Navigatie

Klik op één
van de segmenten!

Gekoppelde paragrafen met "Ongerechtigheid"

Handboek Dogmatiek

Handboek Dogmatiek

Johannes à Marck (1656-1731)

Johannes à Marck (1656-1731)

Het boek is een heruitgave van het bekende theologisch naslagwerk ‘Het merg van de christelijke godgeleerdheid’.

Hoofdstuk 15 De zonde de mens, en haar verschillende soorten

15.2De verklaring van de namen voor ‘zonde’

Wij beginnen deze verhandeling met de zonde, omdat die vooropgaat en de straf voortbrengt. 

Verschillend zijn de zinspelingen die men in haar Latijnse naam (peccatum) vindt. 

In het Hebreeuws betekent de gewone naam ‘zonde’ (chatta) zoveel als een ‘afdwaling’ van het rechte doelwit en de weg die daartoe leidt, zoals men van de Benjaminieten leest dat zij ‘slingerden met een steen op een haar, dat het hun niet miste’ (Richt. 20:16). Hierop wordt gedoeld in Psalm 25:8: ‘...; daarom zal Hij de zondaars onderwijzen in den weg’, en in Psalm 51:15: ‘Zo zal ik de overtreders Uw wegen leren; en de zondaars zullen zich tot U bekeren.’ 

Men mag niet, met sommige Joden, dit woord beperken tot de afdwalingen van de jeugd onder de twintig jaar. Verder vindt men bij bij de Joden in het Hebreeuws veel andere namen, ‘verkeerdheid’, tegenover de gepaste rechtheid, ‘ongerechtigheid’, tegenover recht en billijkheid, ‘weerspannigheid’, ‘trouweloosheid’, ‘afval’, ‘afwijking’, ‘goddeloosheid’, ‘boosheid’, enz. Deze namen kunnen soms op de een of andere wijze onderling worden onderscheiden. 

In het Grieks komen dergelijke namen ook veel voor (hamartia en harmartēma), evenals die van ‘overtreding’, ‘ongehoorzaamheid’, ‘val’, ‘struikeling’, ‘schuld’, enz., soms in een bredere en soms in een meer bepaalde zin gebruikt. 

Verder moet men erop letten dat door de zonde en de ongerechtigheid wordt verstaan:

1. De straf op de zonde. Zo vertalen sommigen de woorden van Kaïn: ‘Mijn misdaad is groter dan dat zij vergeven worde’ (Gen. 4:13), als: ‘Zij is te groot om te dragen voor mij.’ Die betekenis wordt gewoonlijk gegeven aan de Schriftplaats: ‘..., opdat gij in de ongerechtigheid dezer stad niet omkomt’ (Gen. 19:15). 

2. De offerande die tot verzoening van de zonde bestemd is. Zo wordt het woord ‘zonde’ met ‘zondoffer’ vertaald (Ex. 30:10), en wordt van Christus gezegd dat Hij ‘zonde voor ons gemaakt’ is (2 Kor. 5:21). 

3. In eigenlijke zin, de overtreding van de wet, zowel beschouwd in de gehele daad als bijzonder in haar onbetamelijkheid en gebrek. Ook denken wij hier niet na over de zonde van de engelen, maar van de mensen. 

Naar paragraaf