Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Bijbelvertaling

 

Gekoppelde paragrafen met "Bijbelvertaling"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.

Boek I - Hoofdstuk 2 De Heilige Schrift

2.11Edities in de moedertaal

Maar de Heilige Schrift is aan die talen niet zo gebonden dat ze niet, tot algemeen nut voor de kerk, in andere talen overgezet zou kunnen en ook moeten worden. In al die talen worden de versies voor authentiek* gehouden voor zover zij de brontekst uitdrukken, waaraan zij altijd getoetst moeten worden. Daarom is de Goddelijke voorzienigheid in het bewaren van de bronteksten altijd zo voortreffelijk en aanbiddelijk geweest. Niet alleen opdat ze niet geheel verloren zouden raken, maar ook opdat ze niet door het verlies van een boek verminkt, of door een zware fout misvormd zouden worden. 

Ondertussen is van de oudste vertalingen zelfs niet één vertaling ongeschonden tot ons overgekomen. Bijgevolg zegt Guilielmus Amesius in Medulla theologica (Merg van de godgeleerdheid), boek 1, hoofdstuk 34, § 32-33:

Uit menselijke vertalingen kunnen al die dingen verstaan en begrepen worden, die noodzakelijk zijn tot zaligheid, als ze maar in de wezenlijke delen met de brontekst overeenkomen. Dit is het geval met alle vertalingen die door de kerk aanvaard zijn, hoewel ze in niet weinig kleinigheden verschillen en gebrekkig zijn. Toch moet men niet in allerlei vertalingen berusten, maar men moet met alle godvruchtigheid en ijver zorgdragen dat er een meest zuivere en meest nauwkeurig verbeterde vertaling aan de kerk voorgesteld wordt.

Naar paragraaf

2.43Derde vraag: moet de Schrift in de moedertalen overgezet worden?

Men vraagt ten derde: moet de Schrift in de moedertalen overgezet worden? 

De protestanten zeggen ‘ja’, en wel om deze redenen:

  1. God Zelf heeft de Schrift laten beschrijven in de talen die de moedertalen van de kerk waren, de Hebreeuwse, Chaldeeuwse en Griekse. 

  2. Het lezen van de Heilige Schrift ligt als verplichting volstrekt op alle gelovigen (Joh. 5:39), wat wij zo dadelijk zullen bewijzen. Dus moet ze worden vertaald.

  3. Het gebruik en de nuttigheid van de Schrift, namelijk stichting en opbouwing, vertroosting, vermaning en opwekking, verheerlijking van God, enzovoort (2 Tim. 3:16,17), behoort tot allen en eenieder. Dus moet ze vertaald worden.

  4. De godsdienst moet in gewone, bekende talen verricht worden (1 Kor. 14). Dus moet de Schrift vertaald worden, omdat buiten dat er geen dienst van God verricht kan worden.

  5. De Schrift is voor de kerk van het Oude Testament in de gewone talen overgezet geweest, zoals bijvoorbeeld de Chaldeeuwse Parafrase, de Hexapla en de Octapla[1] van Origenes aantonen. 
     

[1] De Hexapla (‘zesvoudig’) en de Octapla (‘achtvoudig’) waren synopsissen. Ze bevatten respectievelijk zes en acht versies van het Oude Testament in Hebreeuws en Grieks.

Naar paragraaf