Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Gekoppelde paragrafen met "Geweten"

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Theoretisch-praktische godgeleerdheid - Deel 1

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Petrus van Mastricht (1630-1706)

Deel 1/6 - De voorkennis van de godgeleerdheid - Het geloof in God.

Boek I - Hoofdstuk 1 De natuur van de godgeleerdheid - de methode van de godgeleerdheid - de gedefinieerde zaak van de godgeleerdheid - de definitie van de godgeleerdheid

1.23Tweede vraag: is er enige natuurlijke godgeleerdheid?

Men vraagt ten tweede: is er enige natuurlijke godgeleerdheid, zowel aangeboren als verkregen?

Het gevoelen van verschillende partijen

Enerzijds dwalen hier:

  1. Degenen die aan de natuurlijke godgeleerdheid al te veel toeschrijven, zoals de scholastici onder de pausgezinden doen. Wanneer zij uit de geopenbaarde godgeleerdheid volstrekt niets kunnen bijbrengen om hun transsubstantiatie en andere bijgelovigheden staande te houden, nemen ze de toevlucht tot hun filosofische godgeleerdheid, die het dichtst bij de natuurlijke godgeleerdheid komt. Hierover straks meer. 

  2. Degenen die over een of andere algemene godgeleerdheid dromen, waardoor iedereen in zijn godsdienst zalig zou kunnen worden, zoals bijvoorbeeld Campanella. Daar zijn de socinianen niet ver vandaan, wanneer zij tot zaligheid alleen maar enkele dingen aangaande God en Christus als noodzakelijk om te geloven vereisen. 

  3. Degenen die, in navolging van Plato, leren dat de denkbeelden* van alle zaken, ook zelfs van godgeleerde zaken, de mens aangeboren zijn. Zij stellen dat al onze betrachting bestaat in de beschouwing en de opwekking daarvan. Zij menen dat niets voor waarheid aangenomen moet worden wat zij niet in die denkbeelden vinden, door een duidelijke en onderscheiden bevatting. Tegen hen hebben wij in ons boek Novitatum cartesianarum gangraena (Gangreen[1] van cartesiaanse nieuwigheden) gedisputeerd. 

Anderzijds dwalen hier:

  1. De socinianen, zoals Socinus en Ostorodt, die volstrekt alle natuurlijke godgeleerdheid, zowel de aangeboren als de verkregen godgeleerdheid, loochenen. Dit doen ze ongetwijfeld om niet genoodzaakt te worden te erkennen dat de mens geschapen is met een oorspronkelijke gerechtigheid, die de kennis van Goddelijke zaken insloot (Kol. 3:10). 

  2. Hierbij komt ook Crellius, met meer anderen van dat slag mensen. Hij ontkent met Socinus de aangeboren godgeleerdheid. Hij erkent echter niet alleen de verkregen godgeleerdheid, maar hij verdedigt die ook uitvoerig met een opstapeling van bewijzen. 

Het gevoelen van de gereformeerden

De gereformeerden aanvaarden wel beide de aangeboren en de verkregen godgeleerdheid. Zij verstaan daaronder echter niet een dadelijke* godgeleerdheid, die alle mensen en eenieder, zelfs tot de kleine kinderen en de verstandelijk beperkte mensen toe, daadwerkelijk zouden hebben. Ook verstaan zij daaronder niet een godgeleerdheid die tot zaligheid genoegzaam is. Maar zij verstaan daaronder een godgeleerdheid die – alle openbaring buiten beschouwing gelaten – vanzelf geboren wordt uit de redelijke natuur waarmee iedereen geschapen wordt, op bijna dezelfde manier als van het redeneren gezegd wordt dat het de mensen aangeboren is. 

Zij die deze natuurlijke godgeleerdheid ontkennen, worden weerlegd uit:

  1. De Heilige Schrift (Rom. 1:19,20; Rom. 2:14,15; Ps. 19:2,3; Ps. 104; Hand. 14:15), zo dikwijls als zij leert dat de heidenen de Goddelijke zaken uit de rede doorzagen, zonder openbaringen.

  2. Het geweten, dat van nature de goede of de kwade daden ontschuldigt en beschuldigt (Rom. 2:15). 

  3. De overeenstemming van de volkeren, die door de scheepvaart van de Portugezen, de Engelsen en de Nederlanders overbekend geworden is.

  4. De ervaring, die overal in zoveel geestelijke, zedenkundige,* huishoudkundige en staatkundige geschriften voorkomt. 

Wat de tegenwerpingen van de tegensprekers betreft, die doen alleen maar het volgende:

  • Daardoor wordt de natuurlijke godgeleerdheid weerlegd die óf van nature met allen en eenieder daadwerkelijk en altijd samenbestaat,* óf genoegzaam is tot zaligheid. Een zodanige godgeleerdheid aanvaarden ook wij niet. 

  • Daardoor wordt besloten – uit het met de mond ontkennen van Gods bestaan, uit het met het hart gewenste niet-bestaan van God en uit een Godloochenend leven – dat er mensen zijn die van alle gevoel van een Godheid geheel en al ontbloot zijn (vgl. Ps. 10:4; Ps. 14:1; Tit. 1:16). 

 

[1] Gangreen (of koudvuur) is een infectie waarbij afstervend weefsel het omliggende, gezonde weefsel aantast.

Naar paragraaf

1.53Een drievoudig richtsnoer

Ten tweede moeten wij al onze daden tot dat oogmerk richten, volgens het rechte richtsnoer dat ook weer drievoudig is:

  1. Het Woord van God (Ps. 119:17; Gal. 6:16).

  2. Het leven van Christus, naar Wie wij christenen genoemd worden. Zijn leven prijst Hij Zelf ons aan (Matth. 11:29), en Paulus belijdt dat hij het nagevolgd heeft (1 Kor. 11:1). Daardoor is het dat Christus in ons leeft (Gal. 2:20) en in ons uitblinkt en doorstraalt (2 Kor. 4:10). Zijn leven is voor ons leven een allernauwkeurigst voorbeeld en voorschrift.

  3. Ons eigen geweten, dat door Gods Woord terdege onderricht en gevormd is (Hand. 24:16). Het geweten is een richtsnoer en ook een aan God ondergeschikte rechter.

Naar paragraaf

Boek II - Hoofdstuk 2 Gods bestaan en de kennis van Hem

2.12Eerste getuigenis: van het geweten

Laat dus het eerste getuigenis tevoorschijn komen, dat ieders geweten aan God geeft. Op deze manier wordt gezegd dat ‘hetgeen van God kennelijk is, in hen openbaar is’ (Rom. 1:19,20), namelijk voor zover het geweten ontschuldigt of beschuldigt, vervrolijkt of verschrikt (Rom. 2:15; Jes. 33:14; Jes. 57:20; Mark. 6:14,16). 

Hiervan zijn niet alleen voorbeelden voorhanden in de Heilige Schrift (Gen. 42:21), maar ook in de ongewijde geschiedenissen, van: 

  • Nero. Toen hij Julia Agrippina omgebracht had, werd hij daarover meermalen door haar geest verschrikt (naar zijn mening). 

  • Caligula. Wanneer het donderde en bliksemde, was hij gewoon zichzelf te verschuilen uit een bewustheid van zijn gruweldaden. 

  • Richard III, koning van Engeland. Na zijn begane struikroverijen en moordpartijen, werd hij gepijnigd door krankzinnig makende dromen, als door beulshandelingen van de satan. Vergilius zegt van hem: ‘Ik geloof dat het niet een droom, maar de bewustheid van zijn gruweldaden was.’ Vandaar de uitspraak van Statius: Primos in orbe deos, fecit timor, ‘vrees heeft allereerst de goden in de wereld ingevoerd’. 

Vergelijk Hugo de Groot, De veritate religionis Christianae (De waarheid van de christelijke religie), boek 1. 

Daarentegen kunnen de godvruchtigen, uit een bewustheid van een Godheid, zelfs in de banden zoet zingen (Hand. 16:25), gerust slapen (2 Kor. 11:7) en in de ergste gevaren triomferen en juichen (Ps. 3:6,7; 1 Sam. 30:6; Ps. 46:1,2). 

Horatius zegt: Si fractus illabatur orbis, impavidum feriebt ruinae, ‘als de wereld breekt en instort, zullen de puinhopen een onverschrokken gemoed niet treffen’. 

Waar komt dat alles anders vandaan, dan omdat zij de stem van Gods wet, in hun harten ingeschreven, als het ware voor de rechterstoel horen, hetzij veroordelend, hetzij vrijsprekend?

Naar paragraaf