Navigatie
Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

De Synopsis Purioris Theologiae kan worden beschouwd als het begin van de theologische verwerking van de tijdens de Dordtse synode opgestelde leerregels.

Over het boek

De Synopsis Purioris Theologiae, het beroemde Gereformeerde leerboek van de 17de eeuw, heeft in de geschiedenis van de dogmatiek een zeer belangrijke plaats bekleed. Opgesteld door de theologische faculteit te Leiden, heeft het de Gereformeerde leer - zoals deze op de Grote Synode te Dordrecht was geijkt - aan studenten en predikanten klaar en fris geboden.

Toen met de komst van Rivetus te Leiden de theologische faculteit aldaar weer volledig was, werd bepaald, dat Polyander de exegese van het Nieuwe en Rivetus die van het Oude Testament zou doceren; aan Waleus werd het onderwijs in de dogmatiek opgedragen en Thysius zou onderricht geven in de parafrase van het Oude Testament. Zo werd dus aan een ieder van de vier hoogleraren een eigen gebied van de theologische wetenschap toegewezen, echter waar de dogmatiek voor het merg der godgeleerdheid gold, moesten zij allen in openbare disputen dogmatische onderwerpen behandelen, van welke arbeid de Synopsis de vrucht kan worden genoemd.

Zowel de historicus dr. Chr. Sepp, als de dogmaticus dr. H. Bavinck hebben de grote verdiensten van dit leerboek opgemerkt. De eerste schreef er enkele zeer waarderende bladzijden over in zijn bekend werk Het Godgeleerd Onderwijs in Nederland, gedurende de 16e en 17e eeuw, de laatste verzorgde de zesde druk van de Synopsis.

Start direct met lezen Koop het boek
André Rivet (1572 - 1651)
Over de auteur
André Rivet (1572 - 1651)

Andreas Rivetus, de zoon van Johannes Rivetus en Catharina Cardel, werd op 22 juni 1572 te St. Maxent in de Franse provincie Poitou geboren. Zijn familie was vanaf het begin af de zaak der hervorming van harte toegedaan en werd hierom in tijden van vervolging meermalen van haar goederen beroofd. Toen de dienstbode de eenjarige Andreas per ongeluk liet vallen en hem hierdoor in levensgevaar bracht, beloofde de moeder als een tweede Hanna haar kind aan de dienst des Heeren te wijden,,,

Levensbeschrijving lezen
Antonius Thysius (1565 - 1640)
Over de auteur
Antonius Thysius (1565 - 1640)

Antonius Thysius werd op 9 augustus 1565 te Antwerpen geboren. Hij studeerde te Leiden en te Genève, waar hij van de oude Beza nog onderwijs ontving. Aan de hogeschool van Heidelberg, die hij vervolgens bezocht, werd hij warm bevriend met Gomarus, en evenals deze is hij nog voor zijn studies in Cambridge en Oxford geweest. In 1590 heeft hij gedurende enkele maanden te Haarlem gepredikt, om na het overlijden van zijn vader naar Frankfort te vertrekken...

Levensbeschrijving lezen
Antonius Waleus (1573 - 1639)
Over de auteur
Antonius Waleus (1573 - 1639)

Antonius Walaeus, de zoon van Jacobus Walaeus en Margaretha Wagenaers, werd op 3 oktober 1573 uit een oud en aanzienlijk geslacht te Gent geboren. Niet langer dan een jaar ontving hij het eerste onderwijs van de predikant van St. Nicolaas. Toen hij wegens het vertrek van deze naar huis moest terugkeren, scheelde het weinig of zijn vader was door de verjaagde, maar teruggekomen voor schepen Hembyze terechtgesteld...

Levensbeschrijving lezen
Johannes Polyander (1568 - 1646)
Over de auteur
Johannes Polyander (1568 - 1646)

Johannes Polyander à Kerkhoven, de zoon van Johannes Polyander en Christina van Houten, werd op 28 maart 1568 uit een aanzienlijk Gents geslacht te Metz geboren. Toen hij nog maar één jaar oud was, zagen zijn ouders zich al genoodzaakt naar de Palts de wijk te nemen, waar zij twee jaren bleven wonen. Vanhier werd de vader als Waals predikant te Emden beroepen, waar Johannes het eerste onderwijs ontving...

Levensbeschrijving lezen

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 3

Over de canonieke en apocriefe boeken

Antonius Thysius

3.1De canonieke en de apocriefe boeken

3.2Definitie van de Heilige Schrift

3.3Benamingen van de Heilige Schrift

3.4De Schrift is een verzameling van boeken

3.5De Schrift is een verzameling van boeken (2)

3.6Voornaamste bewerkende oorzaak (causa efficiens principalis).

3.7De wijze van opschrijven

3.8De wijze van opschrijven (2)

3.9Stof, vorm en doel van het schrijven (materia, forma et finis)

3.10De authentieke uitgave van de Schrift

3.11Een vertaling is ook Heilige Schrift

3.12De verzameling van de boeken

3.13De verzameling van de boeken (2)

3.14De echtheid en erkenning

3.15De echtheid en erkenning (2)

3.16Het doel van deze verzameling van heilige boeken

3.17De naam ‘canoniek’

3.18Veelomvattende betekenis van de Schrift

3.19Veelomvattende betekenis van de Schrift (2)

3.20Omvang van de canonieke boeken

3.21Verdeling in Oude en Nieuwe Testament

3.22Verdeling in profetische en apostolische schriften

3.23Opsomming van de boeken

3.24De Joodse telling

3.25Verschillende verdelingen

3.26Verschillende verdelingen (2)

3.27Verschillende verdelingen (3)

3.28De hedendaagse Joodse indeling

3.29Indeling bij Grieken en Latijnen

3.30Indeling bij Grieken en Latijnen (2)

3.31Indeling bij Grieken en Latijnen (3)

3.32De boeken van het Nieuwe Testament

3.33De boeken van het Nieuwe Testament (2)

3.34De boeken van het Nieuwe Testament (3)

3.35Betwijfeld auteurschap van Hebreeën e.a.

3.36De apocriefe boeken

3.37Oordeel van de pausgezinden

3.38Redenen van afwijzing van de apocriefen

3.39Pseudonieme apocriefen

3.40De Twaalf Artikelen (symbolum apostolicum)

3.41Kerkelijke geschriften

Hoofdstuk 4

Over de volkomenheid van de Heilige Schrift en de nutteloosheid daaraan ongeschreven tradities toe te voegen

Johannes Polyander

4.1De volkomenheid van de Heilige Schrift

4.2Onderscheid tussen volkomenheid en duidelijkheid van de Schrift

4.3De stand van de kwestie volgens Bellarminus

4.4Wat Bellarminus vergeet en weglaat

4.5Wat Bellarminus vergeet en weglaat (2)

4.6Wat Bellarminus vergeet en weglaat (3)

4.7Bewijzen voor de volkomenheid van de Schrift

4.8Bewijzen voor de volkomenheid van de Schrift (2)

4.9Tweede bewijs en blijk van volmaaktheid van de Schrift

4.10Tweede bewijs en blijk van volmaaktheid van de Schrift (2)

4.11Tweede bewijs en blijk van volmaaktheid van de Schrift (3)

4.12Derde bewijs: uit de naam ‘Testament’

4.13Vierde bewijs: de Schrift is norm

4.14Vierde bewijs: de Schrift is norm

4.15Vijfde bewijs: uit de overeenstemming van gesproken en geschreven Woord

4.16Zesde bewijs: uit de volkomenheid van stof en vorm

4.17Zesde bewijs: uit de volkomenheid van stof en vorm (2)

4.18Zesde bewijs: uit de volkomenheid van stof en vorm (3)

4.19Zevende bewijs: uit de integrerende delen

4.20Achtste bewijs: uit de volkomenheid van de uitwerking

4.21Bewijzen uit verschillende getuigenissen

4.22Bewijzen uit verschillende getuigenissen (2)

4.23Bewijzen uit verschillende getuigenissen (3)

4.24Bewijzen uit verschillende getuigenissen (4)

4.25Getuigenissen van de kerkvaders

4.26De Schrift ook relatief volkomen

4.27De Schrift ook relatief volkomen (2)

4.28De Schrift ook relatief volkomen (3)

4.29Tradities die in de Schrift opgesloten liggen

4.30Tradities die niet in de Schrift voorkomen

4.31Verschil over de ‘Canones Apostolorum’

4.32De onechtheid blijkt uit strijdigheid met de apostolische geschriften

4.33Onderlinge tegenspraak van de pausgezinden

4.34Zogenaamd heimelijke traditie

4.35Zogenaamd heimelijke traditie (2)

4.36Zogenaamd heimelijke traditie (3)

4.37Regels en kentekenen van Bellarminus

4.38Hoe gevaarlijk deze leer is

4.39Hoe gevaarlijk deze leer is (2)

Hoofdstuk 5

Over de duidelijkheid en de uitlegging van de Heilige Schrift

Antonius Walaeus

5.1De duidelijkheid en de uitlegging van de Heilige Schrift

5.2De duidelijkheid en de uitlegging van de Heilige Schrift (2)

5.3Absolute en relatieve duidelijkheid van de Schrift

5.4Absolute en relatieve duidelijkheid van de Schrift (2)

5.5Absolute en relatieve duidelijkheid van de Schrift (3)

5.6Verschil tussen het verstand van de natuurlijke en de geestelijke mens

5.7Wat de natuurlijke mens verstaan kan

5.8Wat de natuurlijke mens niet verstaan kan

5.9Geschil met de pausgezinden

5.10Er zijn moeilijk verstaanbare dingen in de Schrift

5.11Argumenten voor de duidelijkheid van de Schrift

5.12Argumenten voor de duidelijkheid van de Schrift (2)

5.13Onderzoekt de Schriften

5.14Onderzoekt de Schriften (2)

5.15Bewijs uit de opschriften

5.16Bewijs uit de opschriften (2)

5.17Bewijs uit de uitwerking

5.18Bewijs uit de naam Testament

5.19Uitlegging niet overbodig

5.20De wettige uitlegger volgens de pausgezinden

5.21De wettige uitlegger volgens de pausgezinden (2)

5.22Weerlegging

5.23De Schrift is haar eigen uitlegster

5.24De Schrift is haar eigen uitlegster (2)

5.25De Schrift is haar eigen uitlegster (3)

5.26De Schrift is haar eigen uitlegster (4)

5.27Door de dienst van mensen

5.28Door de dienst van mensen

5.29Bevoegdheid van alle gelovigen om te oordelen over de zin van de Schrift

5.30Oordeel des onderscheids

5.31Oordeel des onderscheids (2)

5.32De bevoegdheid om de Schrift publiek uit te leggen

5.33De bevoegdheid om de Schrift publiek uit te leggen (2)

5.34De gave van de profetie

5.35De gave van de profetie (2)

5.36Onderworpen aan het Woord en de Heilige Geest

5.37Geen Individualisme

5.38Geen individualisme (2)

5.39Conclusie

Toegift

Niet vergeestelijken

Hoofdstuk 6

Over de natuur van God en de Goddelijke eigenschappen

Antonius Thysius

6.1Heilige theologie

6.2Welk kennen van God bedoeld is

6.3Niet vragen of er een God is

6.4Bewijs uit de natuur

6.5Bewijs uit de natuur (2)

6.6Bewijs uit de natuur (3)

6.7Vaster grond in het getuigenis van God zelf

6.8Vaste grond in het getuigenis van God zelf (2)

6.9Natuurlijke en bovennatuurlijke Godskennis

6.10Namen en begrip van God

6.11Bij de Grieken

6.12Het spraakgebruik van de Schrift

6.13Het spraakgebruik van de Schrift (2)

6.14Het spraakgebruik van de Schrift (3)

6.15Het tetragrammaton

6.16Het tetragrammaton (2)

6.17Definitie

6.18Definitie (2)

6.19Het Wezen Gods

6.20Gods Wezen is geestelijk

6.21Wezen en eigenschappen

6.22Onmededeelbare en mededeelbare eigenschappen

6.23Onmededeelbare en mededeelbare eigenschappen (2)

6.24Eenvoudigheid (simplidtas)

6.25Eenvoudigheid (simplidtas) (2)

6.26Gods onveranderlijkheid (immutabilitas)

6.27Gods oneindigheid (infinitas)

6.28Definitie van eeuwigheid (aetemitas)

6.29Onmetelijkheid (immensitas)

6.30Gods mededeelbare eigenschappen

6.31Immanente (inblijvende) eigenschappen - Het leven Gods

6.32Gods verstand (definitie)

6.33Gods verstand (definitie) (2)

6.34Definitie en onderscheiding van Gods wil

6.35Definitie en onderscheiding van Gods wil (2)

6.36Uitgaande eigenschappen (emanans) - Gods macht

6.37Uitgaande eigenschappen (emanans) - Gods macht (2)

6.38Gods heerschappij

6.39Gods genegenheden en deugden

6.40Omschrijving van de deugden Gods

6.41De tegenovergestelde gebreken ontkend

6.42Anthropomorfisme

6.43Gods volmaaktheid (perfectio)

6.44Tegenspraak en dwaling

6.45Tegenspraak en dwaling (2)

Hoofdstuk 7

Over de hoogheilige Drie-eenheid

Johannes Polyander

7.1Over de Drie-eenheid

7.2Over de Drie-eenheid (2)

7.3Betekenissen van het woord Persoon

7.4Betekenissen van het woord Persoon (2)

7.5Het woord Trinitas

7.6Het woord Trinitas (2)

7.7Waarom het woord Persoon gebruikt wordt

7.8Definitie van Persoon

7.9Definitie van Persoon (2)

7.10Definitie van Persoon (3)

7.11Verschil tussen Persoon en Wezen

7.12Verschil tussen Persoon en Wezen (2)

7.13Verschil tussen Persoon en Wezen (3)

7.14Het gevaar van definiëren

7.15Zelfstandigheid van de Zoon en de Heilige Geest

7.16Zelfstandigheid van de Zoon en de Heilige Geest (2)

7.17Zelfstandigheid van de Zoon en de Heilige Geest (3)

7.18Met verstand en wil begaafd

7.19Onderscheidenheid van de Personen

7.20Onderscheidenheid van de Personen (2)

7.21Inwendige en uitwendige onderscheidende kentekenen

7.22Inwendige en uitwendige onderscheidende kentekenen (2)

7.23Inwendige en uitwendige onderscheidende kentekenen (3)

7.24Inwendige en uitwendige onderscheidende kentekenen (4)

7.25Inwendige en uitwendige onderscheidende kentekenen (5)

7.26Uitwendige kentekenen van onderscheid

7.27Verhouding van Wezen en Personen

7.28Verhouding van Wezen en Personen (2)

7.29Verhouding van Wezen en Personen (3)

7.30Verhouding van Wezen en Personen (4)

7.31Verhouding van Wezen en Personen (5)

7.32Verhouding van Wezen en Personen (6)

7.33De Drie-eenheid alléén uit de Schrift te bewijzen

7.34De Drie-eenheid alléén uit de Schrift te bewijzen (2)

7.35Een onbegrijpelijke verborgenheid

7.36Geen licht bij de filosofen

7.37Geen licht bij de filosofen (2)

7.38Veel duidelijker in het Nieuwe Testament

7.39Aanwijzingen in het Oude Testament

7.40Aanwijzingen in het Oude Testament (2)

7.41Aanwijzingen in het Oude Testament (3)

7.42Aanwijzingen in het Oude Testament (4)

7.43Aanwijzingen in het Oude Testament (5)

7.44Aanwijzingen in het Oude Testament (6)

7.45Aanwijzingen in het Oude Testament (7)

7.46Aanwijzingen in het Oude Testament (8)

7.47Aanwijzingen in het Oude Testament (9)

7.48Aanwijzingen in het Oude Testament (10)

7.49Getuigenissen van het Nieuwe Testament

7.50Antitrinitariërs

Hoofdstuk 12

Over de goede en de kwade engelen

Antonius Walaeus

12.1De engelen

12.2Naam en begrip

12.3De engelen zijn schepselen

12.4Wanneer de engelen geschapen zijn

12.5Wanneer de engelen geschapen zijn (2)

12.6Wanneer de engelen geschapen zijn (3)

12.7Wanneer de engelen geschapen zijn (4)

12.8De engelen zijn zelfstandige wezens

12.9Het zijn geestelijke wezens

12.10Het zijn geestelijke wezens (2)

12.11De engelen zijn onsterfelijk

12.12Eigenschappen van de engelen

12.13Eigenschappen van de engelen (2)

12.14Eigenschappen van de engelen (3)

12.15Kennistheorie

12.16Het kennen van de engelen

12.17Het kennen van de engelen (2)

12.18Het kennen van de engelen (3)

12.19Het kennen van de engelen (4)

12.20Het kennen van de engelen (5)

12.21Beperktheid van de kennis van de engelen

12.22Beperktheid van de kennis van de engelen (2)

12.23Geen aanroeping van engelen

12.24Invloed van de engelen

12.25De wil van de engelen

12.26De wil van de engelen (2)

12.27De wil van de engelen (3)

12.28De zonde van de engelen

12.29Oorzaak van de volharding van de goede engelen

12.30Oorzaak van de volharding van de goede engelen (2)

12.31Oorzaak van de volharding van de goede engelen (3)

12.32Oorzaak van de volharding van de goede engelen (4)

12.33Hebben de engelen een Middelaar nodig gehad?

12.34Hebben de engelen een Middelaar nodig gehad? (2)

12.35De macht van de engelen

12.36De macht van de engelen (2)

12.37De engelen bewegen de sterren niet

12.38De engelen bewegen de sterren niet (2)

12.39Macht van de engelen over de elementen

12.40Macht over de lichamen van mensen en dieren

12.41Macht over de lichamen van mensen en dieren (2)

12.42Geen macht over de doden

12.43Engelen kunnen geen wonderen doen

12.44Welke macht hebben zij over de zielen?

12.45Zij beïnvloeden gedachten en aandoeningen

12.46Zij beïnvloeden gedachten en aandoeningen (2)

12.47„Verlos ons van den boze”

12.48Begeleidende omstandigheden (adjuncta)

12.49Aantal, beweging en plaats van de engelen

12.50Rangorde onder de engelen

12.51Richten van de engelen

12.52Richten van de engelen (2)

Hoofdstuk 13

Over de mens geschapen naar Gods beeld

Antonius Thysius

13.1De mens geschapen naar Gods beeld

13.2De mens geschapen naar Gods beeld (2)

13.3Begrip

13.4Eerste en tweede schepping van de mens

13.5Eerste en tweede schepping van de mens (2)

13.6Eerste en tweede schepping van de mens (3)

13.7De waardigheid van de mens

13.8De mens een afdruk van God

13.9De mens een afdruk van God (2)

13.10Het lichaam van de mens

13.11Het lichaam van de mens (2)

13.12Het lichaam van de mens (3)

13.13Het lichaam van de mens (4)

13.14De ziel (benamingen)

13.15Een geestelijk wezen

13.16Een geestelijk wezen (2)

13.17Een geestelijk wezen (3)

13.18Oorsprong van de ziel

13.19Oorsprong van de ziel (2)

13.20Oorsprong van de ziel (3)

13.21De zetel van de ziel

13.22De zetel van de ziel (2)

13.23De zetel van de ziel (3)

13.24Verhouding van ziel en lichaam

13.25De onsterfelijkheid van de ziel

13.26De onsterfelijkheid van de ziel (2)

13.27De onsterfelijkheid van de ziel (3)

13.28De onsterfelijkheid van de ziel (4)

13.29De onsterfelijkheid van de ziel (5)

13.30De onsterfelijkheid van de ziel (6)

13.31De onsterfelijkheid van de ziel (7)

13.32De vermogens van de ziel

13.33Het verstand

13.34De wil, conclusie

13.35De wil, conclusie (2)

13.36De gehele mens naar Gods beeld geschapen

13.37Wat daaronder te verstaan is

13.38Wat daaronder te verstaan is (2)

13.39Wat daaronder te verstaan is (3)

19.40Wat daaronder te verstaan is (4)

13.41De heerschappij aan de mens gegeven

13.42Waarin de apostel het beeld Gods stelt

13.43Waarin de apostel het beeld Gods stelt (2)

13.44Het oorspronkelijke geluk van de mens

13.45De boom des levens

13.46De boom der kennis

13.47De taak van de mens

13.48Man en vrouw

13.49Man en vrouw (2)

13.50Man en vrouw (3)

13.51De tweede schepping

13.52Tradudanisme en creationisme

13.53Tradudanisme en creationisme (2)

13.54Doel en nut van de schepping van de mens

Hoofdstuk 14

Over de val van Adam

Johannes Polyander

14.1De val van Adam

14.2De val van Adam (2)

14.3De val van Adam (3)

14.4De val van Adam (4)

14.5Adam hoofd van het menselijk geslacht

14.6Het proefgebod

14.7Zedenwet uitdrukking van de natuurlijke wet

14.8Zedenwet uitdrukking van de natuurlijke wet (2)

14.9Verschil over de aard van de eerste overtreding

14.10Verschil over de aard van de eerste overtreding (2)

14.11Verschil over de aard van de eerste overtreding (3)

14.12Verschil over de aard van de eerste overtreding (4)

14.13Verschil over de aard van de eerste overtreding (5)

14.14De gang van de verzoeking

14.15De gang van de verzoeking (2)

14.16De gang van de verzoeking (3)

14.17De gang van de verzoeking (4)

14.18De gang van de verzoeking (5)

14.19De oorzaak van de eerste zonde

14.20De oorzaak van de eerste zonde (2)

14.21De oorzaak van de eerste zonde (3)

14.22Gods voorweten is niet de oorzaak

14.23Gods voorweten is niet de oorzaak (2)

14.24Gods voorweten is niet de oorzaak (3)

14.25Ook Gods toelaten is niet de oorzaak

14.26Gods aandrijven is niet de oorzaak

14.27Het ingeven van de duivel is de oorzaak

14.28Het ingeven van de duivel is de oorzaak (2)

14.29Het ingeven van de duivel is de oorzaak (3)

14.30De inwendige oorzaak van de val

14.31De inwendige oorzaak van de val (2)

14.32De inwendige oorzaak van de val (3)

14.33De inwendige oorzaak van de val (4)

14.34De zonde heeft geen forma en geen finis (doel)

14.35De uitwerkingen

14.36De uitwerkingen (2)

14.37De eerste zonde niet licht

14.38De eerste zonde niet licht (2)

14.39De eerste zonde niet licht (3)

14.40De eerste zonde niet licht (4)

14.41De eerste zonde niet licht (5)

Hoofdstuk 15

Over de erfzonde

Andreas Rivetus

15.1Erfzonde is niet onredelijk

15.2Verdeling van het onderwerp

15.3Adam en Christus

15.4Plato en Cicero over de verdorvenheid van de mensen

15.5Dat er erfzonde is

15.6Bewijs uit de Analogia Fidei

15.7Het getuigenis van de orthodoxe oudheid

15.8Wat is de erfzonde? Namen

15.9Nadere bepaling

15.10Definitie

15.11Bewerkende oorzaak

15.12Hoe de erfzonde een opzettelijke zonde is

15.13Hoe de erfzonde een opzettelijke zonde is (2)

15.14De voortplanting van de zonde

15.15De voortplanting van de zonde (2)

15.16De zonde niet door navolging

15.17Het aandeel van Eva

15.18Christus zonder erfzonde

15.19Maria niet zonder erfzonde

15.20Veel minder de kinderen van de gelovigen

15.21Niet de geboorte maar de wedergeboorte maakt tot christenen

15.22De erfzonde omvat de gehele mens

15.23De erfzonde is geen substantie

15.24Forma

15.25Niet slechts ontbreken van de oorspronkelijke gerechtigheid

15.26Niet slechts ontbreken van de oorspronkelijke gerechtigheid (2)

15.27Niet slechts ontbreken van de oorspronkelijke gerechtigheid (3)

15.28Bevestiging door redenering

15.29Toegestemd door sommige scholastieken

15.30Toegestemd door sommige scholastieken (2)

15.31Wat Paulus onder vlees en begeerlijkheid verstaat

15.32Augustinus over de begeerlijkheid

15.33Verzwakking van de erfzonde

15.34Verzwakking van de erfzonde (2)

15.35Wat wij naar de Schrift beweren

15.36Wat wij naar de Schrift beweren (2)

15.37Doel, uitwerking, gevolgen

15.38Doel, uitwerking, gevolgen (2)

15.39Doel, uitwerking, gevolgen (3)

15.40Het nut van deze leer

Hoofdstuk 16

Over de dadelijke zonde

Antonius Walaeus

16.1De dadelijke zonde

16.2Namen en begripsbepalingen

16.3Namen en begripsbepalingen (2)

16.4Namen en begripsbepalingen (3)

16.6Natuur en wezen (forma)

16.7Natuur en wezen (forma) (2)

16.8De zonde is een werkzaam ontbreken (actuosa privatio)

16.9Het naaste subject (subjectum proximum)

16.10Ook nalatigheid is dadelijke zonde

16.11Ook nalatigheid is dadelijke zonde (2)

16.12Indeling van dadelijke zonden

16.13Indeling van dadelijke zonden (2)

16.14Indeling van dadelijke zonden (3)

16.15Nadere omschrijving van de bovengenoemde soorten

16.16Nadere omschrijving van de bovengenoemde soorten (2)

16.17Nadere omschrijving van de bovengenoemde soorten (3)

16.18Nadere omschrijving van de bovengenoemde soorten (4)

16.19Uitwerking of gevolg van de zonde

16.20Uitwerking of gevolg van de zonde (2)

16.21Uitwerking of gevolg van de zonde (3)

16.22Reatus culpae en reatus poenae

16.23Opheffing van de strafverplichting door vergeving

16.24Opheffing van de strafverplichting door vergeving (2)

16.25De straf, poena damni

16.26Poena sensus

16.27Poena sensus (2)

16.28Poena sensus (3)

16.29Oorzaken van dadelijke zonden

16.30Bewerkende oorzaak

16.31Bewerkende oorzaak (2)

16.32Bewerkende oorzaak (3)

16.33Bewerkende oorzaak (4)

16.34Helpende oorzaken

16.35Soorten van dadelijke zonden

16.36Soort van dadelijke zonden (2)

16.37Soort van dadelijke zonden (3)

16.38Soort van dadelijke zonden (4)

16.39Heersende en niet heersende zonde

16.40Heersende en niet heersende zonde (2)

16.41Hoe te onderscheiden

16.42Er is groot verschil tussen de natuurlijke en de geestelijke mens

16.43Er is groot verschil tussen de natuurlijk en de geestelijke mens (2)

16.44Verder onderscheid van strijd tussen de natuurlijke en de geestelijke mens

16.45Verder onderscheid van strijd tussen de natuurlijke en de geestelijke mens (2)

16.46Verder onderscheid van strijd tussen de natuurlijke en de geestelijke mens (3)

16.47Vergeeflijke en onvergeeflijke zonde

16.48Doodzonde bij de pausgezinden

16.49Weerlegging

16.50Weerlegging (2)

16.51Weerlegging (3)

16.52Zonde tegen de Heilige Geest

16.53Zonde tegen de Heilige Geest (2)

16.54Zonde tegen de Heilige Geest (3)

Hoofdstuk 17

Over de vrije wil

Antonius Thysius

17.1Over de vrije wil

17.2Begrenzing van het onderwerp

17.3De term ‘vrije wil’

17.4De term 'vrije wil' (2)

17.5De term 'vrije wil' (3)

17.6Benamingen van de Schrift

17.7Wat onder ‘vrije wil’ te verstaan is

17.8Subject

17.9Object

17.10Onderscheiding van de objecten

17.11Onderscheiding van de objecten (2)

17.12Verhouding van de wil tot de objecten

17.13Verhouding van de wil tot de objecten (2)

17.14Verhouding van de wil tot de objecten (3)

17.15De wil in de staat van de rechtheid

17.16De wil in de staat van de rechtheid (2)

17.17De wil in de staat van de rechtheid (3)

17.18De wil in de staat van de verdorvenheid

17.19De wil in de staat van de verdorvenheid (2)

17.20Overblijfsels en vonkjes

17.21Overblijfsels en vonkjes (2)

17.22Overblijfsels en vonkjes (3)

17.23Toch zonde, hoewel God ze ook beloont

19.24Toch zonde, hoewel God ze ook beloont (2)

17.25Toch zonde, hoewel God ze ook beloont (3)

17.26Toch zonde, hoewel God ze ook beloont (4)

17.27De wil in de staat van de genade

17.28Bij het begin is de wil passief

17.29Niet als een blok

17.30Een werk van God

17.31Niet uit algemene genade

17.32Voorbereidende werkingen (antecedanea)

17.33De wedergeboorte

17.34Geestelijk en vleselijk

17.35Geestelijk en vleselijk (2)

17.36Geestelijk en vleselijk (3)

17.37Medewerking van de wedergeboren mens

17.38Medewerking van de wedergeboren mens (2)

17.39De vrije wil en het kwade

17.40De wedergeborenen bereiken hier de volmaaktheid niet

17.41Zij worden ook niet geheel verlaten

17.42Zij worden ook niet geheel verlaten (2)

17.43De wil in de staat van de heerlijkheid

17.44Samenvatting

17.45Verwerping van dwalingen

17.46Verwerping van dwalingen (2)

Hoofdstuk 18

Over de wet van God

Johannes Polyander

18.1Over de wet

18.2Benamingen van de Wet

18.3Betekenissen van het woord ‘Wet’ in de Schrift

18.4Betekenissen van het woord 'Wet' in de Schrift (2)

18.5Betekenissen van het woord 'Wet' in de Schrift (3)

18.6Betekenissen van het woord 'Wet' in de Schrift (4)

18.7Betekenissen van het woord 'Wet' in de Schrift (5)

18.8Betekenissen van het woord 'Wet' in de Schrift (6)

18.9Betekenissen van het woord 'Wet' in de Schrift (7)

18.10Conclusie en definitie

18.11Conclusie en definitie (2)

18.12Natuurlijke, menselijke en Goddelijke wet

18.13Natuurlijke, menselijke en Goddelijke wet (2)

18.14Natuurlijke, menselijke en Goddelijke wet (3)

18.15Natuurlijke, menselijke en Goddelijke wet (4)

18.16Natuurlijke, menselijke en Goddelijke wet (5)

18.17De overgebleven vonkjes

18.18Het recht Gods en het werk van de Wet

18.19Het recht Gods en het werk van de Wet (2)

18.20Geweten en instinct, natuurrecht

18.21Geweten en instinct, natuurrecht (2)

18.22Geweten en instinct, natuurrecht (3)

18.23Geweten en instinct, natuurrecht (4)

18.24Geweten en instinct, natuurrecht (5)

18.25Het natuurrecht te beperken tot de mens

18.26Noodzakelijkheid van wetten

18.27Noodzakelijkheid van wetten (2)

18.28Definitie, wanneer verplichten deze wetten het geweten?

18.29Definitie, wanneer verplichten deze wetten het geweten? (2)

18.30De Goddelijke Wet

18.31De Goddelijke wet (2)

18.32De Goddelijke wet (3)

18.33De Goddelijke wet (4)

18.34De morele wet

18.35De morele wet (2)

18.36De twee tafelen

18.37De hoofdsom

18.38Geldigheid onder het Nieuwe Testament

18.39Volmaaktheid van de zedenwet

18.40Het nut van de wet

18.41Het nut van de wet (2)

18.42Het nut van de wet voor de uitverkorenen

18.43De wet en de wederspannigen

18.44Niemand door de wet gerechtvaardigd

18.45Niemand door de wet gerechtvaardigd (2)

18.46De ceremoniële wet

18.47De ceremoniële wet (2)

18.48Nut van de ceremoniële wet onder het Oude Testament

18.49De burgerlijke wet

18.50De burgerlijke wet (2)

18.51De burgerlijke wet (3)

Hoofdstuk 20

Over de eed

Antonius Walaeus

20.1Betekenis van het woord

20.2Betekenis van het woord (2)

20.3Wettig gebruik en misbruik

20.4Wettig gebruik en misbruik (2)

20.5Wettig gebruik en misbruik (3)

20.6De eed behoort tot de wet van de natuur

20.7De eed ligt opgesloten in de zedenwet

20.8De eed ligt opgesloten in de zedenwet (2)

2.09Bewijs uit de profeten

20.10De voorbeelden in Oude en Nieuwe Testament

20.11De voorbeelden in Oude en Nieuwe Testament (2)

20.12Bewijs uit aard en doel van de eed

20.13Wettige eden, definitie

20.14Wettige eden, definitie (2)

20.15Wettige eden, definitie (3)

20.16Wettige eden, definitie (4)

20.17Wettige eden, definitie (5)

20.18Verzekeringen geen eden

20.19Goddeloze eden

20.20Subject (onderwerp)

20.21Geen geservatio gentalis (zinsvoorbehoud) of aequivocatie (dubbel zinnigheid)

20.22Vereisten

20.23Vereisten (2)

20.24Vereisten (3)

20.25Onwettige eden

20.26Geloften

20.27Geloften (2)

20.28Onderscheidingen

20.29Onderscheidingen (2)

20.30Onderscheidingen (3)

20.31Gewone geloften

20.32Buitengewone geloften

20.33Bijzondere geloften

20.34Bijzondere geloften (2)

20.35Bijzondere geloften (3)

20.36Geloften aangaande media en adiaphora

20.37Geloften aangaande media en adiaphora (2)

20.38Voorbeelden

20.39Voorbeelden (2)

20.40Voorbeelden (3)

20.41Voorbeelden (4)

20.42Voorbeelden (5)

20.43De christelijke vrijheid en het doen van geloften

20.44Wanneer geoorloofd

20.45Wanneer geoorloofd (2)

20.46Wanneer geoorloofd (3)

20.47Niet-godsdienstige eden

20.48Niet-godsdienstige eden (2)

20.49Publieke eden: krijgseed, rechterlijke eed, huwelijk

20.50Private eden

20.51Private eden (2)

20.52Vragen betreffende de praktijk

20.53Vragen betreffende de praktijk (2)

20.54Vragen betreffende de praktijk (3)

20.55Vragen betreffende de praktijk (4)

20.56Vragen betreffende de praktijk (5)

20.57Vragen betreffende de praktijk (6)

20.58Vragen betreffende de praktijk (7)

20.59Moet trouw aan ketters gehouden worden?

20.60Of ontrouw verplichting tot trouw opheft

20.61Ontheffing van de eed

Hoofdstuk 21

Over de sabbat en de dag des Heeren

Antonius Thysius

21.1De sabbat en de dag des Heeren

21.2Het woord sabbat

21.3Het woord sabbat (2)

21.4Omvang van het begrip sabbat

21.5Omvang van het begrip sabbat (2)

21.6Omvang van het begrip sabbat (3)

21.7Omvang van het begrip sabbat (4)

21.8Omvang van het begrip sabbat (5)

21.9Definitie

21.10De sabbat door instelling, niet ingeschapen

21.11De sabbat door instelling, niet ingeschapen (2)

21.12De sabbat door instelling, niet ingeschapen (3)

21.13Wanneer is de sabbat ingesteld?

21.14Wanneer is de sabbat ingesteld? (2)

21.15Wanneer is de sabbat ingesteld? (3)

21.16Oorzaak van de instelling

21.17Algemeen en bijzonder doel

21.18Burgerlijk doel

21.19Bijzonder doel van de sabbat

19.20Geestelijk doel

21.21Geestelijk doel (2)

21.22De onderhouding van de sabbat

21.23De formulering van het gebod

21.24Voorbereiding

21.25Begin en einde

21.26Waarin de onderhouding gelegen is

21.27Welk werk in het Oude Testament verboden is

21.28In het Nieuwe Testament

21.29Bij de farizeeën

21.30Goddelijke werken

21.31Goddelijke werken (2)

21.32Verdere uitzonderingen

21.33Verdere uitzonderingen (2)

21.34Verdere uitzonderingen (3)

21.35Werken van de liefde en van de barmhartigheid

21.36Ontspanning en recreatie

21.37De positieve bestemming

21.38De positieve bestemming (2)

21.39De heiliging van de sabbat

21.40Zegen en vloek

21.41De duur van de sabbat

21.44Samenvatting, veranderlijkheid van de sabbat (3)

21.42Samenvatting, veranderlijkheid van de sabbat

21.43Samenvatting, veranderlijkheid van de sabbat (2)

21.44Samenvatting, veranderlijkheid van de sabbat (3)

21.45Door Christus teniet gedaan

21.46Het vierde gebod niet afgeschaft

21.47Het bijzondere van het vierde gebod

21.48Het bijzondere van het vierde gebod (2)

21.49Het bijzondere van het vierde gebod (3)

21.50De praktijk van de apostelen

21.51De overgang

21.52De dag van de opstanding

21.53De dag van de opstanding (2)

21.54Getuigenis en praktijk van de oude kerk

21.55De dag niet in zichzelf heilig

21.56De dag niet in zichzelf heilig (3)

21.57Publieke viering

21.58Private viering

21.59Verwerping van de joodse sabbat

21.60Verstoring en profanatie van de dag des Heeren

21.61De overige feesten

Hoofdstuk 22

Over het Evangelie

Johannes Polyander

22.1Het Evangelie

22.2Het Evangelie (2)

22.3Het Evangelie (3)

22.4Het Evangelie (4)

22.5Het Evangelie (5)

22.6Definitie

22.7Causa Efficiens

22.8Causa Efficiens (2)

22.9Causa Efficiens (3)

22.10Causa Efficiens (4)

22.11Causa Efficiens (5)

22.12Bewegende oorzaak

22.13Adres van de blijde boodschap

22.14Adres van de blijde boodschap (2)

22.15Adres van de blijde boodschap (3)

22.16Adres van de blijde boodschap (4)

22.17Verschil tussen de verkondigers

22.18Verschil tussen de verkondigers (2)

22.19De inhoud (subject)

22.20Object

22.21Object (2)

22.22Forma

22.23Finis (doel)

22.24Finis (doel) (2)

22.25Verderf van de ongelovigen niet het doel

22.26Overbrenging in het Koninkrijk, uitwerking

22.27Overbrenging in het Koninkrijk, uitwerking (2)

22.28Overbrenging in het Koninkrijk, uitwerking (3)

22.29Overbrenging in het Koninkrijk, uitwerking (4)

22.30Namen ontleend aan de uitwerking

22.31Kwade gevolgen schuld van de mensen

22.32Waarom 'Wet’ genoemd

22.33Waarom 'Wet' genoemd (2)

22.34Waarom 'Wet' genoemd (3)

22.35Waarom 'Wet' genoemd (4)

22.36Dwalingen, het Evangelie is geen Nieuwe Wet

22.37Dwalingen, het Evangelie is geen Nieuwe Wet (2)

22.38Toegevoegde bevelen van de socinianen

22.39Toegevoegde bevelen van de socinianen (2)

22.40Toegevoegde bevelen van de socinianen (3)

22.41Toegevoegde bevelen van de socinianen (4)

22.42Toegevoegde bevelen van de socinianen (5)

22.43Toevoegingen aan de 2e tafel weerlegd

22.44Toevoegingen aan de 2e tafel weerlegd (2)

22.45Toevoegingen aan de 2e tafel weerlegd (3)

22.46Geen afzonderlijke bevelen

22.47Geen afzonderlijke bevelen (2)

22.48Geen afzonderlijke bevelen (3)

22.49Geen afzonderlijke bevelen (4)

22.50Geen afzonderlijke bevelen (5)

22.51Geen afzonderlijke bevelen (6)

22.52Verschil van geboden, van wet en van Evangelie

22.53Beloften van het Evangelie

22.54Beloften van het Evangelie (2)

22.55Bedreigingen van het Evangelie, nut

22.56Bedreigingen van het Evangelie, nut (2)

Hoofdstuk 24

Over de Goddelijke voorbestemming

Antonius Walaeus

24.1Waarom niet te verzwijgen

24.2Waarom niet te verzwijgen (2)

24.3Begripsbepaling

24.4Spraakgebruik van de Heilige Schrift

24.5Spraakgebruik van de Heilige Schrift (2)

24.6Voorbestemmen van de verwerping niet synoniem, wel analoog te gebruiken

24.7Voorbestemming betreft ook de engelen

24.8Voorbestemming betreft ook de engelen (2)

Over de uitverkiezing

24.9Betekenis van het woord

24.10Verkiezing van eeuwigheid en in de tijd

24.11Verkiezing van eeuwigheid en in de tijd (2)

24.12Synonieme woorden in de Schrift

24.13Synonieme woorden in de Schrift (2)

24.14Definitie van de uitverkiezing

24.15Een eeuwig besluit

24.16Onveranderlijk

24.17Geen onvolledige en geen herroepelijke verkiezing

24.18De verkiezing moet niet van de middelen gescheiden worden

24.19De middelen niet overbodig, absolute predestinatie

24.20Doel en middelen tegelijk verordend

24.21God verkoos uit het gevallen mensengeslacht

24.22Nader bewijs

24.23Nader bewijs (2)

24.24Christus in het besluit der verkiezing

24.25Christus in het besluit der verkiezing (2)

24.26Christus en de uitverkorenen

24.27Christus en de uitverkorenen (2)

24.28Christus en de uitverkorenen (3)

24.29De verkiezing en de verdienste van Christus

24.30Het getal van de uitverkorenen

24.31Oorzaak van de verkiezing

24.32Niet de goede werken door God voorzien

24.33Niet de goede werken door God voorzien (2)

24.34Uit voorgezien geloof en volharding?

24.35Uit voorgezien geloof en volharding? (2)

24.36Geen delen tussen de genade en de vrije wil

24.37Behoudenis uit de werken maakt uitverkiezing overbodig

24.38Weerlegging uit de Schrift

24.39De oorzaak: Gods welbehagen en genade

24.40Gods welbehagen niet fatalistisch en niet onbezonnen

24.41Het nut van deze leer

24.42Zekerheid van verkiezing, kentekenen

24.43Hoogste doel

Over de verwerping

24.44De verwerping

24.45Het woord ‘verwerpen’

24.46Eeuwige verwerping

24.47Verwerpen ligt in verkiezen opgesloten

24.48Bevestigende spreekwijzen

24.49Onderscheiding in negatieve en affirmatieve verwerping

24.50Definitie

20.51Het object: de zondige mens

24.52Het object: de zondige mens (2)

24.53De verwerping rechtvaardig

24.54De verworpenen missen niet alle genade

24.55De verworpenen missen niet alle genade (2)

24.56Uitspraak der synode van Orange

24.57De hoogste oorzaak

24.58Geen tirannieke wil

24.59Geen absolute wil

24.60Calvijn en Beza

24.61Calvijn en Beza (2)

Hoofdstuk 25

Over de vleeswording van de Zoon van God en de persoonlijke vereniging der twee naturen in Christus

Andreas Rivetus

25.1De vleeswording van Christus en de vereniging van de twee naturen in Christus

25.2De vleeswording is een mysterie

25.3De vleeswording is een mysterie (2)

25.4Definitie van de vleeswording

25.5Het woord incarnatie (vleeswording)

25.6Incarnatie in actieve zin

25.7Een werk der heilsbedeling

25.8Incarnatie in passieve zin

25.9Incarnatie in passieve zin (2)

25.10De eeuwige Zoon van God

25.11Is vlees geworden

25.12Is vlees geworden (2)

25.13Is vlees geworden (3)

25.14Samenvatting van het begrip 'vlees’

25.15Samenvatting van het begrip 'vlees' (2)

25.16Benamingen volgens de beloften

25.17Benamingen volgens de beloften (2)

25.18'Vlees’, niet het verdorven vlees

25.19'Vlees', niet het verdorven vlees (2)

25.20Bovennatuurlijk ontvangen

25.21Bovennatuurlijk ontvangen (2)

25.22Op natuurlijke wijze geboren

25.23Op natuurlijke wijze geboren (2)

25.24De wijze van vleeswording

25.25De wijze van vleeswording (2)

25.26De vereniging der natuur

25.27Onvermengd en onveranderd

25.28Ongedeeld en ongescheiden

25.29De gemeenschap van de naturen

25.30De gemeenschap van de naturen (2)

25.31De gemeenschap van de naturen (3)

25.32Het spraakgebruik

25.33Het spraakgebruik (2)

25.34Oneigenlijk spraakgebruik

25.35Oneingelijk spraakgebruik (2)

25.36Communicatie idiomatum (mededeling van eigenschappen)

25.37Communicatie idiomatum (mededeling van eigenschappen) (2)

25.38Communicatie idiomatum (mededeling van eigenschappen) (3)

25.39Communicatie idiomatum (mededeling van eigenschappen) (4)

25.40Het doel van de vleeswording

25.41Het doel van de vleeswording (2)

25.42Verwijderd doel

Tegenstellingen

Tegenstelling 1

Tegenstelling 2

Tegenstelling 3

Tegenstelling 4

Tegenstelling 5

Ambrosius:

Hoofdstuk 26

Over het ambt van Christus

Johannes Polyander

26.1Het ambt van Christus

26.2Het ambt van Christus (2)

26.3Definitie van het Middelaarsambt

26.4Dit ambt is aan Christus alleen opgedragen

26.5Dit ambt is aan Christus alleen opgedragen (2)

26.6Bewerkende en aandrijvende oorzaak

26.7Bewerkende en aandrijvende oorzaak (2)

25.8Bewerkende en aandrijvende oorzaak (3)

26.9Geen andere wijze van verlossing

26.10Geen andere wijze van verlossing (2)

26.11Geen andere wijze van verlossing (3)

26.12Socinus hierover

26.13De noodzakelijkheid der voldoening

26.14De noodzakelijkheid der voldoening (2)

26.15Noodzakelijk en vrijwillig kunnen samengaan

26.16Christus gewijd door de Vader

26.17Te beschouwen naar de Goddelijke en naar de menselijke natuur

26.18Te beschouwen naar de Goddelijke en naar de menselijke natuur (2)

26.19Te beschouwen naar de Goddelijke en naar de menselijke natuur (3)

26.20Dwaling van Joden en socinianen

26.21Dwaling van Joden en socinianen (2)

26.22Dwaling van Joden en socinianen (3)

26.23Dwaling van Osianders leerlingen

26.24Dwaling van de pausgezinden

26.25Dwaling van de pausgezinden (2)

26.26Niet de gehele Drie-eenheid is Middelaar

26.27Niet de gehele Drie-eenheid is Middelaar (2)

26.28Niet de gehele Drie-eenheid is Middelaar (3)

26.29Verhouding van de Middelaar tot de Vader

26.30Verhouding van de Middelaar tot de Vader (2)

26.31Verhouding van de Middelaar tot de Vader (3)

26.32Christus’ borgtocht is enig in zijn soort

26.33Het object van de bemiddeling

26.34Is Christus ook Middelaar van de engelen?

26.35Is Christus ook Middelaar van de engelen? (2)

26.36Is Christus ook Middelaar van de engelen? (3)

26.37De forma van het Middelaarsambt

26.38De forma van het Middelaarsambt (2)

26.39Het profetisch ambt van Christus

26.40Object van de profetie

26.41Onmiddellijke en middellijke onderwijzing

26.42Het Priesterambt van Christus

26.43Het levitisch priesterschap

26.44Het priesterschap van Melchizédek

26.45Christus’ wetsvervulling

26.46Onderscheid van Christus’ offer en de levitische

26.47Onderscheid van Christus' offer en de levitische (2)

26.48Het tussentreden van Christus

26.49Het tussentreden van Christus (2)

26.50Geen tussenkomst van engelen en gestorven zaligen

26.51Het koninklijk ambt van Christus

26.52Onderscheid van regering in deze en de toekomende eeuw

26.53Het overgeven van de regering aan de Vader

26.54Het overgeven van de regering aan de Vader (2)

Hoofdstuk 30

Over de roeping van de mensen tot zaligheid

Johannes Polyander

30.1De verkiezing tot zaligheid

30.2Bijzondere en algemene roeping

30.3Bijzondere en algemene roeping (2)

30.4De roeping door de natuur is inwendig en uitwendig

30.5Definitie van de bijzondere roeping

30.6De natuurlijke roeping levert slechts een theoretische kennis op

30.7De natuurlijke roeping levert slechts een theoretische kennis op (2)

30.8De natuurlijke roeping leidt niet tot de zaligheid

30.9De natuurlijke roeping leidt niet tot de zaligheid (2)

30.10Causa Efficiens Principalis van de Evangelische roeping

30.11Causa Efficiens Principalis van de Evangelische roeping (2)

30.12Bewegende oorzaak

30.13Bewegende oorzaak (2)

30.14Aandrijvende en instrumentele oorzaak

30.15Aandrijvende en instrumentele oorzaak (2)

30.16Object der roeping

30.17Object der roeping (2)

30.18Object der roeping (3)

30.19De geschiktheid om te horen is van God

30.20Het geestelijk goede

30.21Het geestelijk goede (2)

30.22Verschil tussen heilbegeerte en verlangen naar geluk

30.23Verschil tussen heilbegeerte en verlangen naar geluk (2)

30.24Bewijs uit de Schrift

30.25Niet allen geroepen

30.26Niet allen geroepen (2)

30.27Niet allen geroepen (3)

30.28Schijnbare argumenten voor een universele genade

30.29Schijnbare argumenten voor een universele genade (2)

30.30Schijnbare argumenten voor een universele genade (3)

30.31Argument uit naar de letter universele beloften

30.32Uitwendige en inwendige roeping

30.33Uitwendige en inwendige roeping (2)

30.34Niet effectief samengaan van beide wijzen van roeping

30.35Niet effectief samengaan van beide wijzen van roeping (2)

30.36Niet effectief samengaan van beide wijzen van roeping (3)

30.37Niet effectief samengaan van beide wijzen van roeping (4)

30.38Effectief samengaan

30.39Velen geroepen, weinigen uitverkoren

30.40De genadegaven moeten recht gebruikt worden

30.41Misbruik van genadegaven stelt schuldig

30.42De roeping is geen dwang

30.43De roeping is geen dwang (2)

30.44De roeping is geen dwang (3)

30.45De forma der krachtdadige roeping

30.46Doeleinden

30.47Effecten

30.48Effecten (2)

Hoofdstuk 31

Over het geloof en de volharding der heiligen

Andreas Rivetus

31.1Het geloof

31.2Verschillende opvattingen van ‘geloof’

31.3Het geloof aan God. Tijdelijk en historisch of dogmatisch geloof

31.4Het wondergeloof

31.5Zaligmakend en rechtvaardigend geloof hetzelfde

316Definitie van het zaligmakend geloof

31.7Dit geloof is eigensoortig

31.8De verschillende soorten kunnen samengaan

31.9Voornaamste bewerkende oorzaak

31.10De mens is niet zelf de oorzaak (Socinus)

31.11De instrumentele oorzaak

31.12Het Woord zonder de geest werkt het geloof niet

31.13Materia, Subject van het geloof

31.14Verstand en wil

31.15Verstand en wil (2)

31.16Hoe verstand en wil verbonden zijn

31.17Kennis en zekerheid van het geloof

31.18Toestemming en vertrouwen

31.19Materieel object van het geloof

31.20Het speciale object van het rechtvaardigend geloof

31.21Persoonlijke zekerheid, getuigenis van de Heilige Geest

31.22Zonder zekerheid geen dankbaarheid

31.23Niet slechts een gevoelszekerheid

31.24Niet slechts een gevoelszekerheid (2)

31.25De grond van het geloof, niet het gezag der kerk

31.26De forma van het geloof

31.27Niet de liefde in forma

31.28Doel van het zaligmakend geloof

31.29Uitwerkingen van het geloof

Over de volharding der heiligen

31.30Volharding

31.31Volharding, in welken zin niet, en wel te nemen

31.32Volharding, in welke zin niet, en wel te nemen (2)

31.33Definitie

31.34Bewerkende oorzaak

31.35De volharding is niet verdiend

31.36Het subject der volharding

31.37Verworpenen nimmer gerechtvaardigd

31.38Heiligen kunnen vallen

31.39Object: Gods beloften. Zekerheid der volharding

31.40Het geloof kwijnt soms

31.41Doel van de volharding

31.42De effecten van de zekerheid der volharding

Hoofdstuk 32

Over de bekering

Antonius Walaeus

32.1Over de bekering

32.2Wedergeboorte en bekering

32.3Wedergeboorte en bekering (2)

32.4Voornaamste bewerkende oorzaak

32.5Verdienende oorzaak

32.6Voorbereiding tot wedergeboorte

32.7Voorbereiding tot wedergeboorte (2)

32.8Voorbereiding tot wedergeboorte (3)

32.9Voorbereidende oorzaak

32.10Instrumentele oorzaak: De wet en het Evangelie

32.11Instrumentele oorzaak: De wet en het Evangelie (2)

32.12Instrumentele oorzaak: De wet en het Evangelie (3)

32.13De forma

32.14Trappen van wedergeboorte

32.15Volmaaktheid der delen

32.16Volmaaktheid der delen (2)

32.17Volmaaktheid der delen (3)

32.18Het subject der wedergeboorte

32.19Verlichting van het verstand enz.

32.20Bewijzen voor verandering van de wil in de wedergeboorte

32.21Bewijzen voor verandering van de wil in de wedergeboorte (2)

32.22Bewijzen voor verandering van de wil in de wedergeboorte (3)

32.23Bewijs uit de gebeden der heiligen

32.24Begeleidende en medewerkende genade nodig

32.25Begeleidende en medewerkende genade nodig (2)

32.26Te vermijden dwalingen

32.27De boete of de dadelijke bekering

32.28De boete of de dadelijke bekering (2)

32.29De boete of de dadelijke bekering (3)

32.30De benamingen

32.31De benamingen (2)

32.32De zaak. Begin en eindpunt

32.33De zaak. Begin en eindpunt (2)

32.34De zaak. Begin en eindpunt (3)

32.35De zaak. Begin en eindpunt (4)

32.36De zaak. Begin en eindpunt (5)

32.37De droefheid der wereld

32.38De droefheid naar God

32.39De droefheid naar God (2)

32.40Is het geloof een deel der bekering?

32.41Verhouding van geloof en bekering

32.42Verhouding van geloof en bekering (2)

32.43De roomse leer der boete

32.44Contritio cordis

32.45Confessio oris

32.46Confessio oris (2)

32.47Satisfactio opens

32.48Universele en particuliere bekering

32.49Gewone en buitengewone bekering

32.50Gewone en buitengewone bekering (2)

32.51Dwaling der Novatianen

32.52De anabaptisten

32.53Grens der bekering

Hoofdstuk 33

Over de rechtvaardigmaking van de mens voor God

Antonius Thysius

33.1Over de rechtvaardigmaking

33.2Het woord rechtvaardigmaken

33.3Het omvat soms de heiligmaking

33.4Synoniemen

33.5Wettische en evangelische rechtvaardigmaking

33.6Wettische en evangelische rechtvaardigmaking (2)

33.7Definitie

33.8Delen

33.9Causa efficiens

33.10Causa administra, bedienende oorzaak

33.11Causa impulsiva interna, inwendige aandrijvende oorzaak

33.12Uit genade

33.13Causa impulsiva extema, uitwendige aandrijvende oorzaak

33.14Geen vergeving zonder bloedstorting

33.15De materia, niet uit de werken

33.16De materia, niet uit de werken (2)

33.17Uit genade

33.18In welken zin rechtvaardigheid van God

33.19Van Christus

33.20Niet tegen de wet

33.21Forma, de toerekening

33.22Forma, de toerekening (2)

33.23Forma, de toerekening (3)

33.24De toepassing

33.25Door het geloof

33.26Geloof in welken zin

33.27Het geloof instrument

33.28Door het geloof alleen

33.29Doch het geloof is niet alleen

33.30De onderlinge samenhang

33.31Het geloof bevestigt de wet

33.32Doel

33.33Effecten

33.34Subject of object

33.35Subject of object (2)

33.36Hoe door de werken gerechtvaardigd

33.37Samenvatting

Tegenstelling

Tegenst. 1

Tegenst. 2

Tegenst. 3

Tegenst. 4Nadere onderscheiding

Tegenst. 5Nadere onderscheiding (2)

Tegenst. 6Nadere onderscheiding (3)

Tegenst. 7De tweede rechtvaardiging

Tegenst. 8De tweede rechtvaardiging (2)

Tegenst. 9Twee trappen

Tegenst. 10Twee trappen (2)

Tegenst. 11Twee trappen (3)

Tegenst. 12Genadebegrip

Tegenst. 13Genadebegrip (2)

Tegenst. 14De verdienste van Christus

Tegenst. 15De toerekening

Tegenst. 16Het geloof

Tegenst. 17Het geloof (2)

Tegenst. 18Het geloof (3)

Tegenst. 19Samenvatting

Tegenst. 20Wat de kwestie is

Tegenst. 21De socinianen

Tegenst. 22De socinianen (2)

Hoofdstuk 34

Over de goede werken

Johannes Polyander

34.1Goede werken

34.2Definitie

34.3Definitie (2)

34.4Definitie (3)

34.5Definitie (4)

34.6Secundaire oorzaak

34.7Verhouding van beide oorzaken

34.8Gods werk en ons werk

34.9Gods werk en ons werk (2)

34.10Uitwendige instrumentele oorzaak

34.11Materia

34.12Materia (2)

34.13Materia (3)

34.14Materia (4)

34.15Forma

34.16Doel: Eigen verzekering

34.17De stichting van de naaste

34.18De eer van God

34.19Deugden der heidenen

34.20Deugden der heidenen (2)

34.21De kerkvaders hierover

34.22De kerkvaders hierover (2)

34.23De kerkvaders hierover (3)

34.24De kerkvaders hierover (4)

34.25De kerkvaders hierover (5)

34.26De kerkvaders hierover (6)

34.27Volmaaktheid der oprechtheid en der delen

34.28Volmaaktheid der trappen

34.29Volmaaktheid der trappen (2)

34.30Volmaaktheid der trappen (3)

34.31Volmaaktheidsdrijvers

34.32Volmaaktheidsdrijvers (2)

34.33Argumenten tegen het schriftbewijs der pausgezinden

34.34Argumenten tegen het schriftbewijs der pausgezinden (2)

34.35De schrift kent geen overtollige werken

34.36Waardigheid der goede werken

34.37De goede werken verdienen niet bij God

34.38Geen meritum de congruo en de condigno

34.39Goede werken zijn genadegaven

34.40Ze zijn aan God verschuldigd

34.41Wij brengen aan God niets toe

34.42Het woord 'verdienste’ niet in de Schrift

34.43Het woord loon

34.44De beloning waarop wij mogen zien

34.45De beloning waarop wij mogen zien (2)

34.46De beloning waarop wij mogen zien (3)

34.47De beloning waarop wij mogen zien (4)

34.48De Heere openbaart gerechtigheid en barmhartigheid

34.49'Verdienen' bij de orthodoxe vaders

34.50Conclusie

Hoofdstuk 35

Over de christelijke vrijheid

Andreas Rivetus

35.1Christelijke vrijheid

35.2Noodzakelijkheid van deze leer

35.3Vrij tegenover dienstbaar

35.4Niemand vrij geboren

35.5De geestelijke dienstbaarheid der zonde

35.6Drieërlei dienstbaarheid en vrijheid

35.7Definitie van de christelijke vrijheid

35.8Diverse oorzaken van deze vrijheid

35.9Diverse oorzaken van deze vrijheid (2)

35.10Subject, gemeenschappelijke en specifiek christelijke vrijheid

35.11Object veelvoudig

35.12De inblijvende zonde

35.13De christelijke vrijheid en de zedenwet

35.14De wet niet overbodig

35.15Nut van de wet

35.16Nut van de wet (2)

35.17Vrij van menseninzettingen

35.18Niet te betrekken op de politieke orde

35.19Burgerlijke wetten binden het geweten, doch niet rechtstreeks en onmiddellijk

35.20Nieuw Testamentische vrijheid

35.21Schaduwen en typen geweken

35.22De Jodendoor Christus vrij gemaakt

35.23De middelmuur weggenomen

35.24Cerinthus, Ebion e.a. terecht veroordeeld

35.25Eerst dood, later doodaanbrengend

35.26Besnijdenis niet te onderhouden

35.27Nut van de kennis der ceremoniën

35.28Vrijheid van sommige rechterlijke wetten van Mozes

35.29Onveranderlijke rechterlijke wet

35.30Zuiver burgerlijke wetten

35.31Wetten die deels moreel, deels burgerlijk zijn

35.32Vrijheid inzake de res mediae

35.33Naar de wet van geloof en liefde

35.34Naar de wet van geloof en liefde (2)

35.35Wat het geloof doet

35.36De eis der liefde

35.37Niet wijken voor hardnekkigen

35.38Vrijheid en gebruik der vrijheid

35.39Burgerlijke en kerkelijke wetten hinderen de vrijheid niet

35.40Vrijheid ten opzichte van mensenwetten

35.41Forma

35.42Doel

35.43De vrijheid der heerlijkheid

35.44De vrijheid der heerlijkheid (2)

35.45Nut van deze leer

35.46Nut van deze leer (2)

35.47Geen ongebondenheid

35.48Geen ongebondenheid (2)

35.49Dwaling van pausgezinden en socinianen

Hoofdstuk 36

Over de godsdienstige praktijk van de aanroeping

Antonius Walaeus

36.1De middelen waardoor de weldaden van God meegedeeld worden

36.2De middelen waardoor de weldaden van God meegedeeld worden (2)

36.3Indeling

36.4God alleen aanroepen

36.5Blijkt uit de vereisten

36.6Geen speculum Trinitatis

36.7Geen openbaring door de engelen of gestorven gelovigen

36.8Geen openbaring door de engelen of gestorven gelovigen (2)

36.9Conclusie

36.10Onderscheiding tussen latreia en douleia

36.11Onderscheiding tussen latreia en douleia (2)

36.12Aanroeping van de drie Personen

36.13Aanbidding van de Zoon

36.14Van de Heilige Geest

36.15Een Middelaar nodig

36.16Een Middelaar nodig (2)

36.17Waarom geen engel of heilige

36.18Christus alleen

36.19Christus alleen (2)

36.20Gebeden van engelen en zaligen

36.21Hoe aanroepen

36.22Hoe aanroepen (2)

36.23Inwendige gesteldheid: berouw

36.24Verzoening en vergevensgezindheid

36.25Ootmoed en kinderlijke eerbied

36.26Geloof en vertrouwen

36.27Ernstig begeren

36.28De Geest der genade en der gebeden

36.29Het uitwendig aanroepen

36.30Het uitwendig aanroepen (2)

36.31Het uitwendig aanroepen (3)

36.32De vorm

36.33Gebedsformules

36.34Vrije gebeden

36.35De houding

36.36De houding (2)

36.37De houding (3)

36.38De plaats onder het Oude Testament

36.39In het Nieuwe Testament

36.40Bij private gebeden

36.41Pelgrimstochten, bidden in ledige kerkgebouwen

36.42De tijd

36.43Vaste tijden

36.44Vaste tijden (2)

36.45Voor wie te bidden

36.46De zaken

36.47Dankzeggingen

36.48Voorwaardelijk en onvoorwaardelijk bidden

36.49Weldaden afbidden

36.50Rampen inroepen

36.51Ook over anderen in Oude en Nieuwe Testament

36.52De vermaning van Jakobus en van Christus

Hoofdstuk 37

Over de aalmoezen en de vasten

Anthonius Thysius

37.1De aalmoezen en het vasten

37.2Het woord aalmoes

37.3Definitie

37.4Definitie (2)

37.5Veronderstelt eigendom

47.6Rijk en arm

37.7Geen gemeenschap van goederen door de apostelen ingevoerd

37.8Het ‘gemene leven’

37.9Gemeenschap van gebruik

37.10Natuurlijke plicht van de rijken

37.11De bijzondere christenplicht

37.12De bijzondere christenplicht (2)

37.13De uitgevende persoon

37.14Bijzonder de rijken

37.15Niet het gehele vermogen weggeven

37.16Niet het gehele vermogen weggeven (2)

37.17Aan wie te geven

37.18Aan wie niet

37.19Ware bedelaars

37.20Bedelorden

36.21Niet te dulden

37.22De ware behoeftigen

37.23Iedere naaste

37.24Iedere naaste (2)

37.25Niet de herders en leraars

37.26De zaak

37.27Niet van andermans goed

37.28De wijze, bij de gever

37.29Bij de ontvanger

37.30De plicht van de armen

37.31Private en publieke armenzorg

37.32Ambten en instellingen voor de armen

37.33Te leen geven

37.34Woeker en rente

37.35Pand nemen

37.36Samenvatting

37.37Beloning en vergelding

37.38Niet oorzaak maar antecedent

Over het vasten en waken

37.39Definitie van het vasten

37.40Onderscheiden van natuurlijk en burgerlijk vasten

37.41Nadere begrenzing

37.42Het vasten van Goddelijke instelling

37.43Het vasten van Goddelijke instelling (2)

37.44In het Nieuwe Testament

37.45Privaat en publiek

37.46Dwaling van de pausgezinden

37.47Oorsprong daarvan

37.48Waarin het vasten bestaat

37.49Het vasten van de pausgezinden getoetst

37.50Het vasten een res media

37.51Het doel

37.52Het doel (2)

37.53Zeden en gebruiken

37.54Rechte wijze van vasten

37.55Rechte wijze van vasten (2)

37.56Uitwerking

37.57Dwaling van de pausgezinden

37.58Het waken

37.59Privaat en publiek, paasvigilien

37.60Privaat en publiek, paasvigilien (2)

Hoofdstuk 38

Over de geloften

Johannes Polyander

38.1De geloften

38.2Het woord gelofte

38.3Definitie

38.4Definitie (2)

38.5Wettige en onwettige geloften

38.6Wettige en onwettige geloften (2)

38.7Wettige en onwettige geloften (3)

38.8Morele en ceremoniële geloften

38.9Morele en ceremoniële geloften (2)

38.10Morele en ceremoniële geloften (3)

38.11Morele en ceremoniële geloften (4)

38.12Morele en ceremoniële geloften (5)

38.13Gewone en buitengewone geloften

38.14Gewone en buitengewone geloften (2)

38.15Ze zijn absoluut of conditioneel

38.16Ze zijn absoluut of conditioneel (2)

38.17Ze zijn absoluut of conditioneel (3)

38.18Voortdurende en tijdelijke geloften

38.19Voortdurende en tijdelijke geloften (2)

38.20Publieke en private geloften

38.21Publieke en private geloften (2)

38.22Publieke en private geloften (3)

38.23Oorzaken

38.24Oorzaken (2)

38.25Subject

38.26De kinderen zijn inbegrepen

38.27De kinderen zijn inbegrepen (2)

38.28Beperktheid van bijzondere geloften

38.29Tegen Bellarminus

38.30Tegen Bellarminus (2)

38.31Bijzondere geloften geoorloofd onder het Nieuwe Testament

38.32Bijzondere geloften geoorloofd onder het Nieuwe Testament (2)

38.33Bijzondere geloften geoorloofd onder het Nieuwe Testament (3)

38.34Materia

38.36Materia (3)

38.35Materia (2)

38.37Materia (4)

38.38Weerlegging van de pausgezinden

38.39Weerlegging van de pausgezinden (2)

38.40Weerlegging van de pausgezinden (3)

38.41Weerlegging van de pausgezinden (4)

38.42Weerlegging van de pausgezinden (5)

38.43Weerlegging van de pausgezinden (6)

38.44Weerlegging van de pausgezinden (7)

38.45Weerlegging van de pausgezinden (8)

38.46Weerlegging van de pausgezinden (9)

38.47Weerlegging van de pausgezinden (10)

38.48Weerlegging van de pausgezinden (11)

38.49Weerlegging van de pausgezinden (12)

38.50Object

38.51Object (2)

38.52Forma

38.53Doel

Hoofdstuk 39

Over het vagevuur en de aflaten

Andreas Rivetus

39.1Het vagevuur en de aflaten

39.2Stand van het geschil

39.3Definitie

39.4Definitie (2)

39.5Geen louteringsvuur na de dood

39.6Onjuist beroep op de overlevering

39.7Geen Schriftbewijs

39.8Geen Schriftbewijs (2)

39.9Ook niet in de Apocriefen

39.10Weerlegging

39.11Weerlegging (2)

39.12Geen tussenstaat

39.13Getuigenis van de Schrift

39.14De moordenaar aan het kruis

39.15Geen uitzondering, maar regel

39.16Geen uitzondering, maar regel (2)

39.17Onbestaanbaar met de vergeving der zonden

39.18Andere ongerijmdheden

39.19Het voornaamste fundament

39.20Onhoudbaarheid van de onderscheiding van vergeeflijke en doodzonde

39.21Nog een onvast fundament

39.22Verdere ongerijmdheden

39.23Tijdelijke straffen na vergeving der zonde

39.24Beperkt tot dit leven

39.25Onjuiste gevolgtrekking

39.26De aangehaalde Schriftuurplaatsen

39.27Degenen die levend overblijven zullen

39.28Het vagevuur naar verzinsels en fabels verwezen

39.29Geen bewijs in Matth. 5:25

39.30Evenmin in Matth. 5:2, 3 e.a.

39.31Aanhalingen van kerkvader en concilies

39.32Gevolgtrekking uit het bidden voor de doden

39.33Reden voor het bidden

39.34Verschijningen en fabels

39.35Argument uit het nut

39.36Conclusie

Over de aflaten

39.37Samenhang van vagevuur en aflaten

39.38Niet in de Schrift en niet in de oude kerk, definitie

39.39Niet in de Schrift en niet in de oude kerk, definitie (2)

39.40Van welke straf de aflaat bevrijdt

39.41Kool voor schatten, de aflaat schadelijk

39.42Aflaat van straf in het vagevuur

39.43Overtollige genoegdoeningen van Christus en de heiligen

39.44Welke aflaat wij erkennen

39.45Het lijden der heiligen niet genoegdoende

39.46Het lijden der heiligen niet ijdel

39.47De gemeenschap der heiligen vereist de genoegdoening niet

39.48De gemeenschap der heiliging vereist de genoegdoening niet (2)

39.49Genoegdoening der heiligen naast die van Christus gesteld

39.50Genoegdoening van heiligen naast die van Christus gesteld (2)

39.51Geschillen over de aflaten

39.52Bij de oude vaders

39.53Jubeljaren

39.54Luther

TOEGIFT

Hoofdstuk 40

Over de kerk

Hoofdstuk 42

Over de roeping en de functies der kerkedienaren

Johannes Polyander

42.1Kerkedienaren

42.2Kerkedienaren (2)

42.3Kerkedienaren (3)

42.5Instinctus intemus

42.4Kerkedienaren (4)

42.6Ontkend door de socinianen

42.7Weerlegging

42.8Weerlegging (2)

42.9Alleen voor die tijd?

42.10Alleen voor die tijd? (2)

42.11De apostelen brachten geen nieuwe leer

42.12Onjuiste argumentatie van Socinus

42.13Onjuiste argumentatie van Socinus (2)

42.14De wijze der roeping

42.15Onmiddellijke roeping

42.16Middellijke roeping

42.17Buitengewone roeping

42.18Gewone roeping

42.19Gewone roeping (2)

42.20Gewone roeping (3)

42.21De apostelen

42.22De profeten

42.23De evangelisten

42.24Barnabas een apostel in ruimere zin

42.25De herders

42.26De herders (2)

42.27De Leraars

42.28Dienaars van Jezus Christus

42.29Opzieners en ouderlingen

42.30Hiërarchie van menselijke instelling

42.31Wettige roeping door verkiezing en ordening

42.32Kiesrecht

42.33Wijze van verkiezen

42.34In de oude kerk

42.35Voorafgaand onderzoek en afkondiging

42.36Voorafgaand onderzoek en afkondiging (2)

42.37Het ordenen of bevestigen

42.38Het handopleggen

42.39Het handopleggen (2)

42.40Het herdersambt van Goddelijke instelling

42.41De roeping der kerkhervormers

42.42De roeping der kerkhervormers (2)

42.43De roeping der kerkhervormers (3)

42.44De roeping der kerkhervormers (4)

42.45Gave der wonderen niet noodzakelijk

42.46Wonderen van valse profeten

42.47Verschillende ordening wettig

42.48Ordening door roomsen

42.49Successie

42.50Successie (2)

42.51Successie (3)

42.52De paus en Petrus

42.53De paus en Petrus (2)

42.54De paus en Petrus (3)

42.55De paus en Petrus (4)

42.56De paus en Petrus (5)

42.57De paus en Petrus (6)

42.58Conclusie inzake de hiërarchie

42.59De ouderlingen

42.60Twee soorten

42.61Hun ambt

42.62Tot classis of synode brengen

42.63De diakenen

42.64De diakenen (2)

42.65De bediening der sacramenten

42.66Stefanus en Filippus

42.67Stefanus en Filippus (2)

42.68De socinianen concluderen anders

42.69De socinianen concluderen anders (2)

42.70Instemming van christelijke overheid en volk

42.71Instemming van christelijke overheid en volk (2)

42.72Duur der functie

42.73Duur der functie (2)

42.74Bevordering

42.75Bevordering (2)

Toegift

Hoofdstuk 44

Over het sacrament van de (Heilige) Doop

Antonius Walaeus

44.1Het sacrament van de Heilige Doop

44.2Het sacrament van de Heilige Doop (2)

44.3De naam

44.4De vier Dopen

44.5Verdeling van het onderwerp:

44.6Causa efficiens (bewerkende oorzaak)

44.7Causa efficiens (bewerkende oorzaak) (2)

44.8Doop van Johannes en de christelijke dezelfde

44.9Doop van Johannes en de christelijke dezelfde (2)

44.10Doop van Johannes en de christelijke dezelfde (3)

44.11Doop van Johannes en de christelijke dezelfde (4)

44.12Causa administra, bedienende oorzaak

44.13Geen nooddoop

44.14Geen herdoop

44.15Materia en forma

44.16Het teken

44.17Ongepaste vragen

44.18De ritus

44.19De ritus (2)

44.20Bijgelovige toevoegsels

44.21Materia interna

44.22Materia interna (2)

44.23Forma

44.24De unio sacramentalis

44.25De unio sacramentalis (2)

44.26De sacramenten werken niet ex opere operato

44.27Wedergeboorte niet aan het doopwater gebonden

44.28Wedergeboorte niet aan het doopwater gebonden (2)

44.29Geloof en bekering tevoren vereist

44.30Geloof en bekering tevoren vereist (2)

44.31De eigenlijke kracht van de uitwendige Doop bestaat in het verzegelen

44.32Het sacrament verschaft de beloofde zaak

44.33Nut en effect

44.34Nut en effect (2)

44.35Niet beperkt tot zonden voor de Doop begaan

44.36Niet beperkt tot zonden voor de Doop begaan (2)

44.37Niet beperkt tot zonden voor de Doop begaan (3)

44.38Voortdurend van kracht

44.39Voortdurend van kracht (2)

44.40Voortdurend van kracht (3)

44.41Subject en adjuncta

44.42Het subject

44.43Het subject (2)

44.44Het subject (3)

44.45Wie bondelingen zijn

44.46Die goddeloos leven en leren niet toelaten

44.47De kinderen van de gelovigen

44.48De kinderen van de gelovigen (2)

44.49Geen kinderen van ongelovigen

44.50Kinderen dragen niet de ongerechtigheid van de ouders

44.51De adjuncta; één Doop

44.52De tijd

44.53De plaats

44.54Doopgetuigen

44.55Ingeval van onzekerheid dopen

44.56Geen voorwaardelijke Doop

Hoofdstuk 45

Over het Heilig Avondmaal des Heeren

Antonius Thysius

45.1Het Avondmaal des Heeren

45.2Benamingen in de Schrift

45.3Bij de kerkvaders

45.4Leitourgia

45.5De naam ‘mis’

45.6Definitie

45.7Causa efficiens

45.8Causa efficiens

45.9Tijd en plaats van de instelling

45.10Tijd en plaats van de instelling (2)

45.11Na de voetwassing

45.12Na de voetwassing (2)

45.13Na de voetwassing (3)

45.14De gasten

45.15De omstandigheden geen voorschrift

45.16De omstandigheden geen voorschrift (2)

45.17Eerste sacramentele handeling

45.18Materia externa

45.19Kelkonthouding

45.20Het brood

45.21De drank

45.22De drank (2)

45.23De ouwel afgewezen

45.24De ouwel afgewezen (2)

45.25De tweede handeling

45.26De tweede handeling (2)

45.27Formule van consecratie

45.28Derde handeling: het breken

45.29Derde handeling: het breken (2)

45.30Vierde handeling: het geven

45.31Dwaling van de roomsen

45.32De gezegden van Christus

45.33De gezegden van Christus (2)

45.34De pausgezinden spreken de tekenen aan

45.35Neemt, geen offer aan God

45.36Dwaling van de papisten

45.37Eet en drinkt

45.38Het meervoud

45.39Geen aanbidding en rondvoering

45.40De gehoorzaamheid van de discipelen

45.41De verba horistika

45.42De verba horistika (2)

45.43De verba horistika (3)

45.44Touto, hoc, dit

45.45Touto, hoc, dit (2)

45.46Touto, hoc, dit (3)

45.47Carlstadt afgewezen

45.48Roomse opvatting

45.49Consubstantiatores seu Impanatores

45.50Het gezegde

45.51Het gezegde (2)

45.52De uitlegging

45.53Conclusie

45.54Conclusie (2)

45.55Hoe Christus hier beschouwd wordt

45.56Hoe Christus hier beschouwd wordt (2)

45.57Dwaling van de pausgezinden

45.59De copula

45.60De copula (2)

45.61De overdrachtelijke spreekwijze

45.62Er is een troop, 1e bewijs

45.632e bewijs

45.643e bewijs

45.654e bewijs

45.66Laatste argument

45.67Bewijs uit de kerkvaders

45.68De zetel van de troop

45.69Volgens Bucer

45.70Volgens Hoen en Zwingli

45.71Volgens Oecolampadius

45.72Symbool van het lichaam geen symbolisch lichaam

45.73De troop een metonymia

45.74Forma essentialis

45.75Dwalingen

45.76Het redengevende voegwoord ‘want’

45.77Geen manducatio oralis

45.78Het bevel

45.79Het bevel (2)

45.80Het bevel (3)

45.81‘Doen’ geen offeren

45.82Het doel

45.83Het waardig gebruik - beproeving

45.84Het nieuw drinken

45.85Het nieuw drinken (2)

45.86De lofzang

45.87Conclusie

Hoofdstuk 46

Over het misoffer en de misbruiken daarvan

Johannes Polyander

46.1De mis

46.2Afleiding van het woord mis

46.3Afleiding van het woord mis (2)

46.4Afleiding van het woord mis (3)

46.5Het Hebreeuwse woord

46.6Het Hebreeuwse woord (2)

46.7Het Hebreeuwse woord (3)

46.8Het Latijnse woord

46.9Het Latijnse woord

46.10Het Latijnse woord

46.11Bellarminus

46.12Bellarminus

46.13Definitie van de mis

46.14Weerlegging

46.15De mis een schulduitdelgend offer?

46.16Hetzelfde als het kruisoffer?

46.17Een dagelijkse voortzetting

46.18Onbloedig?

46.19Vertegenwoordiging

46.20Vertegenwoordiging (2)

46.21Vertegenwoordiging (3)

46.22Tegenspraak bij Bellarminus

46.23Onder de gestalten van brood en wijn?

46.24Door de priester?

46.25Door God aangesteld?

46.26Secundaire priesters?

46.27Secundaire priesters? (2)

46.28Secundaire priesters? (3)

46.29Secundaire priesters? (4)

46.30Zonder zonde?

46.31Middelaar?

46.32Testamentmaker?

46.33Slechts instrumentele oorzaak?

46.34Tot toepassing van de voldoening?

46.35Christus heeft Zich éénmaal geofferd

46.36In strijd met de instelling van het Heilig Avondmaal

46.37In strijd met de instelling van het Heilig Avondmaal

46.38Strijdig met het doel van het Avondmaal

46.39Hoe de kerkvaders van een offer spreken

46.40Hoe de kerkvaders van een offer spreken (2)

46.41Dankoffers, geen schulduitdelging

46.42Melchizedeks offeren

46.43Melchizedeks offeren (2)

46.44In Hebreeën niets verzwegen

46.45Alle kerkvaders?

46.46Onbloedig slachten?

46.47Tegenwoordige tijd voor iets toekomstigs

46.48De misbruiken - terugval in de schaduwen

46.49De Schuldbelijdenis

46.50Aanroepen van heiligen

46.51Aanroepen van heiligen (2)

46.52Verdiensten en relikwieën van heiligen

46.53Offer voor levenden en doden

46.54Vermengen van water en wijn

46.55Offeren van de beker met wijn

46.65Toverij met wierook

46.57Vermenging van ongelijksoortige dingen

46.58Ongeschonden offers?

46.59De aanbidding

46.60Private mis

46.61Overige misbruiken

Hoofdstuk 47

Over de vijf valse sacramenten van de pausgezinden

Hoofdstuk 48

Over de kerkelijke tucht

Antonius Waleus

48.1De kerkelijke tucht

48.2De kerkelijke tucht (2)

48.3Een bedienende macht

48.4Tweeërlei sleutel

48.5De sleutel van het Woord

48.6Plicht van de gehele kerk

48.7Bijzonder van de predikers

48.8De andere sleutel

48.9Definitie

48.10Definitie (2)

48.11Schriftbewijs voor de tucht

48.12Schriftbewijs voor de tucht (2)

48.13De morele onreinheid

48.14Bij onreinheid uitsluiting van de heiligheden

48.15Het verbod van vreemdelingen en misdadigers

48.16Bewijs uit het Nieuwe Testament

48.17Conclusie

48.18Niet buitengewoon en tijdelijk

48.19De overheid en de tucht

48.20De overheid en de tucht (2)

48.21Door wie te oefenen

48.22Door de bedienaren van Woord en sacramenten

48.23Niet door één alleen

48.24Niet door één alleen (2)

48.25Object

48.26Niet dadelijk uitsluiten

48.27Als er een menigte zondaren zijn

48.28Plicht zich af te scheiden

48.29Bij slecht leven dient onderscheiden

48.30Bij slecht leven dient onderscheiden (2)

48.31Bij slecht leven dient onderscheiden (3)

48.32Geen tucht over niet-medeplichtigen

48.33Geen tucht over niet-medeplichtigen (2)

48.34Forma

48.35Afhouding van het Heilig Avondmaal

48.36Waarop gegrond

48.37Gewoonte van de oude kerk

48.38De grote ban - drie trappen

48.39De grote ban - drie trappen (2)

48.40De satan overgeven

48.41Erastus weerlegd

48.42Erastus weerlegd (2)

48.43Onrechtvaardige uitbanning niet van kracht

48.44Onrechtvaardige uitbanning niet van kracht (2)

48.45Onrechtvaardige uitbanning niet van kracht (3)

48.46Uitsluiting van de kerkelijke gemeenschap

48.47Uitsluiting van de kerkelijke gemeenschap (2)

48.48De burgerlijke omgang

48.49Natuurlijke en morele plichten blijven

48.50Excommunicatie van vorsten

48.51Excommunicatie van vorsten (2)

48.52De inwendige gemeenschap

48.53De inwendige gemeenschap (2)

48.54De inwendige gemeenschap (3)

48.55Voor het tegenwoordige

48.56Niet geheel verworpen

48.57Ook niet in het voornemen Gods

48.58Voor het toekomstige, conditioneel

48.59De vruchten

Hoofdstuk 49

Over de conciliën of kerkelijke vergaderingen

Antonius Thysius

49.1Kerkregering

49.2Aard van de kerkregering

49.3Definitie

49.4De kerkenraad

49.5Meerdere vergadering

49.6Classis, synode

49.7Samenvatting

49.8Samenvatting (2)

49.9Macht van de synode

49.10Van Goddelijke instelling

49.11In het Oude Testament

49.12In het Nieuwe Testament

49.13In later tijd

49.14Paus en kardinalen

49.15Paus en kardinalen (2)

49.16De personen

49.17Wie samenroept

49.18Wie samenroept (2)

49.19Aanmatiging van de roomse opperpriester

49.20Aandeel van de overheid

49.21Aandeel van de overheid (2)

49.22Koningen en keizers

49.23Bij nalatigheid van de kerk

49.24Plicht van de kerk blijft

49.25Aanmatiging van de paus

49.26Het zenden ter synode

49.27Het zenden ter synode (2)

49.28De gezonden personen

49.29Leken niet uitgesloten

49.30De overheid

49.31Gevoelen van de pausgezinden

49.32Verplichting te verschijnen

49.33De paus niet tegenwoordig

49.34De overheid tegenwoordig

49.35De plaats

49.36De tijd

49.37Hoe te beginnen

49.38De kosten

49.39De materie

49.40De materie (2)

49.41De handeling

49.42Wijze van handelen

49.43Het voorzitterschap

49.44De overheid

49.45Geen vóórrecht

49.46Taak van de praeses

49.47Assessoren, scribae

49.48Overige leden

49.49Hun taak

49.50De behandeling

49.51Oordelen

49.52Ter synode citeren

49.53Hoe te behandelen

49.54Waarop te letten

49.55Waarop te letten (2)

49.56De uitspraak

49.57Gematigdheid in liefde

49.58Veroordeling van personen

49.59Schorsing en afzetting

49.60De uitvoering

49.61De uitvoering (2)

49.62Een zaak van de kerk

49.63En van de overheid

49.64Niet zonder kennis van de zaak

49.65Geen ongepaste middelen

49.66Overheidszorg geen ordeverstoring

49.67Rechter is Christus

49.68Het Woord van God als norm

49.69Wijze en doel

49.70Het gezag van de synoden

49.71De apostolische synode en de andere

49.72Schrift en synode als zon en maan

49.73Paus en concilie

49.74De pausen en hun concilies

Hoofdstuk 50

Over de burgerlijke overheid

Johannes Polyander

50.1De burgerlijke overheid

50.2Definitie

50.3Definitie (2)

50.4Verdeling

50.5Verdeling (2)

50.6Monarchie

50.7Monarchie (2)

50.8Monarchie (3)

50.9Tyrannie

50.10Aristocratië, olichargie

50.11Democratie, anarchie

50.12Veelvormige regering

50.13Conclusie

50.14Conclusie (2)

50.15Taak

50.16Causa efficiens principalis

50.17Dwaling van de anabaptisten

15.18Ook goddeloze overheden te dulden

50.19Recht van de lagere overheden

50.20Materia: alle mensen

50.21Dwaling van de canonisten

50.22Dwaling van de canonisten (2)

50.23Bijzondere plicht van de "geestelijken"

50.24Nader bewijs

50.25Verdere weerlegging

50.26Verdere weerlegging (2)

50.27Verhouding van recht van de genade en recht van de natuur

50.28Wanneer Gode meer gehoorzamen

50.29Forma

50.30Forma (2)

50.31Prudentia togata

50.32Prudentia militaris

50.33Prudentia militaris (2)

50.34Waarop de overheid letten moet

50.35God geeft de wetten en zegent

50.36Ook onder het Evangelie

50.37Dwaling van anabaptisten en socinianen

50.38Dwaling van anabaptisten en socinianen (2)

50.39Algemene en bijzondere wijsheid

50.40Taak van de overheid

50.41Taak van de overheid (2)

50.42Voorbeelden

50.43Voorbeelden (2)

50.44Overheid en kerkedienaren

50.45Overeenkomst

50.46Verschil

50.47Verschil met betrekking tot de tucht

50.48Ongelijke eer

50.49Eendracht nodig

50.50Geen aanmatiging

50.51Mozes en Melchizedek

50.52Overheid en verkiezing van kerkedienaren

50.53Niet in strijd met Mozes

50.54Overheid kan afzetten

50.55Hoe met ketters te handelen

50.56Anderer oordeel

50.57Atheïsten en lasteraars

50.58Augustinus

50.59Niet dwingen tot geloof

50.60Geen vrijdenkerij

50.61Geen vrijdenkerij (2)

50.62Roomsen trekken overheidstaak aan zich

50.63Recht van de overheid

50.64Haar plicht

50.65Doel, gebed voor de overheid

Hoofdstuk 51

Over de opstanding des vleses en het laatste oordeel

Andreas Rivetus

51.1Opstanding des vleses en het laatste oordeel

51.2Opwekking en opstanding

51.3Heiden of christen

51.4Loochenaars van de opstanding

51.5Voornaamste fundamenten

51.6De Godsspraken, de opstanding in de zegening besloten

51.7De gevolgtrekking van Christus

51.8Het gezegde van Job

51.9Jesaja en Ezechiël

51.10Daniël

51.11Hosea

51.12In het Nieuwe Testament, Christus

51.13De apostelen

51.141 Korinthe 15

51.15God kan wat Hij wil

51.16Definitie

51.17Causa efficiens

51.18De menselijke natuur

51.19De opstanding van de leden van Christus

51.20Verschil tussen verkorenen en verworpenen

51.21De Heilige Geest

51.22Geen natuurlijke oorzaak

51.23De taak van de engelen

51.24Het lichaam wordt opgewekt, de ziel verdwijnt niet

51.25Hetzelfde lichaam zal opstaan

51.26Hetzelfde lichaam zal opstaan (2)

51.27Dwalingen, Anabaptisten en Socinus

51.281 Korinthe 15:50

51.29Dwaling van Durandus

51.30Dwaling van Durandus (2)

51.31Wie zullen opstaan

51.321 Kor. 15:51

51.33Geen partiële opstanding

51.34De socinianen

51.35Wat leven is

51.36Ongeboren kinderen, mismaakten

51.37Onderscheid van sexe

51.38Misvormdheid

51.39Forma

51.40Uitwendige vorm

51.41Doel

51.42Nut van deze leer

51.43Verzorging van de doden

51.44Verzorging van de doden (2)

51.45Begrip en benaming

51.46Kennis van het gericht

51.47Causa efficiens principalis

51.48Menselijke en Goddelijke natuur

51.49Hoe de gelovigen medeoordelen

51.50Object

51.51Alle mensen

51.52Hun daden, woorden en gedachten

51.53Forma

51.54De uitvoering van het vonnis

51.55Doel

51.56De plaats en de tijd

51.57Samenvatting

51.58Nut van deze leer

Hoofdstuk 52

Over eeuwig leven en dood en de voleinding der wereld

Antonius Waleus

52.1Het hoogste doel van de mens en de voleinding der wereld

52.2Het hoogste doel van de mens en de voleinding der wereld (2)

52.3Definitie

52.4Geloof en aanschouwen

52.5Geloof en aanschouwen (2)

52.6Waarin het begin van het eeuwige leven bestaat

52.7Waarin het begin van het eeuwige leven bestaat (2)

52.8De volle zaligheid

52.9De volle zaligheid (2)

52.10Definitie

52.11Visio Dei

52.12Vragen over het aanschouwen van God

52.13Vragen over het aanschouwen van God (2)

52.14Eigenlijk niet lichamelijk

52.15De scholastieken

52.16De scholastieken (2)

52.17Hoe wij God zullen zien

52.18Hoe wij God zullen zien (2)

52.19Eindig en oneindig

52.20Van Gods welbehagen afhankelijk

52.21Van Gods welbehagen afhankelijk (2)

52.22Wezen en eigenschappen

52.23Besluiten en opera ad extra

52.24Geen Speculum Trinitatis

52.25Uitwerking van het aanschouwen van God

52.26Bewijs

52.26Bewijs (2)

52.28De verheerlijking

52.29De verheerlijking (2)

52.30Verder bewijs

52.31De onuitsprekelijke vreugde

52.32De onuitsprekelijke vreugde (2)

52.33Circumstantiae en adjuncta

52.34Eeuwigheid

52.35De plaats

52.36De hemel geen tijdelijke woonplaats van de zielen

52.37De hemel geen tijdelijke woonplaats van de zielen (2)

52.38Het gezelschap van de zaligen

52.39Het gezelschap van de zaligen (2)

52.40Zullen de zaligen met elkander verkeren?

52.41Bewijs

52.42Gebruik van tong en taal

52.43De klederen

52.44Het onderscheid van sexe, zwaarte van het lichaam

52.45De eeuwige dood

52.46De socinianen

52.47Dwaling van origenisten en anabaptisten

52.48Definitie

52.49De verwerping van Gods aangezicht

52.50De straf van schade en van gevoel

52.51Wijze en zwaarte van de straf

52.52Niet alle straffen gelijk

52.53De plaats

52.54Het einde van de wereld

52.55Zekerheid hiervan

52.56Door vuur

52.57Slechts verandering van de hoedanigheid?

52.58Slechts verandering van de hoedanigheid? (2)

52.59Overeenstemming