Uit al deze dingen is te zien, zowel wat hier over de roomse paus moet worden vastgesteld, die wanneer hij iedere taak van de synode bezet, te weten:
- van aankondigen,
- van voorzitter,
- van rechter,
- ten slotte van goedkeurder,
aan de anderen niets overlaat.
Ja hij stelt met antichristelijke trots en aanmatiging dat hij boven het concilie staat, alsook op welke plaats de conciliën sedert enige eeuwen terug onder de pausen gehouden, te achten zijn, als die noch wettig samengeroepen, noch recht gehouden zijn.
Theodoretus, Ecclesiasticae Historiae, boek 1, hoofdstuk 6.
Constantijn de Grote spreekt op het concilie van Nicea de vaders toe: ‘De evangelische en apostolische boeken en de godsspraken van de oude profeten leren ons duidelijk wat men van God moet begeren. Met verwerping dus van twisting, die de bewerkster is van tweespalt en oorlogen, nemen wij uit de Goddelijk geïnspireerde woorden de oplossing aan van die dingen die gevraagd worden’.
Justinianus I, Novellae [1]37, hoofdstuk 4.
Wanneer echter hetgeen in de canons zeker gesteld is over het bijeenroepen van de heiligste bisschoppen over de afzonderlijke provinciën tot nu toe allerminst onderhouden is, is het noodzakelijk dat allereerst te verbeteren. De heilige apostelen en de vaders hebben dus bepaald, dat er tweemaal in ieder jaar synoden gehouden moeten worden van de heiligste priesters in ieders provincie, en de opkomende zaken onderzoeken, en de passende verbetering ter hand nemen, dat is de ene namelijk in de vierde van de heilige week van Pinksteren, de andere echter in de maand oktober, enz.
Augustinus, Epistula 118, ad Januarii.
Het gezag van de volledige conciliën is zeer heilzaam voor de kerk.
Gregorius de Grote, boek 9, Epistula 110 ad Syagrius, etc.
Ook dit moeten wij bij dit deel van de zorg niet nalaten, wat aangaande het houden van concilies over de parochies, door de voorzorg van de vaders, wegens het nut, is vastgesteld. Vandaar dat het noodzakelijk is, opdat er geen onenigheid onder de broeders zij, en er tussen de vooraangeplaatsten en de ondergeschikten geen haarden van onenigheid zijn, dat de priesters bijeen samenkomen, opdat er samenspreking zij over de voorvallende zaken, en er een heilzame vergelijking (collatio) zij over de kerkelijke waarneming inzover wanneer door deze en het gebeurde verbeterd worde en het toekomstige regeling verkrijge, de Almachtige God door de eendracht van de broederen geprezen worde. Wiens tegenwoordigheid gij moet weten dat u nabij zal zijn, als gij dit zult hebben onderhouden, omdat er geschreven is: Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in hun midden. Als Hij zich dus verwaardigt tegenwoordig te zijn, waar twee of drie zijn, hoeveel te meer zal Hij niet afwezig zijn, waar meer priesters samengekomen zijn.