Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

 

Gekoppelde paragrafen met "Rechtvaardigheid"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.

Boek II - Hoofdstuk 18 Gods rechtvaardigheid

18.1Gods goedheid in de zin van Zijn rechtvaardigheid

Wij hebben gezegd dat Gods goedheid op twee manieren aangemerkt kan worden:

  • Zoals zij zichzelf-meedelend is, waardoor zij anderen tot goeden maakt.

  • Zoals zij begeerlijk is in zichzelf. 

Op de eerste manier is zij als het ware een natuurlijke eigenschap, voor zover haar mededeling plaatsvindt door Gods liefde, genade, barmhartigheid, geduld, lankmoedigheid, goedertierenheid. Zo hebben wij haar tot nu toe beschouwd. 

Op de tweede manier is zij als het ware een zedelijke* eigenschap. Zo kan zij ook weer op twee manieren aangemerkt worden:

  • Relatief, in betrekking tot een vaste regel, waarmee zij op het allernauwkeurigst overeenkomt. Zo wordt zij ‘rechtvaardigheid’ genoemd. 

  • Absoluut, voor zover zij een afkeer heeft van alle zedelijke onreinheid en daarentegen geneigd is tot allerlei zedelijk goed. Zo wordt zij ‘heiligheid’ genoemd. 

De rechtvaardigheid zullen wij in dit hoofdstuk beschouwen, de heiligheid in het volgende hoofdstuk. 

Door de rechtvaardigheid is God geneigd om te handelen volgens de rechtheid van Zijn natuur, als een eeuwige regel. Zij schrijft aan de schepselen een regel voor, ofwel een manier van doen en handelen, dat is: een wet. Ook vergeldt zij óf goed óf kwaad, overeenkomstig de gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid van de schepselen. 

Deze rechtvaardigheid stelt de profeet ons voor in Psalm 119:137

Naar paragraaf