Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Schriftgezag"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.

Boek I - Hoofdstuk 2 De Heilige Schrift

2.60De praktijk aangaande de Schrift in negen gebruiken

Dit staat tegen allerlei tegenpartijen vast: de Schrift is een allervolmaaktst richtsnoer om voor God te leven.

Eerste gebruik: de inscherping van het Schriftgezag bij de toehoorders 

Wat de eerste praktijk betreft, het is in alle opzichten de plicht van leraren en predikers om het Goddelijk gezag van de Schrift de hunnen zowel van de spreek- als van de preekstoel dikwijls en met ernst in te prenten en aan te dringen, en dit niet – zoals echter gewoonlijk gebeurt – als een onaantoonbaar beginsel te vooronderstellen. Dit heeft als doel dat de mensen de Schrift zullen aannemen, ‘niet als der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord’ (1 Thess. 2:13). 

Beweegredenen om het Goddelijke Schriftgezag in te scherpen

Laten zij het volgende bedenken:

  1. De Schrift is het allereerste grondbeginsel van het christendom, het eerste wat men kennen moet en kan. ‘Dit eerst wetende, dat ...’ (1 Petr. 1:20,21). Het neemt in de meeste profetieën dan ook de eerste plaats in: 

    • ... דְּבַֽר־יְהוָֹ֣ה אֲשֶׁ֣ר (devar-Jehovāh ʼašer ...), ‘het woord des HEEREN dat ...’ (Hos. 1:1; Joël 1:1; Micha 1:1).

    • ... כֹּֽה־אָמַר  אֲדֹנָ֨י (kōh-ʼāmar ʼAdōnāy ...),  ‘alzo zegt de Heere ...’ (o.a. Obadja vers 1).

  2. De Schrift is niet alleen het eerste beginsel van de godsdienst, maar ook zijn enige steun en fundament (Ef. 2:20), dat vóór alle andere dingen goed en vast door een geestelijk bouwmeester gelegd moet worden. ‘Ik heb als een wijs bouwmeester het fundament gelegd ...’ (1 Kor. 3:10).

  3. Ja, de Schrift is een zodanig fundament, zonder hetwelk in de toehoorders geen geloof en geen gehoorzaamheid kan zijn of bestaan. Want wat is geloof anders dan toestemmen, omdat God het zegt? Als u dus niet overtuigd en overreed bent dat God gezegd heeft wat alleen in de Schrift gevonden wordt, waar zal het geloof blijven? En wat is gehoorzaamheid anders dan doen wat God geboden heeft? Als u dus niet zeker bent dat God die dingen gezegd heeft die in de Schrift geboden worden, hoe zult u gehoorzamen? Daarom zegt Paulus: ‘Gij hebt het aangenomen, niet als der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord, dat ook werkt in u, die gelooft’ (1 Thess. 2:13). 

  4. Hoe levendiger de overtuiging van dit beginsel bij de toehoorders is, hoe meer ook hun hele christendom, de betrachting van goede werken, het wegvluchten van de zonde, enzovoort, in hen levend zal zijn en zal groeien. Zo zal er een grotere oogst komen van al onze arbeid.

  5. Hoe groot is het getal van degenen die dit gezag van de Schrift óf niet kennen, óf ook zelfs ontkennen, niet alleen buiten de omheining van de christelijke kerk, maar ook in haar eigen ingewanden! Hoe groot is ook het getal van degenen die hier afbreuk aan doen! Hoe groot is het getal van degenen die hieraan twijfelen! Om niet te zeggen dat er nauwelijks iemand, al is hij nog zo’n christen, gevonden wordt, bij wie hierover niet soms ook al enige kleine twijfels ontstaan. 

Naar paragraaf