Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Uitverkiezing"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.

Boek II - Hoofdstuk 15 Gods wil en wilsaandoeningen

15.35Derde praktijk: Gods wil beteugelt de vleselijke redenering in de particuliere predestinatie en verlossing

Op grond hiervan bedwingt en beteugelt Gods wil de onbeschaamdheid van degenen die in het stuk van de particuliere predestinatie, verkiezing, verwerping, verlossing, roeping en bekering, de Goddelijke wil afhankelijk maken van de voorgeziene werken van de schepselen. Daarin zoeken zij de reden waarom Hij deze uitverkoren en gene verworpen heeft, deze verlost heeft en die niet, enzovoort. Alsof God niet vrijmachtig was, en alsof de wil van de hoogste Heere niet met alle recht als een reden geldt. Zou Hij niet met recht tegen zulke eigenwijzen kunnen aanvoeren: ‘Of is het Mij niet geoorloofd te doen met het Mijne wat Ik wil? Of is uw oog boos, omdat Ik goed ben?’ (Matth. 20:15). ‘Of heeft de Pottenbakker geen macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken het ene een vat ter ere, en het andere ter onere?’ (Rom. 9:21). 

Zij bedenken niet dat de wil van God onafhankelijk is. ‘Uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen’, en aan Hem heeft niemand iets gegeven, zodat Hij gehouden zou zijn hem dit te vergelden (Rom. 11:35,36). 

Zij bedenken niet dat de wil van God allerabsoluutst is. ‘Hij ontfermt Zich diens Hij wil, en verhardt dien Hij wil’ (Rom. 9:18). 

Zij bedenken niet dat de wil van God vrij, ja, allervrijst is, en allerwijst is. ‘O diepte der wijsheid en der kennis Gods!’ 

Bijgevolg bedenken zij niet dat wanneer men zo protesteert en tegenspreekt, dit niets anders is dan:

  • De vrijmachtige God rekenschap af te eisen.

  • De Onafhankelijke aan de schepselen te onderwerpen. 

  • De meest absolute Opperheer van Zijn heerschappij te beroven.

  • De Allerwijste te berispen en te corrigeren. 

En wie zal al deze dingen straffeloos gedaan hebben? 

Naar paragraaf