Klik op één
van de segmenten!
Barmhartigheid
Gekoppelde paragrafen met "Barmhartigheid"
Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1
Petrus van Mastricht (1630-1706)
Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.
Boek II - Hoofdstuk 17 Gods liefde, genade, barmhartigheid, lankmoedigheid en goedertierenheid
17.20God komt barmhartigheid toe
Uit de liefde wordt gezien en begrepen wat Gods genade is. Zo wordt vervolgens uit de genade gezien en begrepen wat de barmhartigheid is.
Dit wordt bewezen uit de Schrift
Barmhartigheid wordt overal in de Schrift aan God toegeschreven. Zij wordt Hem niet op één manier toegeschreven, maar zelfs in een trap van uitnemendheid, als er in de tekst bovenaan dit hoofdstuk, Exodus 34:6, gezegd wordt: רַב־חֶ֥סֶד (rav-ḥesed), ‘wijd’ of ‘overvloedig in barmhartigheid’. Zo lezen we elders:
‘De Vader der barmhartigheden’ (2 Kor. 1:3).
‘Rijk in barmhartigheid’ (Ef. 2:4; 1 Petr. 1:3).
In Hem is een veelheid van barmhartigheden (Ps. 51:3).
Hij is teer in barmhartigheid (Ps. 25:6; Luk. 1:58).
In Hem zijn ‘ingewanden’ van barmhartigheid (Ps. 40:12, volgens het Hebreeuws). Daarom wordt Hij רַח֖וּם (raḥum), als het ware ‘vol ingewanden’, genoemd. In het Nieuwe Testament worden aan Hem σπλάγχνα, ‘ingewanden’, toegeschreven (Luk. 1:78), die Hem Zijn σπλαγχνίζεσθαι, ‘innerlijk met ontferming bewogen zijn’, afdwingen (Matth. 15:32; Mark. 8:2; Mark. 1:41; Mark. 6:34).
Dit wordt bevestigd met redenen
Volgens wat we eerder gezegd hebben, wordt aan God toegeschreven:
Goedheid, die zichzelf-meedelend is.
Liefde, die een neiging tot een zaak is.
Genade ofwel onverschuldigde liefde.
Wie zal dan durven zeggen dat Hem ook niet barmhartigheid toekomt? Deze is, zoals wij nog zullen zeggen, niets anders dan genade jegens ellendigen, want ellendigen hebben Zijn goedheid, liefde en genade het allermeest nodig.
Ik zal eraan toevoegen dat barmhartigheid bij de mensen valt onder de volmaaktheden, onder de deugden die de edelmoediger geesten doorgaans het allermeest bezitten. Ja, zij bezitten deze door mededeling van God, als van ‘de Vader der barmhartigheden’ (2 Kor. 1:3). Wie zou dan aan Hem de ontferming, de barmhartigheid, weigeren?