Klik op één
van de segmenten!
God de Zoon
Gekoppelde paragrafen met "God de Zoon"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 2
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 2/6 - De werken van God - De zonde van de mens.
Boek III - Hoofdstuk 1 Gods daden en besluiten
1.6De manier van werken die aan de Goddelijke Personen bijzonder eigen is
Gods werkingen (namelijk de uitwendige, ofwel de werkingen naar buiten) kunnen in tweeërlei opzicht aangemerkt worden:
Voor zover ze voortvloeien van het Wezen, ofwel van de almacht die een en hetzelfde is als het almachtige Wezen (hierover ging het eerder uitvoerig).
Voor zover ze voortvloeien van de Personen.
In dit laatste opzicht komt ons voor:
De samenwerking van de Personen, waardoor Zij allen onafscheidelijk hetzelfde werken (Joh. 5:17,19), aangezien, volgens het bekende gezegde, Gods werken naar buiten ongedeeld zijn (Joh. 16:13,14). Hierom:
Werkt iedere Persoon van Zichzelf, namelijk zoveel de werkende kracht aangaat (Joh. 5:26), want een en dezelfde kracht om te werken is aan alle Personen gemeenschappelijk.
Heeft in die werkingen geen voortreffelijkheid van deze of gene Persoon boven de andere Persoon plaats, omdat Zij allen door een en dezelfde kracht werken (Joh. 5:21,23).
De onderscheiden manier van werken van de bijzondere Personen, waardoor elke bijzondere Persoon werkt naar Zijn bijzondere wijze van bestaan:
De Vader van Zichzelf, door de Zoon en de Heilige Geest.
De Zoon van de Vader, door de Heilige Geest.
De Heilige Geest van de Vader en de Zoon, door Zichzelf.
Dit hebben wij geleerd in boek 2 [deel 1], hoofdstuk 24 over de Drie-eenheid.
De bijzondere toeschrijving, waardoor een werk dat anderszins aan de drie Personen gemeenschappelijk is, om een bijzondere reden aan een Persoon in het bijzonder toegeschreven wordt. Hierom wordt aan de eerste Persoon het eerste werk naar buiten, namelijk de schepping, en de eerste uittekening van het werk der verlossing door de predestinatie toegeschreven. Aan de tweede Persoon wordt de verlossing toegeschreven, omdat Hij die door Zijn bloed verworven heeft. En aan de derde Persoon komt in het bijzonder de heiligmaking met al het bijbehorende toe, omdat Hij die onmiddellijk beïnvloedt en werkt.
De eindbedoeling van de werking, waardoor het einddoel (terminus) van een zekere werking die aan alle Personen gemeenschappelijk is, aan één Persoon in het bijzonder eigen is. Zo wordt het einddoel (namelijk de menselijke natuur) van de actieve vleeswording die aan de drie Personen gemeenschappelijk is, in het bijzonder betrokken op de tweede Persoon, Die de mensheid aanneemt.