Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Gods onmededeelbare eigenschappen

 

Gekoppelde paragrafen met "Gods onmededeelbare eigenschappen"

Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

Synopsis - Overzicht van de zuiverste theologie

André Rivet (1572 - 1651)

André Rivet (1572 - 1651)

De Synopsis Purioris Theologiae kan worden beschouwd als het begin van de theologische verwerking van de tijdens de Dordtse synode opgestelde leerregels.

Hoofdstuk 6 Over de natuur van God en de Goddelijke eigenschappen

6.22Onmededeelbare en mededeelbare eigenschappen

Die attributen zijn dan van tweeërlei soort, sommige van de eerste soort of onmededeelbare (akoinoonèta); andere van de tweede soort of mededeelbare (koinoonèta).

Naar paragraaf

Hoofdstuk 8 Over de Persoon van de Vader en de Zoon

8.28Goddelijke eigenschappen

De wezenlijke eigenschappen van God worden aan de Zoon ook overal in de Schriften meegedeeld, als daar zijn:

  • eeuwigheid, ‘Verheerlijk gij mij, Vader, bij uzelf, met die heerlijkheid die ik bij u had, eer de wereld was’ Joh. 17:5). En ‘Hijzelf is vóór alle dingen’ (Kol. 1:17). Meer over deze eigenschap in Stelling 9. 
  • oneindigheid en alomtegenwoordigheid, ‘Waar twee of drie in Mijn Naam vergaderd zijn, daar ben Ik in het midden van hen’ (Matth.18:20). En ‘Ik ben met u lieden al de dagen tot aan de voleinding van de wereld’ (Matth. 28:20). Zo sprak Hij op de aarde met Nicodemus, en toch was Hij in de hemel (Joh. 3:13). 
  • alwetendheid, zelfs van de gedachten van de mensen, ‘Christus betrouwde hun Zichzelf niet, omdat Hij hen allen kende’ (Joh. 2:24), en ‘Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb’ (Joh. 21:17). 
  • almacht, ‘Mijn Vader is meer, of machtiger, dan allen enz., Ik en de Vader zijn Eén’ (Joh. 10:29). Zo wordt Hem de krachtwerking toegeschreven, ‘waardoor Hij Zichzelf alle dingen kan onderwerpen’ (Filipp. 3:21). 
  • onveranderlijkheid is ook een dergelijke eigenschap, ‘Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren houden niet op’ (Hebr. 1:12), en ‘Christus Jezus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid’ (Hebr. 13:8).
Naar paragraaf