Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Wijsheid"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.

Boek I - Hoofdstuk 1 De natuur van de godgeleerdheid - de methode van de godgeleerdheid - de gedefinieerde zaak van de godgeleerdheid - de definitie van de godgeleerdheid

1.46Vraagstukken

Waarlijk, ik denk dat er onder de christenen niemand is die zou loochenen dat de godgeleerdheid een leer om voor God te leven door Christus is. Ook al wordt ze op diverse manieren gedefinieerd, die meer in woorden dan in zaken verschillen. Hiermee zullen wij ons nu niet ophouden. 

Daarom zullen wij, in plaats van geschillen, diverse vraagstukken die in de inleidingen op dogmatieken onder de rechtzinnigen zelf geopperd en onderzocht worden, eerder slechts aanroeren dan uitpluizen. 

Eerste vraag: is de godgeleerdheid een wijsheid of eerder een inzicht?

Men vraagt ten eerste: kan men voor de godgeleerdheid een bepaalde hebbelijkheid* gebruiken, uit de intellectuele hebbelijkheden van Aristoteles (ἠθικὰ Νικομάχεια, Ethica Nicomachea, boek 6)? Dat wil zeggen: moet de godgeleerdheid liever een wijsheid dan een inzicht genoemd worden? enzovoort. 

Het gevoelen van anderen 

Er zijn mensen die de godgeleerdheid als een ‘wijsheid’ definiëren, namelijk een allervolmaaktste onderwijsmethode, door een allervolmaaktste hebbelijkheid. Dit behaagt degenen die willen dat de godgeleerdheid een theoretische onderwijsmethode is. 

Er zijn mensen die haar liever willen definiëren als een ‘inzicht’. Dit zijn degenen die willen dat de godgeleerdheid praktisch is. 

Er zijn mensen die geen van beide toestemmen, omdat ze een ‘hebbelijkheid’ is, die niet natuurlijk, maar bovennatuurlijk is. 

Er zijn mensen die stellen dat alle hebbelijkheden van Aristoteles bij haar horen, omdat de godgeleerdheid is:

  • Een begrip, voor zover zij gebracht wordt tot de principes door een eenvoudige* bevatting. 

  • Een wetenschap, voor zover zij de conclusies door te redeneren uit de principes haalt. 

  • Een wijsheid, voor zover zij de principes op een allervolmaaktste manier met de conclusies samenvoegt. 

  • Een inzicht, voor zover zij haar leerstukken richt tot de inblijvende daden.* 

  • Een kunst, voor zover zij haar leerstukken richt tot de uitgaande daden.* 

Ons gevoelen

Het is het veiligst om de middenweg te nemen en te zeggen dat de godgeleerdheid vormelijk* (om zo te spreken) geen enkele hebbelijkheid is, opdat zij de volmaaktheden van alle hebbelijkheden volkomen insluit om alle andere bij wijze van uitmuntendheid uit te sluiten. Hierom hebben wij haar het meest nauwkeurig gedefinieerd als een ‘leer’, die alle andere insluit en zich tot geen van alle beperkt. 

Naar paragraaf

Boek II - Hoofdstuk 13 Gods verstand, kennis en wijsheid

13.1Door het leven van God wordt ten eerste Gods verstand werkzaam

Het leven, dat wij een werkzame kracht van God genoemd hebben, maakt in God als eerste Zijn verstand werkzaam:

  • Niet omdat dit leven Zijn verstand van het vermogen doet overgaan in de daad, want God en al wat Gods is, is een allereenvoudigste daad. 

  • Maar omdat die daad in God bestaat vanuit Zijn leven. 

De eerste volmaaktheid van Gods verstand is Zijn wijsheid

Welnu, de daad (om zo te zeggen) van Gods verstand is Zijn kennis, en de volmaaktheid van Gods verstand is Zijn wijsheid, die allemaal omtrent hun voorwerp, als iets waarachtigs, geordend worden. 

De meeste van deze zaken drukt de apostel uit in de tekst, wanneer hij melding maakt van:

  • Het verstand bij wijze van een vermogen.

  • De kennis bij wijze van de daad.

  • De wijsheid als een deugd en volmaaktheid. 

Deze worden namelijk zo onderscheiden naar onze manier van bevatting. 

Naar paragraaf

13.15De deugd van Gods verstand en kennis is de wijsheid

Nu blijft de deugd van Gods verstand en kennis nog over. Daardoor wordt ze ‘wijsheid’ genoemd, waaraan een zodanige rijkdom ofwel overvloed en wijduitgestrektheid toegeschreven wordt, dat Zijn oordelen en wegen ‘ondoorzoekelijk’ en ‘onnaspeurlijk’ genoemd worden. 

Hierom wordt Hij genoemd:

  • ‘Alleen wijs’ (Rom. 16:27; 1 Tim. 1:17), namelijk bij uitnemendheid en onafhankelijk.

  • ‘Groot van raad’ (Jer. 32:19; Job 12:13), waarin wijsheid en kracht samengaan (Dan. 2:20). 

Hierdoor is Zijn wijsheid ondoorgrondelijk en onnaspeurlijk (Job 11:7,8; vgl. Ps. 147:5; Jes. 40:28; Ps. 139:18). Hierdoor wordt zij vergeleken met de afgrond om haar diepte, met de aarde om haar lengte en met de hemelen om haar hoogte (Job 11:8-9; vgl. Ps. 35:7; 92:6; 1 Kor. 2:8). Zo roept de psalmist uit: ‘Hoe groot’, hoe menigvuldig, ‘zijn Uw werken, o HEERE! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt’ (Ps. 104:24; hiermee stemmen o.a. Ps. 136:5; Spr. 3:19; Spr. 8:30; Jer. 10:12 overeen). 

Naar paragraaf