Klik op één
van de segmenten!
Gods Wil
Gekoppelde paragrafen met "Gods Wil"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.
Boek II - Hoofdstuk 14 Gods waarachtigheid en getrouwheid
14.8Eerste vraag: belagen de gereformeerden door hun hypotheses Gods volstrekte waarachtigheid en leren ze dat God veinst?
Men vraagt ten eerste: belagen de gereformeerden door hun hypotheses* Gods volstrekte waarachtigheid en leren ze dat God veinst?
Lasteringen van verschillende tegenpartijen
Al onze tegenpartijen, hoewel vanuit verschillende hypotheses en in verschillende trappen, komen in hun bevestiging hiervan overeen.
Alle pelagianen en pelagiaansgezinden, pausgezinden, remonstranten en lutheranen stapelen hele wagens met zodanige lasteringen vol, om de gereformeerde kerken bij de hunnen des te krachtiger zwart te maken en om hen van de gemeenschap met de gereformeerden af te trekken en af te schrikken. Zij verbeelden zich dat hun de volgende zaken opvallen:
Enerzijds zegt God in Zijn Woord dat Hij de dood van de zondaar niet wil (Ez. 18:23,32). Anderzijds leren de gereformeerden dat Hij de dood van de zondaar wil en deze door een onveranderlijk besluit van verwerping voorbepaald heeft.
Enerzijds zegt God in Zijn Woord dat Hij wil dat alle mensen zalig worden (1 Tim. 2:4). Anderzijds leren de gereformeerden dat God niet wil dat alle mensen zalig worden.
God biedt aan elk en eenieder Zijn Zoon tot een Verlosser aan, nodigt hen met uitgelezen redenen om de aangeboden Heiland door een levend geloof aan te grijpen en zich van zonden te bekeren. Maar ondertussen wil Hij niet dat alle mensen geloven, zich bekeren en de zaligheid verkrijgen, volgens de leer van de gereformeerden. Dus speelt Hij voor hypocriet.
Bijgevolg zegt God dat Hij wil wat Hij niet wil, en dus is Hij niet in alles waarachtig.
Het ware gevoelen van de gereformeerden
De gereformeerden betuigen daarentegen openhartig en oprecht voor God, dat zij stellen dat God in alles waarachtig is. Zijn woorden komen altijd op het allernauwkeurigst overeen met zowel datgene wat Hij gezegd heeft, als met Zijn zin en mening. Hij wil ook altijd wat Hij zegt dat Hij wil, maar op die manier waarop Hij het wil. Als Hij zegt dat Hij een toekomstige wording ofwel een uitkomst wil, dan gebeurt die uitkomst altijd. Als Hij zegt dat Hij wil dat dit of dat onze plicht is, zodat wij dit of dat zullen doen of nalaten, dan is dit altijd onze plicht, ook al gebeurt het niet daadwerkelijk.
Bovendien onderscheiden de gereformeerden Gods wil in:
Een wetgevende wil,[1] waardoor Hij wil en bepaalt wat wij doen of niet doen moeten, alleen rechtens,* maar niets aangaande de uitkomst.
Een vaststellende en bepalende wil,[2] waardoor Hij wil en bepaalt wat Hij Zelf doen wil, of wat alleen feitelijk* gebeuren of niet gebeuren zal, maar niet wat rechtens al of niet moet gebeuren.
Op deze wijze wil God veel dingen door een wetgevende wil, die niet feitelijk gebeuren. Bijvoorbeeld: Hij heeft rechtens gewild dat Farao Israël zou laten trekken (dat is: Hij heeft gewild dat dit de plicht van Farao zou zijn), wat Hij niet feitelijk gewild heeft.
Integendeel wil Hij dat veel dingen feitelijk gebeuren, bijvoorbeeld alle zonden die er begaan worden, die Hij niet rechtens wil, ofwel, waarvan Hij niet wil dat ze onze plicht zouden zijn.
Dit zullen wij in het volgende hoofdstuk, als God wil, met meer onderscheid voorstellen.
Antwoord op tegenwerpingen
Uit het bovenstaande beantwoorden wij de tegenwerpingen als volgt:
Tegenwerping 1. God wil de dood van de zondaar niet.
Antwoord. Hij wil dit niet door Zijn gebiedende of wetgevende wil, aangezien Hij ernstig wil dat er een onafscheidelijk verband is tussen de bekering van de zondaar en zijn zaligheid. Daarom nodigt Hij ernstig allerlei zondaren tot bekering, en belooft Hij ernstig het leven aan degenen die zich bekeren. Ook al wil Hij het ondertussen niet, door Zijn besluitende wil, anders gezegd: ook al heeft Hij niet van eeuwigheid besloten om aan alle zondaren het geloof en de bekering door Zijn genade toe te brengen, en hen bijgevolg daadwerkelijk zalig te maken.
De mening van de gereformeerden is dus geen andere dan dat God door de wil van Zijn eeuwig besluit niet wil dat alle en eenieder zondaar daadwerkelijk zalig zou worden. Ik weet dat de tegenpartijen dit zelf niet durven zeggen.
Tegenwerping 2. God zegt dat Hij wil dat alle mensen zalig worden.
Antwoord.
De gereformeerden ontkennen niet dat God wil dat alle mensen zalig worden. Maar zij ontkennen dat God wil dat allen en eenieder, hoofd voor hoofd, daadwerkelijk zalig zullen worden. Zij ontkennen dat God dit ergens in Zijn Woord zegt. Hij wil dat ‘allen’ zalig worden, dat is: allen die geloven en zich bekeren, uit allerlei naties en rangen van mensen (Openb. 5:9; 7:9).
Hij wil het door Zijn bevelende wil, dat is: Hij wil aan allen het geloof en de bekering voorschrijven (Hand. 17:30), en de zaligheid ernstig beloven aan hen die geloven en zich bekeren. Hij wil dezen ernstig zalig maken. Maar het is niet zo dat Hij door Zijn besluitende wil zou willen, ofwel van eeuwigheid besloten zou hebben, dat alle mensen daadwerkelijk de zaligheid zullen verkrijgen.
Tegenwerping 3. God zou geveinsd handelen wanneer Hij door zoveel en zulke uitgelezen argumenten de zondaren de zaligheid aanbood, aan wie Hij haar echter niet zou willen toebrengen.
Antwoord. God biedt, volgens de gereformeerden, aan gelovige en zich bekerende zondaren ernstig de vergeving der zonden en de eeuwige zaligheid aan (Ez. 18), hoewel Hij van eeuwigheid niet besloten heeft om aan allen en eenieder aan wie Hij ze aanbiedt, de genade van geloof en bekering te schenken, en dus ook niet om ze zalig te maken. Bijgevolg is God, volgens het gevoelen van de gereformeerden, geen geveinsde.
[1] Ook wel genoemd ‘de wil van Gods bevel’.
[2] Ook wel genoemd ‘de wil van Gods besluit’.
Boek II - Hoofdstuk 15 Gods wil en wilsaandoeningen
15.1Door het leven van God wordt ten tweede Gods wil werkzaam
Het eerste vermogen onder de rationele (redelijke) vermogens, namelijk het vermogen dat zijn voorwerp als waar beschouwt, is het Goddelijke verstand. De behandeling van Gods verstand, met zijn aandoeningen* en volmaaktheden, hebben wij afgerond.
Nu volgt het tweede vermogen: het vermogen dat tot zijn voorwerp gedreven wordt, namelijk het voorwerp dat als goed gekend wordt. Dit zullen wij beschouwen:
Als een vermogen (naar de manier van onze bevatting).
Als een daad.
Als een deugd.
Bij het eerste zullen wij de natuur en de aard van de Goddelijke wil voorstellen.
Bij het tweede Gods aandoeningen, die niets anders zijn dan daden van de wil.
Bij het derde Gods deugden, goedheid, genade, rechtvaardigheid, heiligheid, enzovoort.
In dit hoofdstuk gaat het over Gods wil en Zijn wilsaandoeningen. Hierin zal de psalmist ons voorlichten in Psalm 115:3.