Klik op één
van de segmenten!
Lezen van Gods Woord
Gekoppelde paragrafen met "Lezen van Gods Woord"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.
Boek I - Hoofdstuk 2 De Heilige Schrift
2.67Vierde gebruik: de beoefening van Gods Woord in vier aspecten
Op de liefde tot het Woord van God volgt de vierde praktijk: de beoefening van Zijn Woord.
De inhoud van de betrachting van Gods Woord
In de betrachting van Gods Woord liggen de volgende zaken besloten:
Horen (Neh. 8:1-7; Luk. 10:38; Rom. 10:17).
Lezen (Deut. 17:18; Joz. 1:8).
Onderzoeken (Joh. 5:39) en herkauwen (Ps. 23:2; vgl. Lev. 11:3; Ps. 119:97,148).
Toetsen en beproeven (Hand. 8:11; 1 Joh. 4:1).
Beraadslagen met meer ervaren gelovigen, in duisterder zaken (Deut. 17:8 e.v.; Hand. 8:30,31; Matth. 13:36).
Samenspraak met anderen ofwel elkaar ondervragen (Luk. 18:31; Luk. 24:27; Deut. 6:6).
De noodzaak
Het Goddelijke bevel vereist zo’n betrachting, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament (uit het Oude Testament hebben heel veel Schriftplaatsen hierop betrekking, bijvoorbeeld Deut. 6:6-9; Joz. 1:8,9; Jes. 8:20; Ps. 1:2; en uit het Nieuwe Testament Joh. 5:39; Kol. 3:16; Jud. vers 17).
Ook de voorbeelden vereisen zo’n beoefening:
Bijbelse voorbeelden, zoals van:
David (Ps. 119).
Job (Job 23:12).
De kamerling (Hand. 8:28).
De Bereeërs (Hand. 17:11).
Timótheüs (2 Tim. 3:14,15).
Kerkelijke voorbeelden, zoals van:
Hilarion in Centuriae Magdeburgenses, seu, Historia ecclesiastica Noui Testamenti (Maagdenburgse eeuwen, of, Kerkgeschiedenis van het Nieuwe Testament), vierde eeuw, hoofdstuk 10.
Johannes van Egypte, over wie Caesar Baronius schrijft in Annales ecclesiastici a Christo nato ad annum 1198 (Kerkelijke annalen vanaf de geboorte van Christus tot het jaar 1198), annaal 309.
De Waldenzen, die soms hele boeken van de Schrift, bijvoorbeeld Job, de Psalmen, de Spreuken, op het allernauwkeurigst vanbuiten kenden en opzegden.
Ja, uit de geschiedschrijvers is zeker dat zelfs ook prinsen vermaak geschept hebben in het lezen van de Heilige Schrift, onder anderen Elizabeth I, koningin van Engeland, en haar zus Jane Grey; en György I Rákóczi, de vader van György II Rákóczi, prins van Transsylvanië.[1]
De beweegredenen
Zo’n betrachting wordt aangeprezen door:
De waardigheid en voortreffelijkheid van de zaak zelf, die wij hoofdzakelijk voorgesteld hebben in hoofdstuk 1, § 33, en in dit hoofdstuk, § 62.
De aangenaamheid en zoetheid van deze oefeningen (Ps. 119:14-16,70,72,103; Jer. 15:16; Openb. 10:9,10).
Haar nuttigheid boven alle andere oefeningen, die wij aangetekend hebben op de zojuist genoemde plaatsen (vgl. 1 Tim. 4:8). Daarom wordt in de Talmoed (Sanhedrin) gezegd dat de mens geschapen is לַמְּלֶאכֶת הַתּוֹרָה (lammeleʼket hatōrāh), ‘tot het werk der wet’.
- Haar noodzakelijkheid, omdat wij zonder deze oefeningen niet voor God kunnen leven, niet hier door genade en ook niet hiernamaals door heerlijkheid. Want de Heilige Schrift is, volgens onze grondstelling, ‘de enige regel om voor God te leven’. Bijgevolg zullen wij, buiten de Schrift, voor God dood zijn, enzovoort.
De beloften die door God aan de beoefenaars van de Schrift gedaan zijn (Ps. 50:2,3; Spr. 8:34,35).
De schande, de vele en grote gevaren en kwade dingen die met het verwaarlozen van Gods Woord verbonden zijn (Spr. 13:13; vgl. § 65).
De manier
De manier van deze oefeningen moet ook in acht genomen worden. Ze moeten:
Voortkomen uit een oprechte liefde tot en begeerte naar het Woord (Ps. 119:143; Ps. 1:2).
Plaatsvinden met:
Afzondering van allerlei andere zorgen en bezigheden (Luk. 8:7).
Een voorgesteld wettig oogmerk om te leren en om te doen (Jak. 1:22-26).
Aanwending van ijver, waardoor wij onderzoeken (Joh. 5:39).
Aanhoudendheid, dag en nacht (Ps. 1:2).
Eenvoudigheid* van hart (2 Kor. 1:12).
Gebeden (Ps. 119:18; Ps. 25:4).
Daadwerkelijke praktijk (Ps. 25:5).
Vergelijk Johannes Hoornbeeck, De studio Verbi Divini (De studie van het Goddelijk Woord), en Theologia practica (Praktische theologie), boek 1, hoofdstuk 3.
[1] Historische regio in het huidige Roemenië.