Navigatie
Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

De Synopsis Purioris Theologiae kan worden beschouwd als het begin van de theologische verwerking van de tijdens de Dordtse synode opgestelde leerregels.

Hoofdstuk 9

Over de Persoon van de Heilige Geest

Antonius Thysius

9.1 De Heilige Geest 

Stelling 1. Daar wij over de Drie Personen van de Godheid, eerst gezamenlijk, daarna afzonderlijk over de Vader en de Zoon gehandeld hebben, volgt nu dat wij in onze uiteenzetting (suzètèsis) evenzo over de Heilige Geest handelen.

9.2 Het woord Geest 

Hoewel het woord ‘geest’ van het begrip van een schepsel geheel vrijgehouden moet worden, zal het toch niet ondienstig zijn het gewoon te verklaren, wegens zekere analogie welke het schepsel met God heeft. Roeach, pneuma, spiritus, betekent dan eigenlijk een geblaas, en dus een fijn en krachtig wezen, hetzij dat de wind is (Gen. 8:1; Joh. 3:8) of de adem van een levend wezen (Jes. 2:22), en vandaar overdrachtelijk de geest van de mens (Pred. 12:7; Luk. 23:46; 1 Kor. 2:11), en een engel (Hebr. 1:7,14), alsook de kracht van het schepsel, de aandoening, en de heftige beweging (Hag. 1:14).

9.3 Het woord Geest (2) 

Vervolgens met passende analogie op God overgebracht betekent het óf het Goddelijk Wezen onbeperkt en gemeenschappelijk genomen (Joh. 4:24), en het eigenaardige van het Wezen, de kracht, en de macht die in God zetelt, dan wel tot de schepselen uitgegaan is, óf betrekking hebbend op de Derde onder de Goddelijke Personen: de Geest Gods (Gen. 1:2, 1 Kor. 2:11) en des Heeren (Jes. 61:1) en Adem des almachtigen (Job 33:4), en dan, rekening houdende met God die blaast (spirans), Spiritus (Geest, wind). Namelijk door God uitgeblazen (spiratus) wordt genoemd, als ook Heilige Geest (Jes. 63:10) en ‘Heilige Geest van God’ (Ef 4:30), naar natuur, ambt en uitwerking. En vandaar verkrijgen ook de nieuwe en wedergeboren mens, de nieuwe en heilige bewegingen ook de naam geest (Joh. 3:6). Maar hier nemen wij het in de betekenis met betrekking tot de Goddelijke dingen.

9.4 Definitie van de Heilige Geest 

De Geest van God of de Heilige Geest is dan de Derde Zelfstandige (Hypostasis), dat is, Persoon van de Godheid of van de hoogheilige ongedeelde Drie-eenheid, die van God de Vader en de Zoon door een onuitsprekelijke spiratie, zonder enige moeite van eeuwigheid uitgaat; en dus van de afzonderlijke Persoon van die Beide onderscheiden, en door eenheid en gemeenschap van Wezen verbonden.

9.5 De Heilige Geest is een Persoon 

Dat Hij een Hypostasis of Persoon, en wel een Goddelijke is, bewijst en overtuigt de definitie van een persoon, en alle persoonlijke dingen. Zoals Wezenlijkheid (substantia), daar Hij de auteur is van alle wezen en leven. ‘Zend uw Geest uit, en zij worden geschapen’ (Ps. 104:30). 

Verstand, ‘Hij onderzoekt en kent de diepten Gods’ (1 Kor. 2:10). 

Wil, ‘Hij deelt aan een ieder uit gelijk Hij wil’, 1 Kor. 12:11

Macht, handelingen en uitwerkingen, zoals de schepping, herschepping, heiligmaking, enz. (1 Kor. 12:11). Alsook dat Hij van Christus getuigt, Christus verheerlijkt, de apostelen leert, en in alle waarheid leidt, troost, het toekomende hun bekend maakt, de wereld overtuigt, enz. (Joh. hoofdstuk 14,15,16). En ook hetgeen in Zijn omgeving gebeurt, zoals dat Hij onder de gedaante van een duif, de wind, en tongen van vuur verschenen is (Matth. 3:16; Hand. 2:4). Dat Hij tot toorn verwekt wordt (Jes. 63:10), bedroefd wordt (Ef. 4:30), zonde en lastering tegen Hem bedreven wordt (Matth. 12), en andere dingen die aan een persoon eigen zijn, met Hem verbonden worden.

9.6 Een afzonderlijk Persoon 

Ja, Hij is ook een Persoon onderscheiden van de Vader en de Zoon. ‘Want Hij is niet de Vader of de Zoon, maar een Ander dan de Vader en de Zoon’ (Joh. 14:16). Ik zal de Vader vragen, en Hij zal u een andere Trooster geven. ‘Zij [de Vader en de Zoon] zenden, Hij komt’ (Joh. 15:26). ‘Wanneer echter die Trooster zal gekomen zijn, die Ik zenden zal van de Vader’. Ongetwijfeld zijn de Vader en de Zoon Die zendt, en Hij Die komt, verschillende Personen. En zo dikwijls als de Heilige Schrift de gehele Drie-eenheid uitdrukt, stelt zij de Heilige Geest voor als een van de Vader en de Zoon onderscheiden Persoon (Matth. 3:1 en Matth. 28:19.7).

9.7 Een afzonderlijk Persoon (2) 

Hij is onder de Goddelijke personen de Derde (Matth. 28:19), niet door verschil van natuur, of ongelijkheid van majesteit, maar in orde van bestaan, vandaar ook dat Hij de Derde Persoon genoemd wordt.

9.8 Wijze van bestaan (spiratio) 

De wijze van bestaan (modus huparxeoos) van de Heilige Geest die Hem met de Zoon gemeen is, bestaat in de mededeling van het Goddelijke Wezen, en het deelgenootschap daaraan, niet voor een deel, door zekere verdeling (want de Goddelijke natuur is niet gedeeld), maar door gemeenschap van het ene en gehele Wezen, en dat niet in de tijd (want de Maker van de tijd is zonder tijd (achronos) en buiten de tijd), maar van eeuwigheid, en derhalve weet zij niet van de delen van de tijd, en zo kan niet gezegd worden dat ze geschieden zal, of geschiedt, of geschied is. Vandaar dat hetzij deze werking in de tegenwoordige tijd uitgedrukt wordt, zoals wanneer gezegd wordt dat Hij van de Vader uitgaat, hetzij in de verleden tijd, zoals wanneer Hij ‘uitgeblazen’ (spiratus) geheten wordt, dit te verstaan is zonder betrekking op de delen van de tijd.

9.9 Wijze van bestaan (spiratio) (2) 

De bijzondere wijze die Zijn zelfstandig bestaan uitmaakt, en waardoor Hij van de Vader en de Zoon onderscheiden wordt, bestaat in het blazen (spiratio) van God en het daaraan beantwoordende uitgaan. Want gelijk Hij door te blazen voortgebracht wordt, zo bestaat Hij door het uitgaan (emanando); hetgeen ook het woord ‘Spiritus’, dat eigenlijk zegt: uitgaan, namelijk van iemand, die blaast, bewijst.

9.10 Hoe het uitgaan te verstaan is 

Verder moet het woord ‘uitgaan’ niet opgevat worden naar het uitvloeien van kracht en werking van God, voor zover de werken van God uitgaan van de werkende, — of volgens een inwendige en inblijvende handeling in het Wezen Gods, die echter doelt op een voorwerp buiten God, zoals de besluiten Gods van God zijn en uitgaan; maar volgens een handeling Gods naar binnen (ad intra, gelijk de scholen zeggen), dat is, waardoor God zo handelt in Zijn Wezen, dat de reflex op Zichzelf door mededeling van het Goddelijk Wezen de werkelijke relatie daarstelt.

9.11 Hoe het uitgaan te verstaan is (2) 

Toch moet ze ook niet zo verstaan worden, als ze ook gemeenschappelijk de Zoon kan toekomen, aan Wie ter oorzake van het persoonlijk bestaan afzonderlijk van de Vader, ook uitgaan (exodos) ‘van de dagen van de eeuwigheid, en ten opzichte van de zending, en het komen in het vlees, uitgang (exeleusis)’ van de Vader wordt toegeschreven (Micha 5:1; Joh. 16:27,28), maar zoals in het bijzonder aan de Heilige Geest ‘processio’, ekporeusis, uitgang van de Vader wordt toegeschreven in de Heilige Schriften, als een persoonlijke karakteristieke eigenschap (Joh. 15:26).

9.12 Hoe het uitgaan te verstaan is (3) 

Die belangrijke plaats echter waar gezegd wordt, ‘Die Geest van de waarheid, die van de Vader uitgaat’ (Joh. 15:26, hebben wel alle ouden van de eeuwige uitgang van de Heilige Geest verstaan, doch enige van de nieuweren van die welke in de tijd geschiedt, van de inwerking (energeia) en werking; maar wij omvatten beide handelingen, en wel de eerste primair, de laatste secundair.

9.13 Generatie en spiratie. Niet vermetel te bepalen 

De onderscheiding tussen generatie en spiratie, geboortig zijn en uitgaan, wordt uit de benaming en de zaak zelf, van de menselijke (waarvan de woorden en begrippen ontleend zijn) op de Goddelijke dingen betrokken, enigerwijze duidelijk. De eerste is van de Vader en de Zoon, de laatste van de mond, waarin toch de innerlijke kracht van de ziel zich naar buiten openbaart. Vandaar ook dat hij ‘Geest des monds’ en ‘van de lippen Gods’ genoemd wordt’ (Ps. 33:6, Jes. 11:4).

9.14 Generatie en spiratie. Niet vermetel te bepalen (2) 

Maar daar deze dingen, die namelijk figuurlijk en zoals een mens ze ondergaat (anthroopopathoos) gezegd zijn, Gode passend (theoprepoos) te verstaan zijn, hebben zeer velen van de ouden en nieuweren gesteld, dat gelijk de Zoon geboren is op de wijze van het verstand (want hij wordt de Wijsheid en het Woord (logos) Gods genoemd (Spr. 8 en Joh. 1) zo ook de Geest uitgegaan is op de wijze van de wil, van de liefde, ja van de kracht. Vandaar dan ook dat de Heilige Geest en de kracht van de Allerhoogste onderling verwisseld worden (Luk. 1:35; Matth. 12:28 vergeleken met Lukas 11:20). Voor ons is voldoende, dat door die verschillende woorden en begrippen de onderscheiding van het voortbrengen van de Goddelijke Personen hoe die dan ook zij, aangeduid wordt; en wij wagen het niet, onuitsprekelijke dingen vermetel te bepalen.

9.15 Dat de Heilige Geest ook van de Zoon uitgaat, Filioque 

Voorzeker wordt de Heilige Geest van de Zoon afzonderlijk onderscheiden, omdat de Zoon alleen maar uit de Vader is, de Heilige Geest echter gezamenlijk van de Vader en de Zoon. Hierover is er een ernstig en langdurig geschil geweest tussen de Oosterse en Westerse kerk, daar de eerste beweerde dat Hij alleen van de Vader uitging, de laatste van beide, namelijk de Vader en de Zoon.

9.16 Dat de Heilige Geest ook van de Zoon uitgaat, Filioque (2) 

En dat Hij van beide uitgaat, vereist de eenheid van Wezen in die beide personen die tevoren in het oog gehouden moeten worden, daar ze anders omvergeworpen wordt. Want wanneer het uitgaan van de Vader beschouwd wordt zonder het uitgaan van de Zoon, is het noodzakelijk een Wezen van de Zoon, afgescheiden van dat van de Vader, te stellen. Ja, zowaar ook de personele orde in de Personen, die anders opgeheven wordt, en de Heilige Geest zal niet meer de Derde Persoon zijn, maar zal in gelijke orde en op een lijn met de Zoon geplaatst worden, en als het ware tegen hem over gesteld worden. Ten slotte omdat de innerlijke relatie en betrekking dit vereist, die er anders tussen de Zoon en de Heilige Geest in het geheel niet zijn zal.

9.17 Dat de Heilige Geest ook van de Zoon uitgaat, Filioque (3) 

En dit is tegen de begrenzing van de Heilige Schriften. Want Hij wordt niet slechts van de Vader (Matth. 10:20) en de Geest van God, de Vader, maar ook duidelijk van de Zoon (Gal. 4:6), en van de Zoon van God, en van Christus (Rom. 8:9), en van Jezus Christus, en van de Heere (Filipp.1:19; 1 Petr.1:11) geheten. Ja Hij ontvangt niet van de Vader alleen, maar ook van de Zoon wat Hij anderen leert (Joh. 16:14,15) en wel door eeuwige mededeling en manifestatie in de tijd.

9.18 Dat de Heilige Geest ook van de Zoon uitgaat, Filioque (4) 

Daarbij wordt juist het recht om Hem te zenden, en het zenden en geven en uitgieten, en wat daarmede samenhangt, ook aan de Zoon toegekend. Ja, Hij heeft zelfs de apostelen met de handeling van het op hen blazen de Heilige Geest toegebracht (Joh. 20:22). Want hoewel de zending van de Heilige Geest in de tijd niet hetzelfde is als die eeuwige uitgang, heeft ze toch de grondslagen in de oorsprong en de orde van de Personen. Want de Vader wordt deswege door niemand gezonden, omdat Hij van niemand is, maar van Zichzelf; de Zoon wordt door de Vader gezonden, omdat Hij van de Vader is; en evenzo de Heilige Geest door Beide, omdat Hij van Beide is. Dat echter elders gezegd wordt, dat ook de Zoon door de Heilige Geest gezonden wordt (Jes. 61:1; Luk. 4:18), dat moet niet van Hem als Zoon, maar ten opzichte van de menselijke natuur, zoals ook de zalving, verstaan worden.

9.19 Formuleringen ter bijlegging van het geschil 

Maar om dit geschil tussen de Grieken en Latijnen te matigen en bij te leggen, hebben sommigen, niet onpassend, volgens de spreekwijze van enige ouden gezegd, dat de Vader door de Zoon de Heilige Geest uitblaast (spirare), en dat de Heilige Geest van de Vader door de Zoon uitgaat. Want door die wijze van spreken wordt aangeduid, dat Hij van Beide is, en de wijze van zelfstandig bestaan wordt erbij aangeduid; namelijk dat Hij middellijk en ondergeschikt van de Vader door de Zoon uitgaat; waardoor ook niet wordt opgeheven de spiratie en uitgang van de Heilige Geest van de Grieken uit één beginsel, en dat zelfs het persoonlijke van de Vader, wegens het vooropgaan van de oorsprong en de orde in de Vader en de betrekking tot en onderschikking van de Geest aan de Zoon wordt vastgesteld (Joh. 15:26; Joh. 16:14,15).

9.20 Formuleringen ter bijlegging van het geschil (2) 

Uit de aard van de oorsprong echter, de wijze van relatie en de orde die de Heilige Geest met betrekking tot de Vader en de Zoon heeft, ontstaat deze eigenschap, dat gelijk de Heilige Geest alles heeft van de Vader en de Zoon, of van de Vader door de Zoon, en derhalve evenzo handelt en werkt, dat Hij insgelijks alles door de Zoon tot de Vader terugbrengt. En in dit opzicht is er zekere uitnemendheid en waardigheid (exochè en axioosis) slechts van de Vader en de Zoon jegens de Heilige Geest, welke beslist alleen van oorsprong en orde is.

9.21 Formuleringen ter bijleggen van het geschil (3) 

En nu, gelijk hieruit ontstaat de zeer wijze, en allermeest met de oorsprong en de orde van de Personen overeenkomende wonderlijk aangename huishouding (oeconomia) of bedeling van dit stilzwijgend Goddelijk beleid in het werk van de verlossing zo ook het werk en ambt van de Heilige Geest; in die mate dat, gelijk de Vader de plaats van de vertoornde en te verzoenen God, en van de bron van onze verlossing, de Zoon die van de Verlosser en Verzoener, zo neemt de Heilige Geest de plaats, de taak en het ambt van Toepasser van de verdienste en de weldaad verkregen door de Zoon, namelijk van onze Verlichter en Heiligmaker; en Hij oefent dat uit. Door beide echter, èn door die orde van handelen, èn door het werk van ons te verlossen, wordt de Heilige Geest bovendien van de Vader en de Zoon onderscheiden.

9.22 De Heilige Geest van een wezen met de Vader en de Zoon 

Gelijk dan uit deze dingen het onderscheid van de Heilige Geest met de Vader en de Zoon blijkt, namelijk in de werken, zowel die inblijven als die naar buiten uitgaan, die allermeest zichtbaar zijn in dat heerlijke werk van onze verlossing, zo wordt ook uit dezelfde dingen overtuigend bewezen, dat Hij van hetzelfde Wezen (homoousios) is met de Vader en de Zoon. Maar wegens de geestbestrijders (pneumatomachoi), die zijn Goddelijkheid ontkennen, zullen wij het volgende overvloediger bewijs daarvan beginnen. Iemand op wie de  Naam, de eigenschappen, de werken, de heerschappij, de verering en de eer van toepassing is, die Gode eigen zijn, Die is waar God. Maar dit alles past voor de Heilige Geest. Dus, enzovoort.

9.23 De heilige Geest draagt de Naam van God 

En wel de Naam van God: zo wordt ‘de Geest des Heeren’ die door David gesproken heeft, weldra uitleggend ‘de God van Israël genoemd’ (2 Sam. 23:1,2). Zie Ananias, die tegen de Heilige Geest, en tegen God, naar kort daarop gezegd wordt, gelogen heeft (Hand. 5:3,4). Wij worden een tempel Gods, en van de Heilige Geest genoemd (1 Kor. 3:16 en 1 Kor. 6:19,20). Ja, Hij wordt met die Naam Gode eigen, die met het woord ‘Heere' weergegeven wordt, genoemd (Jes. 6:9 vergeleken met Hand. 28:25,26). ‘Want van de Heere Zebaoth die daar spreekt’, wordt hier verklaard dat Hij de Heilige Geest is.

9.24 Goddelijke eigenschappen 

De eigenschappen, zoals eeuwigheid, volgens dat zeggen, ‘Hij heeft zich Gode opgeofferd door de eeuwige Geest’ (Hebr. 9:14). Overaltegenwoordigheid, ‘Waar zal ik heengaan voor uw Geest’ (Ps. 139:7). Ja Hij woont in de gelovigen (1 Kor. 3:16 en 1 Kor. 6:19). Alwetendheid, God ‘heeft het ons geopenbaard door zijn Geest, want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods’ (1 Kor. 2:10). Vandaar dat Hij ook de toekomende dingen aankondigt (Joh. 16:13). Door Hem hebben de profeten gesproken (1 Petr. 1:11; 2 Petr. 1:21).

9.25 Goddelijke eigenschappen (2) 

Evenzo een geheel vrije wil en almacht. Zo zegt de apostel, nadat hij de verschillende en heerlijke gaven van God vermeld heeft, die niemand geven kan dan God alleen, als daar zijn de genade van de gezondmakingen, van de profetie, van de wijsheid enz. ‘Al deze dingen werkt dezelfde Geest, delende aan ieder gelijk Hij wil’ (1 Kor. 12:8,9,11). Want waar hij de Heilige Geest als Begiftiger onderscheiden heeft van de geschonken gaven, stelt hij het begiftigen in Zijn zeer vrije wil en macht, en verklaart dat ze van Zijn kracht voortkomen.

9.26 Goddelijke werken 

Dan werken, zoals van schepping en onderhouding, volgens dat gezegde: ‘De Geest des Heeren heeft mij gemaakt, en de adem van de almachtige heeft mij levend gemaakt’ (Job 33:4). ‘Van verlossing, want Hij heeft het ontvangen van Christus bewerkt’ (Luk. 1:35; Matth. 1:18,20), zalft Hem, rust op Hem, zendt Hem (Jes. 61:1,2; Luk. 4:18). Christus doet wonderen door Hem (Matth. 12:28). Hij verlicht mensen die in duisternis zitten, wederbaart, vernieuwt, herschept, heiligt, maakt geestelijk, redt, wekt op uit de doden(Joh. 3:5:8; Tit. 3:5; 2 Kor. 3:18; Rom. 8:11).

9.27 Goddelijke eer 

Ten slotte verering en eer die alleen aan God verschuldigd is; zoals wanneer Hem geloof en de verering van de aanroeping wordt toegebracht (Matth.28:19; 2 Kor. 13:13; Openb. 1:4) en van de andere zijde wordt van de zonde tegen Hem begaan uitgesproken, ‘Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden, maar de lastering van de Heilige Geest zal hier of in de toekomende eeuw niet vergeven worden’ (Matth. 12:32), waarmee de zonde tegen de Heilige Geest niet zozeer gelijkgesteld wordt met die welke begaan is tegen de Vader en de Zoon, als wel, in zeker opzicht tot ons, zelfs voor ernstiger gehouden wordt, en onvergefelijk verklaard wordt; hetgeen in geen geval zou kunnen geschieden, als Hij niet van gelijke natuur en majesteit met de Vader en de Zoon was.

9.28 Conclusie 

Uit al deze dingen blijkt duidelijk, en concluderen wij, dat de Heilige Geest met de Vader en de Zoon gelijk van Wezen (homoousios) is. Voorzeker is Hij zo in God, uit God en van God, dat Hij God is.

9.29 Ketterijen 

En dit is de orthodoxe leer van de Heilige Geest, waartegen als ketterijen ingaan: Ten eerste die van Macedonius, die stelde dat de Heilige Geest een schepsel, een dienaar van de Zoon was, en in deze onze eeuw van Campanus, en zijn volgelingen. 

Alsook van alle antitrinitariers, die juist geestbestrijders (pneumatomachoi) zijn, en ontkennen dat de Heilige Geest een onderscheiden Persoon in God is, en razen dat daarmede óf de Vader, óf diens kracht, gave en heilige bewegingen, en de kracht van de wedergeboren mens alleen maar aangeduid wordt. 

Ten slotte de goddeloosheid van diegenen, die lasteren dat daarmede een bijzondere wijze van openbaring aangegeven wordt, gelijk bijna alle libertijnen.