Klik op één
van de segmenten!
Dwaling: verstand heerst over het Woord
Gekoppelde paragrafen met "Dwaling: verstand heerst over het Woord"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.
Boek I - Hoofdstuk 2 De Heilige Schrift
2.22Weerlegging van tegenstanders
Tot nu toe hebben wij met vrienden gehandeld op een opbouwende wijze. In het vervolg zullen wij met de vijanden van dit onderwerp moeten handelen op een afbrekende wijze.
Die vijanden brengen wij onder in twee groepen: ongelovigen en zogenaamde christenen.
In de eerste soort komt de eerste plaats toe aan de heidenen, de tweede aan de mohammedanen en de laatste aan de Joden.
Vraag voor de heidenen: is er enig geschreven Woord van God?
De eerste plaats, zeg ik, komt met recht de heidenen toe. Met hen wordt gedisputeerd over de vraag: is er enig geschreven Woord van God?
De heidenen wijzen de gehele besturing van ons leven aan de rede toe en zeggen dat deze, in zichzelf wel te verstaan, ongeschonden is. Daarom verwerpen zij alle noodzakelijkheid van een Goddelijke openbaring. Of, áls zij die al enigszins erkennen, stellen zij hun orakels, bijvoorbeeld van Jupiter Hammon en van Delphi, in de plaats van een Goddelijke openbaring. Daarentegen stellen alle christenen vast dat er een Goddelijke openbaring in een geschreven Woord noodzakelijk is, al zijn ze op een verschillende manier en in een verschillende mate van gedachten dat er een Goddelijk* geloof (fides divina) en gehoorzaamheid in de godsdienst noodzakelijk is.
Om dus de heidenen indien mogelijk te overtuigen, moeten wij hier opnieuw noemen wat wij al eerder geleerd hebben (zie § 4). Bovendien moeten wij trachten om niet alleen de onoverwinnelijke slagorden van argumenten in gereedheid te hebben, maar die ook in een gepaste volgorde te rangschikken.
De algemene waarheid van de Schrift met zes argumenten
Hiertoe moeten wij trapsgewijs eerst de waarheid van de Schrift in alle opzichten bewijzen, en daarna haar Goddelijke gezag. Wij zullen de waarheid door die hulpmiddelen naar wens bewijzen en verkrijgen door de volgende zaken:
Laten wij zorgvuldig onderzoeken welke geschriften de heidenen hebben met wie wij nu te doen hebben, die zij voor ware geschriften erkennen. Als wij daarna nagaan om welke redenen zij geloven dat ze waar zijn, en er redenen gevonden worden die waar zijn, dan zult u die gemakkelijk op onze Schriften kunnen toepassen.
Benoem eerst zelf de kenmerken en blijken dat enig geschrift waar is, en pas ze dan op onze Heilige Schrift toe. Dit zijn duidelijke kenmerken:
Als de schrijvers eerlijke en oprechte mannen zijn geweest.
Als zij niet hun eigen zaak, waaruit voor hen enig werelds voordeel zou hebben kunnen voortvloeien, behandeld hebben, maar de zaak van een ander.
Ja, als zij een zodanige zaak behandeld hebben waaruit voor hen niets anders dan gevaren, schade en verderf konden ontstaan.
Als meer zulke schrijvers dan één in een en dezelfde zaken zo nauwkeurig overeenstemmen.
Als zelfs hun vijanden de gebeurde zaak niet ontkennen, maar die alleen tot andere oorzaken herleiden.
Als zij zaken vertellen uit dezelfde tijd waarin zij leven.
Als u deze en dergelijke kenmerken in onze Heilige Schrift aantoont (wat op een gemakkelijke manier gedaan kan worden), zult u ongetwijfeld verkrijgen dat onze Schrift volkomen waarachtig is.
Voeg er een argument bij dat ontleend is aan de inhoud van de Heilige Schrift. Haar inhoud (voor zover ze althans onder de rede staat) stemt zeer nauwkeurig met de rechte rede* (ratio recta) overeen, want:
Hetzij de inhoud zedelijke* zaken betreft, de Heilige Schrift heeft niets wat met de rechte rede in strijd is, zelfs niet wanneer de zedenschrijvers onder de filosofen hierin rechters zijn. De rechte rede eist hierin ook niets of de Heilige Schrift eist het veel volmaakter.
Hetzij de inhoud historische dingen betreft, u zult zien dat onze Schrift in alles met de gebeurde zaken overeenkomt. Dit zal ook gemakkelijk blijken, zowel uit de inductieve* redeneringen als uit het antwoord op de tegenwerpingen.
Hieruit vloeit voort dat er in de Heilige Schrift niets is wat met de rede in strijd is.
Neem de natuurlijke godgeleerdheid, zowel in de theoretische als in de praktische hoofdzaken. Of, als u zich op beknoptheid toelegt, neem dan die hoofdzaken die door de tegenpartijen erkend en beleden worden. Toon vervolgens aan dat juist diezelfde zaken, en wel op een veel volmaaktere wijze, door onze Heilige Schrift geleerd worden. Zo zult u des te gemakkelijker in de overige ofwel bovennatuurlijke dingen het geloof van anderen inwinnen voor de Heilige Schrift. Want er is toch geen reden waarom men zou vermoeden dat zij die in natuurlijke en bekende dingen, altijd en overal, volkomen waarachtig blijkt te zijn, in bovennatuurlijke en onbekendere zaken onjuist zou zijn.
Ja, laat ook de waarheid van bovennatuurlijke leerstukken (in elk geval wat betreft de mogelijkheid en waarschijnlijkheid) bewezen worden uit de beginselen van de natuur (althans zoveel mogelijk), voordat men onderneemt de Goddelijkheid van de Schrift te bewijzen.
- Laat hierop de beantwoording volgen van alle tegenwerpingen die tegen de waarheid van de Schrift worden ingebracht.
2.45Vierde vraag: moet de Schrift door het gewone volk gelezen worden?
Men vraagt ten vierde: moet de Heilige Schrift, in de gewone talen overgezet, door het gewone volk gelezen worden?
De rechtzinnigen bevestigen dat, om deze redenen:
1. God gebiedt het (Deut. 6:6-8; Deut. 30:11,12; Jes. 34:16; Joh. 5:39; Luk. 16:29; Kol. 3:16; Kol. 4:16; 1 Thess. 5:27).
2. Het lezen van de Schrift is voor de Israëlitische kerk vertrouwd geweest (Hand. 15:21; Hand. 8:30; Hand. 17:11).
3. God keurt dat lezen uitermate goed (Ps. 1:2; Ps. 119:2; Hand. 17:11; 2 Petr. 1:19; Openb. 1:3).
4. De gebruiken en nuttigheden van de Schrift behoren zonder onderscheid tot allen (Rom. 15:4; Joh. 20:31; 2 Tim. 3:16,17).
Antwoord op roomse tegenwerpingen
De pausgezinden ontkennen het, opdat hun allerslechtste leer niet aan het gewone volk bekend zal worden, en om het volk des te gemakkelijker te doen afhangen van de heerschappij van de paus. Zij hebben deze redenen:
Tegenwerping 1. Sommigen verdraaien de Schrift tot hun eigen verderf (2 Petr. 3:16).
Antwoord. Niet door de schuld van het lezen, maar door hun eigen schuld.
Tegenwerping 2. Er worden overal gruweldaden in de Heilige Schrift verteld, waardoor gemakkelijk ergernis voor de onwetenden zou kunnen ontstaan.
Antwoord. Dit gebeurt door accidentele* omstandigheden bij de lezers, niet door de schuld van de Schrift of van het lezen.