Navigatie
Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

De Synopsis Purioris Theologiae kan worden beschouwd als het begin van de theologische verwerking van de tijdens de Dordtse synode opgestelde leerregels.

Hoofdstuk 1

Over de hoogheilige theologie

Johannes Polyander

1.1 De naam theologie 

Stelling 1. De theologie is, naar de betekenis van de naam, volgens sommigen ‘het spreken van God’, of liever, gelijk ons gevoelen is, ‘het spreken over God’.

1.2 De naam theologie (2) 

Deze naam is het eerst gebruikt door de heidense Grieken, zoals blijkt uit Lactantius (De ira Dei, boek 1, hoofdstuk 2), en vervolgens door de christenen zelf, zoals afgeleid kan worden uit het opschrift van de Openbaring, waarin Johannes de evangelist en apostel met de benaming ‘de theoloog’ wordt bestempeld; en uit de tweede brief van Basilius aan Gregorius van Nazianze, waar hij de wetenschap van de Heilige Schrift ‘theologie’ noemt.

1.3 Theologia archetypa of oorspronkelijke theologie 

De theologie is één, wanneer wij de zaak op zichzelf beschouwen; ze is verschillend als we letten op de wijze van de zaak eigen aan de onderscheiden subjecten. Want als zij beschouwd wordt in God, voor zover zij de wetenschap is waardoor Hij zichzelf en alle Goddelijke dingen op Goddelijke wijze kent, is zij oorspronkelijk; en deswege is, gelijk het Wezen Gods zelf, ook deze wetenschap gemeen aan de Zoon met de Vader en de Heilige Geest; en gelijk de drie Personen van het ene Goddelijke Wezen door onderlinge gemeenschap en verkeer ten nauwste verbonden zijn, zo kennen Zij elkaar ook intiem en zeer volmaakt. Met het oog hierop zegt Christus, ‘Ik ken de Vader, want Ik ben van Hem’ (Joh. 7:29) en ‘Gelijk de Vader Mij kent, ken Ik ook de Vader’ (Joh. 10:15).

1.4 Theologia ectypa of afgeleide theologie 

Indien echter de theologie beschouwd wordt voor zover ze een wetenschap is door God aan met rede begaafde schepselen hetzij in deze wereld meegedeeld, of in de toekomende mede te delen, is ze afgeleid*. En deze wordt door God als van het origineel met verschillende wijzen en graden van mededeling afgedrukt, namelijk bij de mensen die in deze wereld verkeren door de genade van de openbaring, bij de engelen echter en de geesten van de zaligen die in de hemel opgenomen zijn door de genade van het aanschouwen, door welke weldaad ook wij Hem na dit leven van aangezicht tot aangezicht, dat is openlijk en van zeer nabij zullen zien gelijk Hij is (1 Joh. 3:2).

1.5 Theologio unionis, of theologie van de vereniging 

Aan Christus God-en-mens (theanthroopos) is deze theologie door God op een bijzondere en uitnemende wijze meegedeeld, te weten door de genade van de vereniging, waardoor zulk een volheid van wijsheid in Zijn Geest ontstaan is als voor de meest volmaakte uitoefening van Zijn ambt noodzakelijk is, met het oog op welke volheid gezegd wordt: ‘dat God Hem gezalfd heeft met vreugdeolie boven Zijn medegenoten’ (Ps. 45:8) en ‘Hem de Geest gegeven heeft zonder maat’ (Joh. 3:34), opdat uit Zijn volheid allen die in Hem geloven een zeker gedeelte van dezelfde Geest zouden ontvangen (Joh. 1:16). Vandaar ook dat gezegd wordt dat in Hem alle schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn (Kol. 2:3).

1.6 Theologie van de openbaring, natuurlijk en bovennatuurlijk 

Wij beperken hier de theologie tot alleen de mensen die in deze loopbaan lopen, en noemen ze om ze te onderscheiden ‘theologie van de openbaring’.

 

1.7 Theologie van de openbaring, natuurlijk en bovennatuurlijk (2) 

‘Openbaring’, in ruimere zin genomen, kan verdeeld worden in natuurlijke en bovennatuurlijke.

1.8 Theologie van de openbaring, natuurlijk en bovennatuurlijk (3) 

‘Natuurlijk’ noemen wij die welke of inwendig is, door de waarheid en de wet van de natuur in de harten van alle mensen ingeschreven, waarover de apostel spreekt in Romeinen 1:19 en Romeinen 2:15; of uitwendig, door het beschouwen van de dingen die door God geschapen zijn, waarover hij handelt in Romeinen 1:20

‘Bovennatuurlijk’ noemen wij die welke de profeten en apostelen onmiddellijk van de Geest der Waarheid hebben ontvangen, om het echte wezen (forma) daarvan deels door het levende Woord, deels door hun geschriften aan de kerk Gods te verklaren en ter bewaring over te leveren. Om die reden is de openbaring van de heilige theologie die door God aan de profeten en apostelen gedaan is onmiddellijk, maar die welke door hen aan Gods kerk bekend gemaakt is middellijk. 

1.9 Definitie van de theologie 

Aangezien wij hier over de bovennatuurlijke openbaring spreken, definiëren wij de theologie als: ‘De wetenschap of wijsheid van de Goddelijke dingen, van God door de bedienaren van Zijn Woord, geïnspireerd door de profetische Geest, aan de mensen in deze wereld geopenbaard, en aan hun bevatting aangepast, om hen in te leiden in de kennis van de waarheid die naar de godzaligheid is, en wijs te maken tot hun zaligheid en Zijn eeuwige glorie’. Solentia et sapientia, zowel wetenschap als wijsheid.

1.10 Definitie van de theologie (2) 

Wij maken deels de wetenschap deels de wijsheid tot soortbegrip van de theologie, en wel de wetenschap:

  1. Omdat de Heilige Schrift de namen en effecten van de kennis aan haar toedeelt (Jes. 53:11; Jer. 3:15; Joh. 17:3; 2 Kor. 8:7).
  2. Omdat ze de kennis is van noodzakelijke dingen, hetzij in absolute zin, zoals van God en Zijn eigenschappen; hetzij uit onderstelling van de wil van God, zoals van Zijn dienst en Zijn werken.
  3. Omdat zij de kennis (epignoosis) van de waarheid voortbrengt (Tit. 1:1), dat is een vaste en den geest op het allerdiepst ingegrifte erkenning door haar meest duidelijke bewijzen, hetzij door de voorafgaande zijnsprincipes (zoals Matth. 11:26; Ef. 1:5), hetzij door de navolgende kenpricipes (zoals Rom. 1:20).
1.11 Definitie van de theologie (3) 

Ook de wijsheid stellen wij als soortbegrip van de theologie, door de volgende redenen bewogen:

  1. Omdat Salomo haar met deze naam noemt, Spreuken 1 en volgende, en de apostel Paulus (1 Kor. 1:21; 1 Kor. 12:8).
  2. Omdat zij de mensen haar beginselen, die veel verhevener zijn dan de beginselen van de andere wetenschappen, namelijk de hoogheilige en verhevene geheimenissen van God Zelf, onnaspeurlijk voor het menselijk verstand, naar een zeer nauwkeurige en alleruitnemendste wijze van onderrichten voorstelt.
  3. Omdat haar beschouwen allermeest bezig is met onderwerpen die eeuwig, oneindig, onbeweeglijk, onuitsprekelijk, geestelijk, hemels, en aan geen verandering of bederf onderhevig zijn, gelijk Augustinus over deze zaak breedvoerig schrijft, (De Trinitate, boek 12, hoofdstuk 14). 
  4. Aangezien zij de overige wetenschappen voorlicht als de architectonische norm en hoogste rechter van alle handelingen en redeneringen, en hun de wijze voorschrijft om wèl en gelukkig te leven, en alles tot de verheerlijking van God terug te brengen. Want, gelijk Augustinus zegt, ‘al wat de mens buiten de theologie geleerd heeft, wordt, als het schadelijk is, in de Heilige Schriften veroordeeld, als het nuttig is, daar gevonden en goedgekeurd’(De Trinitate, boek 12, hoofdstuk 14). 
1.12 Het voorwerp (objectum) van de theologie 

12. Wanneer wij beweren dat de Goddelijke dingen het voorwerp van de theologie zijn, omvatten wij onder deze spreekwijze:

  1. God Zelf. 
  2. De Goddelijke leringen en weldaden die noodzakelijk zijn tot heilzame kennis, gemeenschap met en genieting van God.
  3. Alles wat in de natuur van de dingen door God geschapen en verordend is, in zoverre zij tot God als tot hun oorsprong en doel teruggebracht moeten worden. Augustinus toont in de brief aan Volusianus aan, dat in dit laatste opzicht ook de natuurkunde, de zedekunde, de staatkunde en de andere wetenschappen binnen de grenzen van de theologie vallen.
1.13 De voornaamste bewerkende oorzaak (causa effïciens principalis) 

13. De voornaamste bewerkende oorzaak van de theologie is God, ten opzichte van een drievoudige uitwerking. Want:

  1. Hij heeft haar de profeten en apostelen door de ingeving van zijn Geest toegebracht, getuige Paulus (2 Tim. 3:16) en Petrus (1 Petr. 1:11,12; 2 Petr. 1:21).
  2. Hij heeft de juiste vorm voorgeschreven om haar te behandelen, die tegenover de valse gesteld wordt (1 Tim. 1:3 en 1 Tim. 6:4).
  3. Hij heeft haar de kracht toebedeeld om onze gemoederen van Zijn heilzame voorschriften te doordringen (Joh. 6:45; 1 Kor. 3:7; 1 Thess. 4:9).
1.14 De middeloorzaak (causa instrumentalis) 

14. De middeloorzaak van de theologie is het Woord van God, voorgedragen door de mond van Goddelijk geïnspireerde en onmiddellijk door God geroepen mensen, en in heilige boeken vastgelegd (1 Petr. 1:11; 2 Petr. 1:21; Hand. 20:27; 1 Thess. 2:13 en 1 Thess. 4:8).

1.15 De wijze van openbaring 

De wijze die God heeft willen aanwenden bij het openbaren van de theologie wordt door sommigen verdeeld in inwendig (endiatheton), alleen door ingeving van de Heilige Geest, en uitwendig (proforikon), door zekere lichamelijke organen en hulpmiddelen door God aan de mensen meegedeeld.

1.16 De wijze van openbaring (2) 

Deze wijze is eertijds onderscheiden van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest uitgegaan. En wel nu eens met duidelijke stem, dan weer door dromen, gezichten, tekenen, beelden en gelijkenissen; dan weer door engelen na aanneming van mensengedaante, heeft Hij menigmaal onder het Oude Testament tot onze vaderen gesproken door de profeten gedreven door de Geest van Christus (Gen. 15:1; Num. 12:6,8; Gen. 18:13; Hand. 7:30; 1 Kor. 10:9). Maar ten laatste zeer volkomen door Zijn Zoon in het vlees geopenbaard (Hebr. 1:1).

1.17 De wijze van openbaring (3) 

Hoewel deze verschillende wijzen van openbaring door God voor aller bevattingsvermogen geschikt waren gemaakt, hebben sommigen ze toch volkomener, anderen minder volkomen verstaan, naar de verschillende mate van hun geloof.

1.18 Vrucht en doel van de theologie 

18. Eerste vrucht en doel van de theologie is de kennis van de waarheid die naar de godzaligheid is (Tit. 1:1). Door deze omschrijving wordt de bovennatuurlijke waarheid van de natuurlijke onderscheiden; welke in de nog niet wedergeboren mens onvoldoende is, en krachteloos om zijn hart van de godsvrucht en de ware dienst van God te doordringen, gelijk met vele argumenten bewezen wordt in Romeinen 1 en 2.

1.19 De waarheid het wezen (forma) van de theologie 

Deze waarheid is het wezen dat aan de theologie in het algemeen en aan haar afzonderlijke delen evengelijk is ingeprent, en daarom aanschouwt de theoloog haar overal in de Heilige Schriften altijd op een en dezelfde wijze.

1.20 De waarheid het wezen (forma) van de theologie (2) 

Het tweede nut en doel van de theologie is, dat ze ons wijs maakt ter zaligheid en bekwaamt tot alle goed voor het tegenwoordige en toekomende leven (2 Tim. 3:15; 1 Tim. 4:8).

1.21 De waarheid het wezen (forma) van de theologie (3) 

Het hoogste doel van de theologie is de verheerlijking van God, omdat Hij Zich dit alleen heeft voorgesteld, daar Hij die Zichzelf genoegzaam is, aan geen ding gebrek heeft, en Hem door ons niets kan worden toegebracht.

1.22 Theoretisch of praktisch? 

Hieruit ontstaat de vraag of de heilige theologie theoretisch of praktisch is? Op deze vraag antwoorden sommige theologen dat zij theoretisch, andere dat zij praktisch weer andere dat zij gemengd is. Wij stemmen met het antwoord van de laatsten derwijs in, dat wij oordelen dat zij theoretisch en praktisch genoemd moet worden, zowel wegens de samenvoeging in dit leven van haar tweevoudig doel, namelijk de kennis en de verering van God, als wegens de rangschikking van het ene onder het andere. Want gelijk de godsvrucht ondergeschikt is aan onze zaligheid en de verheerlijking van God, zo wordt in de Heilige Schriften de kennis aan de godsvrucht ondergeschikt (1 Tim. 4:8; Kol. 3:16; Tit. 1:1)

1.23 Theoretisch of praktisch? (2) 

Theorie en praktijk zijn dus in de theologie geen tegenstellingen, maar samenstellende delen (conditiones) die voor het verkrijgen van het eeuwige leven onderling verbonden en naar hun orde samengevoegd zijn.

1.24 Theologie geen speculatie 

24. Ook bestaat de theologie niet in een pure en ijdele speculatie, maar in een praktische wetenschap die de wil en alle aandoeningen krachtig beweegt om God te vereren en de naaste lief te hebben. Vandaar dat van het geloof gezegd wordt dat het krachtig werkt door de liefde (Gal. 5:6. 1 Thess. 1:3). Daarom wordt er ook gezegd dat zij zichzelf met valse overleggingen bedriegen, die het spreken Gods alleen horen, doch het niet in werkelijkheid uitvoeren (Jak. 1:22 e.v.). 

1.25 Valse theologie 

25. Tegen deze, tot dusver door ons uiteengezette, ware theologie strijdt de valse, in welke naar twee zijden gezondigd wordt:

  1. Door het brengen van een andere leer (heterodidaskaliai), dat is van het rechtzinnig onderricht van de profeten en apostelen geheel verschillend, deels wat de zaken zelf betreft, deels wat de behandeling van de zakén aangaat (1 Tim. 1:3 en 1 Tim. 4:7; 2 Petr. 2:1).
  2. Door ijdelheidspreken en woordentwist (mataiologia et logomachia) waardoor degenen die omtrent onnutte vragen razen van het ware doel van de onbevlekte religie afdwalen (1 Tim. 1:6; 1 Tim. 6:4).
1.26 Valse theologie (2) 

Deze valse theologie kan tot drie hoofdsoorten worden teruggebracht, te weten tot de theologie:

  1. van de heidenen, die Christus de Zaligmaker niet kennen, welke de Heilige Geest veroordeelt (Hand. 17:22,23,30; Hand. 19:34; Rom. 1:21).
  2. van de Joden, die Christus verachten (die Hiëronymus op hoofdstuk 12 en 13 van Mattheüs de ‘Hoogste Wijsheid’ noemt (Commentaria in evangelium Matthaei)) en niet vermogen iets met wijsheid te verstaan.
  3. van de Pseudochristelijke ketters, die (gelijk dezelfde Hieronymus zegt op hoofdstuk 23 van Jeremia) de woorden van Christus stelen, en de spreekwijzen van de profeten, Evangelisten en apostelen gebruiken om hun dwalingen hetzij in het fundament van de christelijke leer, hetzij aangaande het fundament daarvan, onder een valse schijn van waarheid de meer onvoorzichtigen in te geven.
1.27 Eenzelfde theologie in het Oude en Nieuwe Testament 

27. Ofschoon de leringen van het Oude en Nieuwe Testament in sommige hulpmiddelen en omstandigheden van de bediening onderling verschillen, zijn ze toch één wat het wezen aangaat, en in beide Testamenten wordt éénzelfde theologie voorgesteld, één wil van God om het menselijk geslacht te verlossen, één fundamentele belofte aangaande het heil door Christus aan te brengen (Gen. 3:15 en Gen. 22:18. Hand. 15:11 en Hand. 10:43, enz.).

1.28 Dwalingen 

Daarom moet het gevoelen van diegenen verworpen worden, die een drievoudige manier om de zaligheid te verkrijgen verzinnen. Een namelijk voor diegenen die vóór het schrijven van de wet geleefd hebben, door het onderhouden van de wet van de natuur, dan een tweede voor diegenen die onder de geschreven wet geleefd hebben, door het volbrengen daarvan; een derde ten slotte voor degenen die onder de genade van het Evangelie leven, door het geloof in Jezus Christus.

1.29 Dwalingen (2) 

Allermeest moet echter het gevoelen van diegenen bestreden worden, die niet schromen te beweren dat iedere bekendmaking van God aan de mensen op welke wijze en in welke geringe mate ook maar gedaan, hun ook nu voldoende is om de zaligheid te verkrijgen.

1.30 De theologie concludeert en oordeelt ook 

30. De theologie is niet alleen kennend (noètikè) en voorstellend (sèmantikè), maar ook besluitend (dianoètikè). Want zij gebruikt gewoonlijk argumenten om de tegensprekers te overtuigen; en ze trekt: uit haar beginselen die zelf door voorafgaande niet te bewijzen zijn, hetzij conclusies om de waarheid te bewijzen, of velt oordelen om de bedrieglijke tegenwerpingen van de sofisten af te wijzen. (Matth. 22:32,33; 1 Kor. 15:20-22).