Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Verklaring van Gods Woord

 

Gekoppelde paragrafen met "Verklaring van Gods Woord"

Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

André Rivet (1572 - 1651)

André Rivet (1572 - 1651)

De Synopsis Purioris Theologiae kan worden beschouwd als het begin van de theologische verwerking van de tijdens de Dordtse synode opgestelde leerregels.

Hoofdstuk 4 Over de volkomenheid van de Heilige Schrift en de nutteloosheid daaraan ongeschreven tradities toe te voegen

4.21Bewijzen uit verschillende getuigenissen

Het negende wordt genomen uit de zeer ernstige vermaning van Jesaja, die iedereen van menselijke bedenksels tot de enige maatstaf van de Schrift van Mozes en de profeten terugroept. ‘Tot de Wet en tot de getuigenis, als zij niet spreken zullen naar dit woord, zullen zij geen vonkje licht hebben’ (Jesaja 8:20). Want als de oude Joodse kerk door Jesaja tot de Schrift alleen onder de Wet beschreven teruggevoerd wordt, dan wordt met gelijke reden, ja met meer, de christelijke kerk naar het getuigenis van het Oude en Nieuwe Testament verwezen.

Naar paragraaf

Hoofdstuk 5 Over de duidelijkheid en de uitlegging van de Heilige Schrift

5.10Er zijn moeilijk verstaanbare dingen in de Schrift

Wij ontkennen echter intussen niet, dat er ook sommige nog al moeilijke dingen in haar voorkomen, gelijk Petrus in het laatste hoofdstuk van de 2e brief getuigt; en die dingen zijn in een meer verborgen stijl overgeleverd, zowel om verachting en tegenzin bij voortdurend lezen verre te houden, als om aanmatiging te bedwingen, en aller ijver op te wekken; als ook ten slotte opdat wij niet anders dan met eerbied, heiliging van onszelf en gebeden ons tot het lezen en onderzoeken daarvan begeven, naar het voorbeeld van David in Psalm 119. Maar wij verzekeren ook weer met dezelfde Augustinus (De doctrina Christiana, boek 2, hoofdstuk 6): dat er aangaande die moeilijkheden bijna niets naar voren wordt gebracht, dat niet elders zeer duidelijk gezegd te vinden is, zodat de Heilige Geest op de meer duidelijke plaatsen de honger bevredigt, en op de meer duistere de tegenzin verdrijft.

Naar paragraaf

5.15Bewijs uit de opschriften

Dit bewijzen ook de opschriften van zeer vele heilige boeken, voornamelijk van de apostolische brieven, die gericht worden aan alle gelovigen, en die de Naam Gods aanroepen; hetgeen zeker van alle reden ontbloot zou zijn, als ze door hen niet gelezen en naar gelang van hun roeping begrepen konden worden, wanneer zij zich op gepaste wijze en met gepasten eerbied tot het lezen daarvan begeven.

Naar paragraaf

5.23De Schrift is haar eigen uitlegster

Om dus deze kwestie naar de norm van het Woord van God recht te verklaren, zeggen wij dat de Schrift haar eigen uitlegster is, of liever God, Die in de Schrift en door de Schrift spreekt, Die in de meer heldere en noodzakelijke plaatsen Zijn wil aan de gelovigen duidelijk aantoont, gelijk hiervoor is aangewezen, maar in de meer duistere plaatsen door vergelijking van die met de meer heldere, diezelfde wil aan hen meer en meer bevestigt.

Naar paragraaf

Niet vergeestelijken

  1. Hoewel de Schrift op vele plaatsen anagogisch (naar de diepere zin), tropologisch (overdrachtelijk), analogisch (naar analogie), en met dergelijke wijzen van uitlegging, tot nut van de kerk kan worden toegepast, zo is toch de enige onmiddellijke en zekere betekenis ervan, de grammaticale of historische zin.
  2. Het is niet geoorloofd allegorieën uit de Schrift op te stellen, tenzij waar de Schrift zelf ons voorgaat, of een noodzakelijke reden uit de Heilige Schrift genomen ertoe dwingt dit te doen.
  3. Hoewel uit de allegorieën en gelijkenissen van de Schrift geen vaste argumenten genomen kunnen worden om het geloof en de zeden te bevestigen, als men op de bijkomstigheden van de allegorieën en gelijkenissen let, worden toch, wanneer men hun voorname doel en oogmerk in het oog vat, daaruit niet minder krachtige argumenten genomen dan uit de andere plaatsen; en derhalve zeggen wij dat dat axioma van de scholastieken: ‘Parabolische theologie is niet bewijskrachtig’, verstaan moet worden, óf van de allegorische verklaringen, voortgekomen uit het menselijk vernuft, óf van de bijkomstigheden van de allegorieën en parabelen (gelijkenissen) alleen.
Naar paragraaf