelische, maar ook de natuurlijke roeping tot het voorportaal der zaligheid maken, daar weliswaar sommigen door de weldaad der Evangelische, doch niemand door die natuurlijke roeping tot de kennis van onze Zaligmaker Jezus Christus (Die alleen de weg is tot het eeuwige leven) komt (Joh. 14:6; Joh. 17:3).

30.10 Causa Efficiens Principalis van de Evangelische roeping 

De voornaamste bewerkende oorzaak van de Evangelische roeping is God de Vader, in de Zoon, door de Heilige Geest (1 Thess. 2:12; Ef. 1:17; Ef. 4:11,12; Openb. 3:20).

30.11 Causa Efficiens Principalis van de Evangelische roeping (2) 

Want de Zoon roept deze, als Middelaar van God en de mensen, en Hoofd van de Kerk, door de Heilige Geest en het Woord der waarheid tot zich (Matth. 11:28), de Heilige Geest rust de verkondigers van het Woord toe met de gaven noodzakelijk om diegenen, tot Wie zij door de Vader in de naam van de Zoon gezonden worden, door hun nodiging tot de gemeenschap van Christus te trekken (1 Kor. 12:4; Hebr. 2:4).

30.12 Bewegende oorzaak 

De bewegende (prohègoumenè) oorzaak, waardoor God uit Zichzelf innerlijk bewogen wordt, is Zijn genade en welbehagen (eudokia) of de toegenegen wil om Zijn heil aan ellendige zondaren in Christus aan te bieden.

30.13 Bewegende oorzaak (2) 

De gezellin hiervan was de raadgevende en vooruitziende wijsheid van God door welke God de heilaanbrengende roeping van sommigen uit de gehele menigte der zondige mensen zó heeft ingericht, dat Hij Zijn barmhartigheid jegens hen zonder enige voorafgaande beslissing (praejudicium) hetzij van Zijn gerechtigheid of van Zijn vrijheid, kon betonen.

30.14 Aandrijvende en instrumentele oorzaak 

De uiterlijk aandrijvende oorzaak (prokatarktikè externa), is de verzoenende offerande van Jezus Christus voor de zonden van degenen die geroepen zullen worden.

30.15 Aandrijvende en instrumentele oorzaak (2) 

De gewone instrumentele oorzaak is de bediening van het Goddelijke Woord door de verkondigers van het Evangelie (2 Thess. 2:14). Over een buitengewone oorzaak kan niets zekers uit de Schrift worden vastgesteld.

30.16 Object der roeping 

De materie jegens welke, of het object der roeping, is het menselijk geslacht om de zonde aan de eeuwige dood onderworpen, niet algemeen (universaliter), maar gemeenschappelijk (communiter) en distributief genomen (Matth. 9:13).

30.17 Object der roeping (2) 

Vandaar dat, als men let op de gemeenschappelijke verdorven natuur der mensen, allen evengelijk de roeping Gods ter zaligheid onwaardig zijn, en onbekwaam daaraan te beantwoorden, dat zij evengelijk dood zijn in de zonden, en kinderen des toorns, vervreemd van het leven Gods, en Zijn vijanden (Ef. 2:1,3; Ef. 4:18; Kol. 1:21), ofschoon sommige minder, andere meer hun verdorvenheid naar buiten openbaren.

30.18 Object der roeping (3) 

Degenen die daarentegen aan de verdorven menselijke natuur enige geschiktheid toekennen om de roepende God te antwoorden, verwarren dingen die onderscheiden moeten worden, namelijk het subject der geschiktheid en de wijze der geschiktheid. Met het oog op het eerste wordt de mens met rede begaafd, en door tegenstelling onderscheiden (antidiakritikoos) gesteld tegenover het redeloze dier, terecht geschikt geheten om God, door Wie hij geroepen wordt, gehoor te geven; doch met het oog op het laatste beweren wij dat dezelfde geheel ongeschikt is om aan de roepende God gehoor te geven.

30.19 De geschiktheid om te horen is van God 

De wijze namelijk van geschiktheid of vermogen in de zondaren om aan de roepende God gehoor te geven, komt niet van het blinde oog van hun geest, en niet van het verkeerde begeren van de wil, en niet van de dove genegenheden van het vlees, maar wordt hier door God ingegeven aan diegenen die Hij oren geeft om te horen, ogen om te zien, en voeten om na te volgen de dingen die ons tot heil der ziel in Christus worden verschaft. Met het oog waarop Bernard van Clairvaux zegt, dat God drie dingen in ons werkt, te weten: ‘het goede te denken, het goede te willen, en het goede te volbrengen’ (De gratia et libero arbitrio).

30.20 Het geestelijk goede 

Dat goede is óf dat van het heil en het eeuwig geluk ons in de hemelen bereid, óf dat van de gerechtigheid die Gode aangenaam is, en ons tot dit geluk heenvoert. Het ene goed zowel als het andere is de natuurlijke mens onbekend, getuige de apostel (1 Kor. 2:14; 2 Kor. 3:5) en daarom kan hij over beide goede zaken niet recht onderscheidend oordelen, noch beide gepast uitkiezen, noch ze met ernst najagen.

30.21 Het geestelijk goede (2) 

Gelijk die beide goede zaken ons door de verkondiging van het Evangelie aangeboden worden, zo ontvonkt de Heilige Geest ernstige gedachten over beide en een godvruchtig verlangen naar beide in onze harten.

30.22 Verschil tussen heilbegeerte en verlangen naar geluk 

Dat verlangen naar het goede verschilt van het verlangen dat de filosofen in hun ethieken met het woord ’geluk’ aanduiden. Want dit laatste komt voort uit het natuurlijke instinct, dat eerste uit bovennatuurlijke toestemming, namelijk van het geloof in Jezus Christus. Het laatste is alle mensen gemeen die in Adam geboren worden, het eerste is eigen aan diegenen, die in Christus wedergeboren worden.

30.23 Verschil tussen heilbegeerte en verlangen naar geluk (2) 

Degenen die uit die bovennatuurlijke toestemming van het geloof door de Heilige Geest in onze harten ontstoken, opmaken dat er reeds tevoren in hen een natuurlijk verlangen naar het ware geluk door het Evangelie geopenbaard verborgen was, die argumenteren niet minder ongepast, dan wanneer zij stelden dat er in water dat van zichzelf koud is, een oorspronkelijk vermogen om te verwarmen aanwezig is, voordat het dat, door het vuur verwarmd, verkrijgt.

30.24 Bewijs uit de Schrift 

Dat deze toestemming van het geloof in geen der geroepenen uit een aangeboren begeerte naar geluk, als naar zijn volmaaktheid, aanwezig is, maar door God aan degenen die het Hem goeddunkt, ingegeven wordt, toont de Evangelist Lukas aan, zowel met het voorbeeld van sommige heidenen, als met dat van Lydia (Hand. 13 en 16), waar gezegd wordt dat die eersten omdat zij verordineerd waren tot het eeuwige leven, deze laatste omdat de Heere haar hart geopend had, het Evangelie dat de meeste Joden een ergernis was, geloofd hebben.

30.25 Niet allen geroepen 

Dat niet allen en ieder mens tot die toestemming van het geloof geroepen wordt door de verkondiging van het Evangelie, kan met zeer duidelijke getuigenissen en voorbeelden van de Heilige Schrift bewezen worden. Want gelijk onder het Oude Testament het geheimenis van Christus voor de heidenen verborgen geweest is, en alleen aan het Joodse volk door de profeten geopenbaard, zo is dat onder het Nieuwe Testament, niet aan allen zonder onderscheid (promiscue) door de apostelen geboodschapt, maar aan alle Joden en heidenen, slechts op die plaats en tijd, waarop God vastgesteld had dat te openbaren.

30.26 Niet allen geroepen (2) 

Dit hebben Paulus en Timotheüs onderweg ondervonden, omdat zij zich gereed gemaakt hadden voor Azië en Bithynië, om daar het Evangelie te verkondigen, van welk voornemen gezegd wordt dat God hen door Zijn Geest heeft afgebracht, en hen naar Macedonië heeft gezonden (Hand. 16:6,7,10).

30.27 Niet allen geroepen (3) 

Dus bazelen degenen die de genade van de roepende God tot allen en een ieder mens uitbreiden. Want behalve dat zij die menslievendheid (Filanthroopia) Gods, waarmee God alle mensen als Zijn schepselen omhelst, verwarren met die, waardoor Hij besloten heeft enige bepaalde personen uit de gemene menigte van zondige mensen die door hun misdaad vergaan tot genade aan te nemen en in de Zoon Zijner liefde Jezus Christus te begeleiden, beroven zij God die aan niemand gebonden is van alle vrijheid, om die Hij wil uit de vijanden die Zijn barmhartigheid evengelijk onwaardig waren, van de anderen af te zonderen, om hen uit de staat der schuld, in de staat der genade over te brengen.

30.28 Schijnbare argumenten voor een universele genade 

Dit gevoelen echter van de algemene (universalis) genade lacht sommigen zozeer toe, dat zij het met een drievoudige argumentatie uit de Heilige Schriften kunnen bewijzen, naar zij zich vast overtuigd houden.

30.29 Schijnbare argumenten voor een universele genade (2) 

Hun eerste argument steunt op die getuigenissen van de Heilige Boeken, die verzekeren dat Christus uit de natuur die alle mensen gemeen is Zijn vlees heeft aangenomen; maar hoe ongerijmd uit een zodanige natuurlijke gemeenschap de geestelijke gemeenschap van diezelfde mensen met Christus wordt afgeleid, blijkt uit de uitspraak van Christus Zelf, waarin Hij verzekert dat Zijn vlees op Zichzelf zonder de Geest en de waarheid niemand tot zaligheid van nut is (Joh. 6:63), en evenzeer uit de begrenzing van de apostel, waardoor Hij allen die met Christus uit één Vader zijn, tot diegenen beperkt die diens broeders zijn in het midden der kerk en kinderen aan deze door God de Vader gegeven (Hebr. 2:11-13).

30.30 Schijnbare argumenten voor een universele genade (3) 

Het tweede argument wordt genomen uit de vergelijking van Adam met Christus (Rom. 5:12). Dat deze vergelijking door hen verkeerd begrepen wordt kan uit de beschrijving zelf van beide Adams worden aangetoond. Want de eerste Adam, een voorbeeld (typus) van Christus, wordt door de apostel als hoofd en begin van alle in zonden ontvangen mensen beschreven, en de Tweede, namelijk Christus, als Hoofd van de door het geloof gerechtvaardigde mensen beschreven, om aan te geven dat de zonde van de eerste op al diens nakomelingen door de gemeenschappelijke natuur overgaat, doch dat de weldaad van de Laatste aan de gelovigen alleen die van dat gemene lót door een bijzondere genade ontheven zijn wordt medegedeeld.

30.31 Argument uit naar de letter universele beloften 

Het derde argument wordt genomen uit de beloften der roeping tot de zaligmakende kennis van God, die naar de letter universeel zijn, zoals daar zijn, ‘Allen zullen van God geleerd zijn’ (Joh. 6:45): ‘Ik zal van Mijn Geest uitgieten op alle vlees’ (Hand. 2:17 e.d.). Door dit teken van algemeenheid, namelijk allen, worden niet de afzonderlijke dingen van de soorten (singula generum), maar de soorten van afzonderlijke dingen (genera singulomm) aangeduid, gelijk blijkt uit stelling 15 en 26, alsook uit de dagelijkse ervaring, en uit die plaatsen van de Heilige Schrift in welke het woord allen op allerlei mensen distributief (verdelenderwijze) betrokken wordt, die zonder enig onderscheid van volk, leeftijd en sekse tot die zaligmakende kennis van God door de bediening van het Evangelie opgeroepen worden (zoals Rom. 10:14; Ef. 2:17, 1 Tim. 2:1,3,4; Tit. 2:2,3,6,9,11; enz.).

30.33 Uitwendige en inwendige roeping (2) 

Niet altijd gebruikt God beide wijzen van roeping die Hem mogelijk zijn tot de bekering der mensen, maar sommigen roept Hij alleen door het innerlijk licht en de werking (numen) van de Heilige Geest tot Zich zonder de uitwendige bediening van Zijn Woord. Deze wijze van roeping is op zichzélf wel ter zaligheid voldoende, maar in de volle zin zeldzaam, buitengewoon, en ons onbekend.

30.34 Niet effectief samengaan van beide wijzen van roeping 

Ook verbindt God niet altijd beide wijzen van roeping op gelijke en dezelfde manier, maar het samengaan van beide is bij sommigen krachtdadig, bij sommigen zonder uitwerking.

30.35 Niet effectief samengaan van beide wijzen van roeping (2) 

Het samengaan van beide zonder uitwerking wordt in drieërlei soort mensen gezien. Want sommigen die door het licht van de Evangeliewaarheid verlicht zijn, worden niet getroffen om die te omhelzen. Deze ontvangen het zaad van het Evangelie langs de weg vertreden (Matth. 13:19).

30.36 Niet effectief samengaan van beide wijzen van roeping (3) 

Anderen laten het licht der waarheid in de ziel ontvangen door de zorgen en wellustigheden van deze wereld verstikken. Deze ontvangen het zaad van het Evangelie onder de doornen (Matth. 13:22).

30.37 Niet effectief samengaan van beide wijzen van roeping (4) 

Aan anderen geeft de Heilige Geest een geringe smaak van Zijn genade, waardoor hun harten door een tijdelijk gevoel van blijdschap worden aangedaan. Deze ontvangen het zaad van het Evangelie in steenachtige bodem (Matth. 13:20).

30.38 Effectief samengaan 

Het samengaan van beide tot zaligheid van uitwerking, wordt door diegenen ontvangen, in welke de Heilige Geest de volle overtuiging (pleroforian) of het vertrouwen inplant, waardoor zij zich de belofte der genade door diens inwendig getuigenis verzegeld vast en volhardend toe-eigenen. Deze ontvangen het zaad van het Evangelie in goede aarde (Matth. 13:23).

30.39 Velen geroepen, weinigen uitverkoren 

Wegens dit verschillend samengaan van de inwendige roeping met de uitwendige zijn de geveinsden met degenen die waarlijk Israëlieten zijn in de zichtbare kerk (die de vergadering der geroepenen is) vermengd. Met het oog op deze vermenging wordt gezegd dat goeden en kwaden tot de bruiloft van de Zoon en van het Lam van God genodigd worden (Matth. 22:4), en dat velen geroepen, weinigen uitverkoren zijn (Matth. 20:16).

30.40 De genadegaven moeten recht gebruikt worden 

Hoezeer sommige gaven die uit het samengaan van beide roepingen voortvloeien, en de geveinsden met de uitverkorenen gemeen zijn, namelijk de gave van de kennis en de smaak van het goede Woord Gods en de krachten der toekomende eeuw, de geveinsden ter zaligheid niet voldoende zijn, zijn ze toch in de uitverkorenen voorbereidend (proparaskeuastika) ter zaligheid, en naar het welbehagen Gods jegens hen, voorlopers van meerdere genade, van welke anderen met recht naar verdienste verstoken blijven, omdat zij die eerste gaven niet recht gebruiken.

30.41 Misbruik van genadegaven stelt schuldig 

Diensvolgens worden door het misbruik van die eerste gaven de geveinsden voor God niet te verontschuldigen gemaakt, daar zij zich door de ondankbaarheid (acharistia) van het kwade hart (mens) in de besmettingen der wereld, die zij door de kennis van Jezus Christus ontvloden waren, weer in wikkelen (2 Petr. 2:20).

30.42 De roeping is geen dwang 

Geen wijze en beweging der roeping is gedwongen, of gewelddadig, maar zacht, en passend aangewend om de verkeerde wil van hem die bewogen wordt tot beter te veranderen, opdat hij van onwillig, gewillig worde.

30.43 De roeping is geen dwang (2) 

Deze wijze en beweging der roeping duidt Christus met het woordje trekken aan (Joh. 6:44), opdat niemand die zichzelf, maar Gode alleen dank wete. Want wie tot de gemeenschap van Christus van elders getrokken wordt, die wordt niet door zijn eigen wil gedreven om die (gemeenschap) te begeren, maar wordt door de kracht van de Trekkende geneigd.

30.44 De roeping is geen dwang (3) 

Met dezelfde vrijmacht (auctoritas) waarmee God, die Hij wil, tot de bruiloft van Zijn Lam nodigt, roept Hij sommigen van hen in het eerste uur, anderen in het derde, anderen in het zesde of negende, nog anderen ten slotte in het elfde uur in Zijn wijngaard.

30.45 De forma der krachtdadige roeping 

De forma der krachtdadige roeping, waardoor zij van de niet effectieve onderscheiden wordt, bestaat in de zaligmakende toepassing van deze weldaad, waardoor sommige zondaren uit de gemene natuur tot bijzondere genade, uit het gezelschap der ongelovigen tot de gemeenschap der gelovigen, en uit het rijk der duisternis tot het rijk van het eeuwige licht worden overgebracht.

30.46 Doeleinden 

Het hoogste doel van beide roepingen, beide aan de niet effectieve en aan de effectieve gemeen, is de openbaarmaking van de Goddelijke barmhartigheid jegens degenen die Hij roept. Het ondergeschikte, en daaraan eigene doel van de effectieve roeping, is de mededeling van de zaligmakende genade Gods; het bijkomstige doel echter van de niet effectieve roeping, is de overtuiging van weerbarstige, en in het geheel niet te verontschuldigen ongehoorzaamheid bij diegenen, die de Heilige Geest Die door de mond van de evangelisten spreekt, moedwillig weerstaan en tegenspreken. Uit welk onderscheid het Evangelie voor sommigen een reuk des levens ten leven, voor anderen een reuk des doods ten dode geheten wordt (2 Kor. 2:15,16).

30.47 Effecten 

De uitwerkingen zijn het geloof, de rechtvaardiging, de heiligmaking en de verheerlijking, waarover later gehandeld zal worden.

30.48 Effecten (2) 

Dat deze uitwerkingen niet door alle, maar slechts door sommige geroepenen ontvangen worden, dat komt niet voort uit gebrek aan kracht van de almachtige God, maar uit Zijn goedvinden alleen. Want door Zijn oneindige kracht zou God het euvel der menselijke krachteloosheid, niet minder in de eersten dan in deze laatsten kunnen opheffen, als Hij wilde, daar Hij alles wat Hij bewerken wil, altijd bewerkt (Ps. 115:3).